• No results found

BURGERLIJKE VORDERINGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BURGERLIJKE VORDERINGEN"

Copied!
104
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BURGERLIJKE VORDERINGEN

VOOB DE

NIEUWE RESIDENTIE-GERECHTEN

uitgelegd aan Handelaren en Industrieëlen

DOOR

J. P. L G E L P K E

Notaris te Meester Cornells

B A T A v I A

G. K O L F F & Co 190t

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0093 1889

à

(3)

BURGERLIJKE VORDERINGEN

VOOE DE

NIEUWE RESIDENTIE-GERECHTEN

uitgelegd aan Handelaren en Industrieëlen

DOOR

J. P. L. G E L P K E

Notaris te Meester Cornells

B A T A V I A

G. K O L F P & Co 1 9 0 1

(4)
(5)

De aanleiding tot het schrijven dezer uitlegging is ont- staan door de groote voldoening gesmaakt bij de mede- deeling aan cliënten van Staatsblad No. 15 van 1901.

Dat personele en op roerende goederen betrekking heb- bende vorderingen tot de waarde van f 500.— en nog andere van onbepaalde waarde voor het residentiegerecht, geheel buiten den Raad van Justitie om, konden gebracht en berecht worden, zelfs met mondeling debat, was eene openbaring, waarvan broodbakkers, slachters, kleermakers, rijtuigverhuurders enz. van genoegen lachten.

Ieder beweerde in het bezit te zijn van een aantal vorderingen, die, zooals de rechtsvordering nu is, maar opgelegd werden, zonder dat er aan gedacht werd ze in rechten te eischen, alleen om de groote kosten en de teleurstellingen, die er het gevolg van zijn.

Er is dan ook door dit Staatsblad aan den kleinhandel en de kleine industrieën een weldaad bewezen, waarvoor zij niet genoeg dankbaar kunnen zijn.

Dikwijls werden daarna allerlei dwaze vragen gedaan, dat een treurig gevolg is van het uit de handen moeten geven van vorderingen, zooals het tot nu het geval was, het aan den leiband loopen van anderen, niets aan het proces zelf te kunnen doen en zich te moeten bepalen eens te komen vragen, hoe de zaak voor den Raad af- geloopen is. Voor cliënten als boven aangegeven, die zooals hun vrienden en magen, geen begrip hebben van rechtsvordering, zelfs niet voor een residentierechter, al is zij nog zoo eenvoudig gemaakt, wordt deze uitleg- ging uitsluitend gegeven.

Mochten sommigen stuiten op te veel uitvoerigheid,

(6)

_ 4 —

op te veel verduidelijking, is het licht voor enkelen nog' van waarde.

Er behoeft niet uitgelegd te worden hoe het vroeger was, als een tegenstelling wat het zal worden zoo gauw het genoemde staatsblad in werking zal gebracht zijn, omdat men er geen belang in kan stellen en het deze- uitlegging onnoodig verlengt.

WAAR RESIDENTIEGERECHTEN TE TINDEN ZIJN.

Voortaan zal ter hoofdplaats van elke door een resident- of assistent resident bestuurde afdeeling en voorts op zoodanige plaatsen als de Gouverneur Generaal daartoe aanwijst, een residentiegerecht gevestigd zijn, bestaande uit een rechtskundig ambtenaar als rechter, bijgestaan door een griffier. Dus evenals een kantongerecht. De voorstellen van den Minister van Koloniën en de advie- zen van het Hooggerechtshof van Nederlandsch Indië beoogden de rechtspraak op de drie hoofdplaatsen van Java, Batavia, Semarang en Soerabaja onveranderd te laten.

Door eene krachtige tegenstand van den Raad van State, die der Koningin de aanneming der voorstellen ontraadde,, is de uitsluiting der hoofdplaatsen tot het bezit van residentiegerechten opgeheven.

RECHTSGEBIED TAN DE RESIDENTIEGERECHTEN.

Het rechtsgebied van het residentiegerecht is, tenzij de Gouverneur Generaal anders bepaalt, gelijk aan dat van- den ter plaatse gevestigden landraad.

WIE ZIJN RESIDENTIERECHTERS?

De function van residentierechter en griffier worden

vervuld door den voorzitter en den griffier van den landraad-

(7)

— 5 —

Altijd moet de R. R. een rechtskundig ambtenaar zijn, iemand die in Nederland een academischen graad in de rechten

verworven heeft, en alsnu wetende waar de griffie van den landraad is, is 't niet mogelijk verkeerd te gaan.

