OPNEMING DESKUNDIGEN

Indien de R. R. van oordeel is, dat de zaak door een

•onderzoek of eene opneming van deskundigen kan worden toegelicht, kan hij die deskundigen, op verzoek van partijen of eene derzelve, of ambtshalve, benoemen en tevens dag

•en uur bepalen, waarop zij ter terechtzitting den eed zul-len afleggen.

Als partijen oordeelen, dat één deskundige volstaat en komen zij omtrent dien deskundige overeen, geven zij den naam van den persoon op. Doen zij dat niet, benoemt de R. R. drie deskundigen.

Er wordt op gewezen, dat al benoemt de R. R. ambts-halve drie deskundigen, de kosten, die zij opgeven, niet

•door ZEdGr. betaald worden, maar altijd door de partij, die in 't ongelijk gesteld is. Kan men niet dadelijk over-eenkomen omtrent de deskundigen, dan kan uitstel ge-vraagd worden en in den regel wordt dit verleend tot een naderen rechtsdag.

Op last van den R. R. wordt de opdracht d. w. z. de beslissing van de benoeming van deskundigen aan de be-noemde personen aangezegd, met last om ten bepaalden :fechtsdage te verschijnen.

Maar een deskundige is geen getuige, zoodat hij niet .Tioeft te verschijnen.

In den regel laat hij dit den B. R. voor den zittingsdag

•weten, als hij de benoeming niet aanneemt en dan wordt

•evenals in het geval dat hij op den zittingsdag niet

ver-mtmmmmÊÊÊmimimÊÊÊÊmÊÊmmÊmÊmmÊmÊÊB—«i

— 54 —

schijnt, een ander benoemd en een andere zittingsdag;

vastgesteld.

De benoemde, die verschenen is en den eed heeft af-gelegd, d. w. z., zijne benoeming heeft aangenomen, doch.

de opdracht niet volvoert, kan door den E. R. tot vergoe-ding van kosten, schaden en interessen worden veroordeeld,., indien de schade het bedrag van f 500.— niet te boven

gaat.

WRAKING DESKUNDIGEN.

Nadat partijen op den zittingsdag verschenen zijn, kunnen zij hunne wrakingen van de door den rechter buiten hen om benoemde deskundigen, voorbrengen, ook de door par-tijen zelve benoemde deskundigen kunnen later, doch voor de eedsaflegging worden gewraakt, mits de redenen van.

wraking zijn opgekomen na de benoeming. Door den R. R.

wordt over die redenen in het hoogste ressort uitspraak gedaan; vindt hij ze gegrond, dan benoemt hij op aan-wijzing der partijen of ambtshalve een anderen deskun-dige. Zijn geene wrakingen voorgesteld of zijn de voor-gestelde verworpen, dan leggen de [deskundigen den eed af,, dat zij den 'rechter naar hun beste weten zullen voorlichten.

Na de eedsaflegging bepaalt de R. R. of de deskundigen hun verslag mondeling dan wel schriftelijk zullen uitbren-gen. In het geval dat zij mondeling moeten rapporteeren, worden zij op denzelfden of op een nader te bepalen rechts-dag, hetzij ter terechtzitting, hetzij op een door den R. R.

aangewezen plaats gehoord, in tegenwoordigheid van tijen of deze behoorlijk opgeroepen en dan kunnen par-tijen ook vragen stellen door tusschenkomst van den rechter..

Indien aan de deskundigen opgedragen is schriftelijk t e rapporteeren, bepaalt de R. R. een termijn, binnen welken, de deskundigen hun bij meerderheid van stemmen

opge-— 55 opge-—

maakt, met redenen omkleed en onderteekend verslag, bij hem zullen indienen. In geval van verschil van gevoelen kunnen de onderscheidene gevoelens met de daarvoor be-staande gronden worden opgenomen, maar mag daarbij niet vermeld worden, welk het persoonlijk gevoelen van ieder der deskundigen is. Het stuk dient echter door de drie deskundigen geteekend te worden.

De deskundigen mogen, alvorens hun verslag op tema-ken de stuktema-ken der procedure ter griffie inzien en kunnen den R. R. verzoeken hun nadere inlichtingen te verstukken, waartoe deze zoo noodig partijen doet oproepen om op een bepaalden dag voor hem te verschijnen.

Nadat de R. R. het schriftelijk verslag van deskundigen ontvangen heeft, bepaalt hij een naderen rechtsdag en doet die aan partijen aanzeggen. Vóór dien dag kan elke partij den R. R. verzoeken de deskundigen op den naderen rechts-dag te doen tegenwoordig zijn, aan welk verzoek de R. R.

gehouden is, gehoor te geven. Op dien dag wordt het verslag voorgelezen _en de partijen in de gelegenheid ge-steld opmerkingen te maken en aan de deskundigen, zoo zij aanwezig zijn, vragen te stellen.

Indien het verslag niet binnen den gestelden tijd wordt ingediend, kan elke partij den R. R. mondeling of schrifte-lijk verzoeken om tegen den deskundige, aan wiens schuld de vertraging te wijten is, lijfsdwang uit te spreken. De R. R. doet uitspraak na verhoor of oproeping van alle deskundigen.

In de gevallen van revindicatie van roerende goederen, van inbeslagneming of arrest in handen van den schulde-naar, van pandbeslag voor huren en pachten en van beslag tegen schuldenaren, die geene bekende woonplaats hebben, en tegen vreemdelingen wordt het verzoek om beslag te leggen, evenals verzoeken om gijzeling bij voorraad tegen vreemdelingen, indien de zaak geen uitstel gedoogt,

schrifte-— 56 schrifte-—

lijk of mondeling gedaan aan den R. R. der plaats, waar het beslag moet worden gelegd of de gijzeling moet ge-schieden.

Bij beslag tot revindicatie van roerende goederen zal de waarde der roerende goederen door den verzoeker moeten worden geschat en niet meer dan/" 500.— mogen bedragen.

Als de R. R. het verzoek inwilligt, geschiedt de inbeslag-neming of in gijzelingstelling op schriftelij ken last van den R. R. op de wijze als in een later hoofdstuk zal worden ontwikkeld.

KOSTELOOZE PROCEDURE.

Indien de eischer toelating verzoekt om kosteloos te procedeeren, vraagt hij dit in het verzoekschrift of bij zijne mondelinge voordracht. Vraagt de gedaagde toelating tot kostelooze procedure wordt zij door hem aangevraagd bij zijn schriftelijk antwoord, indien hij zoodanig stuk indient en anders ter terechtzitting vóór of bij zijn mondeling antwoord.

Om den R. R. over het verzoek te kunnen doen beslissen, is het raadzaam een certificaat te vragen van het hoofd van plaatselijk bestuur zijner woonplaats, op de getuigenis, hetzij van wijk- en buurtmeesteren, hetzij van ten minste twee bekende en geloofwaardige manspersonen.— Zulk een certificaat op ongezegeld papier geschreven, is altijd 'zonder veel moeite te verkrijgen, altijd indien de aanvrager

onvermogend is.