Voor dien R. R. wordt in den eersten aanleg, d. w. z.

als voor den eersten rechter, alle vorderingen gebracht die eene bepaalde waarde van f 500.— niet te boven gaan en persoonlijke vorderingen zijn op roerende goederen be- trekkelijk.

WELKE RESIDENTIERECHTER IN PERSONEELE VORDERINGEN?

Persoonlijke rechtsvorderingen zijn b. v. rekeningen van kleermakers, bakkers, tokohouders, rijtuigverhuurders, tim- merlieden enz. tegen Europeanen, Japannezen, Chinezen,

Arabieren en Inlanders, de laatste alleen als zij zich onder het europeesche burgerlijk en handelsrecht hebben gesteld.

Al die vorderingen worden gebracht voor den R. R. van

«de afdeeling, waar de schuldenaar woont, woonplaats gekozen Jieeft of werkelijke verblijfplaats heeft op Java en Madura.

Voor de buitenbezittingen zijn afzonderlijke regelingen gemaakt.

Het is onverschillig waar de eischer (de persoon, die iets ie vorderen heeft) woont. Woont de schuldenaar te 'Tangerang, dan wordt de zaak aangebracht bij den R. R.

te Tangerang; woont hij te Bandoeng bij den R. R. te Bandoeng. Woont de schuldenaar te Batavia of heeft hij aldaar woonplaats, en werkelijk verblijf te Soekaboemi is het onverschillig of hij te Batavia of te Soekaboemi voor -den R. R. gebracht wordt.

Dit is niet altijd het geval bij andere dan personeele vorderingen, zooals later zal worden aangetoond.

Waar hier geschreven is van gekozen woonplaats, wordt

(8)

— 6 —

bedoeld de woonplaats door een schuldenaar gekozen, tot- de uitvoering van eene verbindtenis, b. v. bij eene obligatie,, borgtocht enz. Alsdan wordt de schuldenaar geroepen voor den R. R. in wiens ressort de gekozen woonplaats bij de acte ligt.

Bij het opmaken van acten, als boven aangegeven,.

kan met den schuldenaar overeengekomen worden, dat hij woonplaats kiest bij den R. R. der plaats, waar de schuldeischer woont, dat voor het geding of de ten uitvoerlegging gemakkelijk is. Gewoonlijk wordt alsdan, woonplaats gekozen ter griffie van het residentiegerecht der plaats, waar de schuldeischer woont.

Inlanders kunnen zich voor de uitvoering eener acte stellen onder het europeesche burgerlijk en handelsrecht, schoon de landraad cle natuurlijke rechtbank is wanneer zij gedaagd worden.

Heeft de onderwerping onder voorstaand recht plaats gehad, valt er niet te kiezen en is de R. R. de gekozen rechter.

ERFPACHTEN EN OPEISCHING VAN ROERENDE GOEDEREN.

Ook alle vorderingen tot betaling van erfpachten, bene- vens alle vorderingen tot opeisching van roerende zaken.

Onder roerende zaken worden verstaan zaken, die zich zelve kunnen verplaatsen of die verplaatst kunnen worden.

Ook wordt door wetsbepaling voor roerend gehouden:

Ie het vruchtgebruik en gebruik van roerende zaken- 2e gevestigde renten, hetzij altijddurende of lijfrenten ;.

3e verbindtenissen en vorderingen die opeischbare geld- sommen of roerende goederen tot onderwerp hebben;

4e actiën of aandeelen in maatschappijen van geldhandel^

koophandel en nijverheid, zelfs wanneer onroerende goe-

(9)

— 7 —

deren, tot die ondernemingen betrekkelijk, aan die maat- schappijen toebehooren ;

5e aandeelen in 's Rijks schuld en in die ten laste van Nederlandsch-Indië, hetzij dezelve bestaan in inschrijvingen op het Grootboek, hetzij in certificaten, schuldbekentenissen, obligatiën of andere effecten, met de daartoe behoorende coupons of rentebewijzen ;

6e actiën in of coupons van obligatiën van alle andere geldleeningen, daaronder begrepen die, welke door vreemde mogendheden zijn aangegaan. Alle vorderingen op zulke goederen gebaseerd tot eene waarde van f 500.— komen voor den R. R.

Onderstel dat iemand eene vordering heeft in te brengen groot f 510.— dan vervalt men ligt in de dwaling, dat omdat het maar weinig meer is dan f 500.— het den R. R.

wel behagen zal, om die vordering aan te nemen en te berechten. Doch hierin vergist men zich deerlijk, daar de R. R. slechts bevoegd is tot / 500.— en niets meer, zoo- dat hij in dat geval verplicht is de vordering terug te geven of af te wijzen.

Opeisching van onroerende goederen, heel wat anders dan een eisch tot ontruiming van onroerend goed, dat straks volgen zal, al was het beneden de f 500.— kan niet voor den R. R. gebracht worden.

BETWISTE RECHTSTITELS.

De bevoegdheid van den R. R. houdt op:

Ie "Wanneer bij verwering tegen een der vorenstaande vorderingen, de rechtstitel wordt betwist, met het ge- volg dat het geschil loopt over eene onbepaalde waarde of eene waarde f 500.— te boven gaande.

2

e

Wanneer een der vorenstaande vorderingen een ge-

deelte betreft hetzij van eene grootere geldsom, hetzij van

eene algemeenheid van roerende zaken, met het gevolg dat

(10)

— 8 —

het geschil loopt over eene onbepaalde waarde of eene waarde f 500.— te boven gaande.

Indien eene vordering hangende is voor den R.R., waar- op de schuldenaar of gedaagde antwoordt, met den rechts- titel te betwisten, dat is de bron, waaruit de vordering geput is, b.v. door eene acte van verkoop en koop of eene obligatie voor valsch te verklaren of voor betaald en afgedaan op te geven, dan wordt de kwestie, waarover men het oorspronke- lijk had, op zij gezet, totdat uitgemaakt is of de verwering

betreffende de rechtstitel moet aangenomen worden.

Voor dat de hoofdzaak opgeëischt kan worden dient eerst uitgemaakt of de rechtstitel in orde is. De kwestie is daardoor veranderd in een van onbepaalde waarde, niet juist meer f 500.— bedragende of daar beneden. Dit geschil wordt als van onbepaalde waarde voor den R. v. J. gebracht.

Ook kan de rechtstitel worden betwist door de verwe- ring van den gedaagde, dat de rechtstitel een hooger bedrag aanwijst dan f 500.—, zoodat de R. v. J. de aangewezen rechtbank is in het geding.

Indien blijkbaar de vordering slechts een gedeelte is van een veel grootere som of een gedeelte van een algemeen- heid van roerende zaken, waarvan de rechtstitel wordt betwist, dan komt ze als voren voor den R. v. J.

VORDERINGEN TAN ONBEPAALDE WAARDE.

Op de waarde of de grootte der vordering wordt niet gelet, dus kan de f 500 te bovengaan, als zij tot onder- werp hebben:

VERGOEDING VAN SCHADE AAN LEYENLOOZE VOORWERPEN.

1' vergoeding van schade, hetzij door menschen, hetzij

(11)

— 9 —

door dieren toegebracht aan land, houtgewas, boom-, tuin- of veldvruchten.

Deze vordering wordt gebracht voor den R. R. der plaats waar het goed gelegen is.

De vergoeding van schade aan menschen en dieren toe- gebracht, ook beleediging, kwetsing, verminking, doodslag enz. ressorteeren hier niet onder, .maar onder de boven- vermelde persoonlijke vorderingen en komen ingsgelijks voor den R. R. zoolang niet meer geëischt wordt dan f 500.

Het is niet ondienstig hieronder af te drukken, wat het Burgerlijk Wetboek aangeeft omtrent onrechtmatige daden, waardoor aan een ander schade wordt toegebracht en hoe het dengene, door wiens schuld de schade ver- oorzaakt is, in de verplichting stelt die te vergoeden.

Een ieder is verantwoordelijk, niet alleen voor de schade welke hij door zijne daad, maar ook voor die welke hij door zijne nalatigheid of onvoorzichtigheid veroorzaakt heeft.

Men is niet alleen verantwoordelijk voor de schade, welke men door zijne eigene daad veroorzaakt maar ook voor die welke veroorzaakt is door de daad vanpersonen voor welke men aansprakelijk is, of door zaken welke men onder zijn opzicht heeft.

De vader en, bij gebreke van dien, de moeder zijn ver- antwoordelijk voor de schade, veroorzaakt door hunne

minderjarige kinderen, die bij hen inwonen.

De meesters en degenen, die anderen aanstellen tot de waarneming hunner zaken zijn verantwoordelijk voor de schade door hunne dienstboden en ondergeschikten ver- oorzaakt in de werkzaamheden waartoe zij dezelve ge- bruikt hebben.

De schoolonderwijzers en werkmeesters zijn verantwoor- delijk voor de schade door hunne leerlingen en knechts veroorzaakt, gedurende den tijd dat dezelve onder hun toezicht staan.

(12)

— 10 —

De hierboven vermelde verantwoordelijkheid houdt op, indien de vader en de moeder, de schoolonderwijzers en werkmeesters bewijzen, dat zij de daad, voor welke zij aansprakelijk zouden zijn, niet hebben kunnen beletten.

De eigenaar van een dier, of degene die zich van het- zelve bedient, is, zoolang hetzelve tot zijn gebruik ver- strekt, aansprakelijk wegens de schade welke het dier heeft veroorzaakt, hetzij hetzelve onder zijn toezicht en bewaring, dan wel verdwaald of ontsnapt zij.

De eigenaar van een gebouw is verantwoordelijk voor de schade door deszelfs geheele of gedeeltelijke instorting veroor- zaakt, indien deze door verzuim van onderhoud, of door een gebrek in de bouwing of inrichting is te weeg gebracht.

In geval van moedwilligen of onvoorzichtigen doodslag, hebben de overblijvende echtgenoot, de kinderen of de ouders van den nedergeslagene, die door zijnen arbeid plegen te worden onderhouden, eene rechtsvordering tot schadevergoeding, te waardeeren naar gelang van den we- derzijdschen stand en de fortuin der personen en naar de omstandigheden.

Moedwillige of onvoorzichtige kwetsing of verminking van eenig deel des lichaams geeft aan den gewonde het recht om, behalve de vergoeding der kosten van herstel, ook die der schade door de kwetsing of de verminking veroorzaakt, te vorderen.

Ook deze worden gewaardeerd naar gelang van den we- derzijdschen stand en de fortuin der personen, en naar de omstandigheden.

Deze laatste bepaling is in het algemeen toepasselijk bij de waardeering der schade, ontstaan uit elk misdrijf tegen den persoon gepleegd.

De burgerlijke rechtsvordering ter zake van laster, hoon of beleediging strekt tot vergoeding der schade, en tot betering van het nadeel, in eer en goeden naam geleden.

(13)

— 11 —

De rechter zal /bij de waardeering daarvan, letten op het min of meer grove van den laster, den hoon of de belee- diging benevens op de hoedanigheid, den stand en de for- tuin der wederzijdsche partijen en op de omstandigheden.

De beleedigde kan bovendien eischen dat bij hetzelfde vonnis worde verklaard, dat de gepleegde daad is lasterlijk,, hoonend of beleedigend.

Het vonnis zal, indien de beleedigde zulks vordert ten koste des veroordeelden, openbaar worden aangeplakt, bij zoovele- exemplaren als, en daar waar de rechter zulks zal bevelen.

Onverminderd hare gehoudenheid tot schadevergoeding kan de verwerende partij de toewijzing van de vordering bij het voorgaande artikel vermeld, voorkomen, door het aanbod en de werkelijke aflegging van eene openbare ver- klaring voor den rechter houdende dat haar de gepleegde- daad leed doet, dat zij deswege verschooning vraagt, en den.

beleedigde houdt voor een persoon van eer.

De rechtsvorderingen in de drie voorgaande artikelen vermeld, komen ook toe aan echtgenooten, ouders, groot' ouders, kinderen en kleinkinderen, wegens laster, hoon of beleediging hunner echtgenooten, kinderen, kleinkinderen,, ouders en grootouders, na derzelver overlijden aangedaan.

De burgerlijke rechtsvordering ter zake van laster, hoort, of beleediging kan niet worden toegewezen, indien niet blijkt van het oogmerk om te beleedigen, maar integen- deel noodzakelijke verdediging, rechtmatige aanklachte, ver- plichting om getuigenis der waarheid te geven, plichten van ambt, post, bediening of eenige wettige betrekking, of ook andere rechtmatige of geoorloofde inzichten tot de daadr

welke anders honend of beleedigend zoude zijn, billijken grond of aanleiding hebben gegeven.

Ook kan de burgerlijke rechtsvordering niet worden toe- gewezen indien door rechterlijk gewijsde, of uit eene authen- tieke acte, blijkt van de waarheid der gedane aantijging.

(14)

— 12 —

Hij echter die, kennelijk met het eenige doel van be- leediging, ook dan wanneer de waarheid der aantijging uit een gewijsde of eene authentieke acte, blijkt, iemand deswege met beleedigingen vervolgt, is verplicht aan den- zelven de schade te vergoeden, welke deze daardoor lijdt- Alle rechtsvorderingen, waaromtrent bij de voorgaande zes artikelen is gehandeld, vervallen door uitdrukkelijke kwijtschelding, of ook door stilzwijgende, indien na de gedane en aan den beleedigde bekend gewordene beleedi- ging door hem zoodanige blijken van verzoening of van vergiffenis zijn gegeven, die met het voornemen om schade- vergoeding of betering van eer te vorderen niet kunnen worden overeengebracht.

De rechtsvordering tot schadevergoeding terzake van larteleurd, gaat niet verloren noch door den dood van den beleediger, noch door dien van den beleedigde.

De burgerlijke rechtsvordering ter zake van laster, hoon of beleediging vervalt door verloop van een jaar, te re- kenen van den dag dat de daad gepleegd en aan den aan- legger bekend was.

Alle overige burgerlijke rechtsvorderingen tot schadever- goeding wegens daden welke tot strafvordering kunnen aanleiding geven, gaan te niet door de verjaring die ten opzichte dezer strafvordering is vastgesteld.

VERGOEDING TAN SCHADE AAN EIGENDOMMEN.

2'. tot zoodanig herstel van en tot zoodanige vergoeding van schade aan gehuurde onroerende goederen als volgens de wet ten laste van den huurder komt.

Deze rechtsvordering moet gebracht worden voor den R. R. der plaats, waar het goed gelegen is. Voor elk be- drag der vordering kan zij ingediend worden.

De wet en wettiglijk gemaakte overeenkomsten, die

(15)

— 13' —

partijen tot wet strekken, zijn hier de richtsnoeren waar- op de vorderingen gebaseerd moeten zijn. Mondeling aan- gegane overeenkomsten die niet ontkend worden, strekken de partijen even goed tot wet.

Om de plichten van den huurder volgens de wet te kennen, zijn hieronder opgegeven de regelen door het Bur- gerlijk Wetboek gesteld.

Er bestaan tweederlei soorten van overeenkomsten van huur en verhuur: huur van goederen, en huur van dien- sten, werk en nijverheid.

Huur van goederen is eene overeenkomst, waarbij de eene partij zich verbindt om der andere het genot eener zaak te doen hebben, gedurende eenen bepaalden tijd en tegen eenen bepaalden prijs, welken de laatstgemelde aanneemt te betalen.

Men kan allerlei soort van goederen, hetzij onroerende,, hetzij roerende, verhuren.

Huur van diensten, van werk en van nijverheid is eene overeenkomst, waarbij de eene partij zich verbindt om iets voor de andere, tegen betaling van eenen tusschen haar bepaalden prijs of loon, te verrichten.

De verhuurder is, door den aard van de overeenkomst, en zonder dat daartoe eenig bijzonder beding vereischt wordt, verplicht:

Ie. om het verhuurde aan den huurder te leveren;

2e. om hetzelve te onderhouden in zoodanigen staat, dat het tot hetgebruik waartoe het verhuurd is, dienen kan;

3e. om den huurder het rustig genot daarvan te doen hebben, zoolang de huur duurt.

De verhuurder is gehouden het verhuurde goed in alle opzichten in goeden staat van onderhoud te leveren.

Hij moet daaraan, gedurende den huurtijd, alle reparation laten doen, welke noodzakelijk mochten worden, met uitzon- dering van degene tot welke de huurder verplicht is.

(16)

— 14 —

De verhuurder moet den huurder instaan voor alle ge- breken van het verhuurde goed, welke het gebruik daar- van verhinderen, al mocht ook de verhuurder dezelve tijdens het doen der verhuring niet gekend hebben.

Indien door die gebreken eenig nadeel voor den huurder ontstaat, is de verhuurder gehouden hem deswege schadeloos te stellen.

Indien gedurende den huurtijd, het verhuurde goed door eenig toeval geheel en al vergaan is, vervalt de huurover- eenkomst van rechtswege. Indien het goed slechts ten deele vergaan is, heeft de huurder de keus om, naar gelang

•der omstandigheden, öf eene vermindering van den huur- prijs, of zelfs de vernietiging van de huur-overeenkomst te vorderen; doch hij kan, in geen dier beide gevallen, aanspraak öp schadevergoeding maken.

De verhuurder mag, gedurende den huurtijd de gedaante of inrichting van het verhuurde goed niet veranderen.

Indien gedurende den huurtijd, het verhuurde goed drin- gende reparation noodig heeft, welke niet tot na het ein- digen der huur kunnen worden uitgesteld, moet de huurder

•dezelve gedoogen, welke ongemakken, hem ook hierdoor worden veroorzaakt, en hoewel hij ook, gedurende het doen dier reparation van een gedeelte van het verhuurde goed verstoken zij.

Doch indien deze reparation langer dan veertig dagen duren, zal de huurprijs verminderd worden naar evenre- digheid van den tijd, en van het gedeelte van het ver- huurde goed, waarvan de huurder zal zijn verstoken geweest.

Indien de reparation van dien aard zijn dat daardoor het gehuurde, hetgeen den huurder en zijn huisgezin ter be- woning noodzakelijk is, onbewoonbaar wordt, kan dezelve

•de huur doen verbreken.

De verhuurder is niet verplicht den huurder te waarborgen tegen de belemmeringen welke hem derden door feitelijkhe-

(17)

— 15 —

den in zijn genot toebrengen, zonder overigens eenig recht op het gehuurde te beweren ; behoudens het recht van den huurder om dezelve uit eigen hoofde te vervolgen.

Indien, daarentegen, de huurder in deszelfs genot is gestoord geworden, ten gevolge eener rechtsvordering welke tot den eigendom van het goed betrekking heeft, heeft hij het recht om eene geëvenredigde vermindering van den huurprijs te vorderen, mits van die stoornis of belemme- ring aan den eigenaar behoorlijk kennis gegeven zij.

Indien degenen, die de feitelijkheden gepleegd hebben eenig recht op het verhuurde goed beweren te hebben, of indien de huurder zelf in rechten gedagvaard is om tot ontruiming van het geheel of van een gedeelte van het goed verwezen te worden, of om de uitoefening van eenige erfdienstbaarheid te gedoogen, moet hij den verhuurder daarvan beteekening doen, en hij kan denzelven tot vrij- waring oproepen.

Hij kan zelfs vorderen buiten het geding te worden gesteld, mits hij dengene opgeve voor wien hij in het bezit is.

De huurder mag, indien hem dit vermogen niet is toe- gestaan, het goed niet weder verhuren, noch zijne hum- aan een ander afstaan, op straf van vernietiging der huur- overeenkomst en vergoeding van kosten, schaden en inte- ressen, zonder dat de verhuurder na die vernietiging, verplicht zij de onderhuur gestand te doen.

Indien het gehuurde in een huis of in eene woning be- staat, welke de huurder zelf bewoont, kan hij een gedeelte daarvan onder zijne verantwoordelijkheid aan een ander verhuren, indien hem dat vermogen niet bij de overeen- komst is ontzegd geworden.

De huurder is tot twee hoofdverplichtingen gehouden:

Ie. om het gehuurde als een goed huisvader te gebruiken, en overeenkomstig de bestemming welke daaraan bij de huur-overeenkomst gegeven is, of volgens die welke,

(18)

— 16 —

bij gebreke van overeenkomst daaromtrent, naar gelang der omstandigheden voorondersteld wordt;

2e. om den huurprijs op de bepaalde termijnen te voldoen.

Indien de huurder het gehuurde tot een ander gebruik bezigt, dan waartoe het bestemd is, of tot een zoodanig gebruik, waardoor aan den verhuurder eenig nadeel kan veroorzaakt worden kan deze naar gelang der omstandig- heden, de huur doen vernietigen.

Indien tusschen den verhuurder en den huurder eene beschrijving van het verhuurde is opgemaakt, is laatstge- melde gehouden het goed in dien staat weder op te leveren, waarin hij hetzelve, volgens die beschrijving, heeft aanvaard;

met uitzondering van hetgeen door ouderdom of door onver mijdelijke toevallen vergaan of in waarde verminderd is.

Indien geene beschrijving is opgemaakt, wordt de huur- der ten aanzien van het onderhoud, hetwelk ten laste van huurders komt, behoudens tegenbewijs, voorondersteld het gehuurde in goeden staat te hebben aanvaard, en moet hij hetzelve in dien staat terug geven.

De huurder is aansprakelijk voor alle schaden, gedurende den huurtijd aan het verhuurde toegebracht ten ware hij bewees dat dezelve buiten zijne schuld hebben plaats gehad.

Hij is niet verantwoordelijk voor brand, tenzij de ver- huurder mocht bewijzen dat de brand door de schuld van den huurder is veroorzaakt.

De huurder is verantwoordelijk voor alle schaden of ver- liezen door zijne huisgenooten of door degenen aan wie hij de huur mocht hebben overgedaan, aan het gehuurde toegebracht.

De huurder mag, bij ontruiming van het gehuurde goed, afbreken en naar zich nemen al hetgeen hij daaraan, op zijne kosten heeft doen maken, mits zulks gedaan worde zonder beschadiging van het goed.

Indien de huur zonder geschrift aangegaan nog op

(19)

— 17 —

geenerlei wijze is ten uitvoer gebracht en eene der partijen dezelve ontkent, kan geen bewijs door getuigen worden aangenomen, hoe gering de huurprijs ook zij, en ofschoon men zich ook op het geven van eenen godspenning mocht beroepen; alleenlijk kan de beslissende eed worden gevor- derd van dengene die het aangaan der huur ontkent.

Wanneer er geschil ontstaat over den prijs eener verhu- ring, bij monde aangegaan, waarvan de uitvoering begonnen is, en er geene kwijting aanwezig is, moet de verhuurder op zijnen eed geloofd worden, ten ware de huurder mocht verkiezen den huurprijs door deskundigen te doen begrooten.

Indien de huur bij geschrift is aangegaan, houdt dezelve van rechtswege op, wanneer de bepaalde tijd verstreken is, zonder dat daartoe eene opzegging vereischt worde.

Indien de huur zonder geschrift is aangegaan houdt dezelve op den bepaalden tijd niet op, dan voor zoo verre de eene partij aan de andere de huur heeft opgezegd, met inachtneming der termijnen welke het plaatselijk ge- bruik medebrengt.

Wanneer de eene partij aan de andere eene opzegging van huur heeft beteekend, kan de huurder hoewel in het genot blijvende, zich niet beroepen op eene stilzwijgende wederinhuring.

Indien na het eindigen van eene verhuring bij ge- schrifte aangegaan, de huurder in het bezit is gebleven en gelaten, ontstaat daardoor eene nieuwe huur, waarvan de gevolgen geregeld worden bij de artikelen, tot monde- linge verhuringen betrekkelijk.

In het geval der twee voorgaande artikelen strekt zich de borgtocht voor de huur gesteld, niet uit tot de ver- plichtingen, die uit de verlenging der huur ontstaan.

De huur-overeenkomst gaat geenzins te niet door den dood van den verhuurder, noch door dien van den huurder.

Door verkoop van het verhuurde wordt eene te voren

2

(20)

- 18 —

aangegane huur niet verbroken, ten ware dit bij de ver- huring mocht voorbehouden zijn.

Bij zoodanig voorbehoud, kan de huurder, zonder uit- drukkelijk beding, geene aanspraak op vergoeding maken, maar met dat laatste beding is hij niet tot de ontruiming van het gehuurde verpligt, zoo lang de verschuldigde ver- goeding niet is gekweten.

De kooper met beding van wederinkoop, kan geen ge- bruik maken van de bevoegdheid om den huurder tot ont- ruiming van het gehuurde te noodzaken, voor dat hij, door het verstrijken van den termijn, voor den wederinkoop bepaald, onherroepelijk eigenaar is geworden.

Een kooper die gebruik wil maken van de bevoegdheid, bij de huurovereenkomst voorbehouden, om in geval van verkoop, den huurder tot de ontruiming van het gehuurde te noodzaken, is verplicht den huurder zoodanigen tijd te voren te waarschuwen, als het plaatselijk gebruik tot het doen van opzeggingen medebrengt.

De huur van landerijen moet de waarschuwing ten minste een jaar aan de ontruiming voorafgaan.

De verhuurder kan de huur niet doen ophouden door te verklaren dat hij het verhuurde goed zelf wil betrek- ken, ten ware het tegendeel mocht bedongen zijn.

Indien men bij de huurovereenkomst is overeengekomen dat de verhuurder de bevoegdheid zoude hebben om het verhuurde huis of land zelf te betrekken, is hij verplicht vooraf eene opzegging te doen beteekenen, zoo veel tijd te voren, als bij artikel 1578 van het B. W is vastgesteld.

De huurder die een verhuurd huis niet van genoegzaam huisraad voorziet, kan tot de ontruiming daarvan worden genoodzaakt, tenzij hij voldoende zekerheid geve voor de betaling der huurpenningen.

Een tweede huurder is, ten aanzien van den eigenaar, niet verder gehouden dan tot het beloop van den huur-

(21)

— 19 —

prijs der tweede huur, welken hij, op het oogenblik van

•een gedaan beslag, aan den eersten huurder zoude moge schuldig zijn, en zonder dat hij zich op betalingen bij voor- raad gedaan, beroepen kan, ten ware die betalingen moch- ten zrjn geschied uit krachte van een beding bij zijne huurovereenkomst uitgedrukt, of ten gevolge van plaat- selijke gebruiken.

Geringe en dagelijksche reparation zijn voor rekening van den huurder.

Bij gebreke van overeenkomst, worden als zoodanig aan- gemerkt reparation aan win kelkasten, de sluiting der lui- ken of blinden, de binnensloten, de vensterglazen, zoo

binnen als buiten's huis, en al hetgeen verder door het plaatselijk gebruik daaronder begrepen wordt.

Niettemin komen die reparation ten laste van den ver- huurder, indien zij door den vervallen toestand van het verhuurde of door overmacht zijn noodzakelijk geworden.

Het schoonhouden van putten, regenbakken en sekreten, komt ten laste van den verhuurder, indien het tegendeel niet bedongen is.

Het schoonhouden der schoorsteenen komt bij gebreke van beding, ten laste van den huurder.

De huur van meubelen om een geheel huis, eene geheele woning, een winkel of eenig ander vertrek daarmede te stofferen, wordt gehouden voor zoo lang te zijn aangegaan, als de huizen, woningen, winkels of vertrekken volgens plaatselijk gebruik, doorgaans verhuurd worden.

De huur van gestoffeerde kamers wordt gehouden bij het jaar te zijn aangegaan, wanneer dezelve is aangegaan voor eene zekere som in het jaar;

bij de maand, wanneer dezelve is aangegaan tegen eene bepaalde som in de maand;

bij den dag, wanneer dezelve is aangegaan tegen eene bepaalde som voor iederen dag.

(22)

— 20 —

Indien niet blijkt, dat de huur voor eene zekere somT

bij het jaar, bij de maand of voor iederen dag is aange- gaan, wordt dezelve geacht volgens plaatselijk gebruik te zijn gesloten.

Indien de huurder van een huis of vertrek na het ein- digen van den huurtijd, bij schriftelijke overeenkomst be- paald, in het bezit van het gehuurde blijft, zonder dat zich de verhuurder daartegen verzet, wordt hij geacht het ver- huurde op dezelfde voorwaarde te blijven behouden voor den tijd welken het plaatselijk gebruik medebrengt, en kan hij het verhuurde niet verlaten, noch daaruit gezet wor- den, dan na eene tijdige opzegging overeenkomstig het plaatselijk gebruik gedaan.

Indien bij eene huur-overeenkomst van landerijen eene kleinere of grootere uitgestrektheid wordt opgegeven, dan dezelve werkelijk hebben, geeft zulks geen grond tot ver- meerdering of vermindering van den huurprijs, dan alleen in de gevallen en volgens de bepalingen bij den vijfden titel van het B. W. vastgesteld.

Indien de huurder van landerijen dezelve niet van de tot beweiding of bebouwing noodzakelijke beesten en bouw- gereedschappen voorziet; indien hij met de beweiding of bebouwing ophoudt, of te dien opzichte niet als een goed huisvader handelt; indien hij het gehuurde goed tot een ander einde gebruikt, dan waartoe hetzelve bestemd is; of indien hij, in het algemeen, de bedingen bij de huur-over- eenkomst gemaakt, niet nakomt, en daardoor eenig nadeel voor den verhuurder ontstaat, is deze bevoegd om, naar gelang der omstandigheden, de vernietiging van de huur, met vergoeding van kosten, schaden en interessen, te vor- deren.

Alle huurders van landerijen zijn gehouden de vruchten in de daartoe bestemde bergplaatsen te bergen. De huur- der van landerijen is, op straffe van vergoeding van kosten,.

(23)

— 21 —

schaden en interessen, gehouden den eigenaar van alle feitelijkheden te doen kennis dragen, welke op de gehuurde erven mochten gepleegd worden.

Deze kennisgeving moet gedaan worden binnen denzelf- den termijn, welke tusschen den tijd der dagvaarding en den dag der verschijning, naarmate van den afstand der plaatsen bepaald is.

Indien bij eene huur voor verscheidene jaren, gedurende

•den huurtijd, de geheele of de halve oogst van een jaar door onvermijdelijke toevallen, is verloren gegaan, kan de huurder eene vermindering der huurpenningen vorderen, en ware hij door den oogst der vorige jaren reeds mocht tzijn schadeloos gesteld.

Indien hij niet schadeloos gesteld is, kan de begrooting der vermindering van de huurpenningen niet geschieden, dan op het einde van de huur, wanneer het genot van alle de jaren tegen elkander wordt in vergelijking gebracht.

De rechter kan niettemin den huurder toestaan om voor- loopig, naar mate van het geleden verlies, een gedeelte dei- huurpenningen in te houden.

Indien de huur slechts voor één jaar is aangegaan, en de oogst voor het geheel of voor de helft is verloren, is de huurder ontheven van de betaling van den geheelen huurprijs of van een evenredig gedeelte van denzelven.

"Wanneer het verlies minder dan de helft bedraagt, heeft hij geene aanspraak op eenige korting.

De huurder kan geen korting erlangen, indien het verlies

•der vruchten geleden is nadat dezelve van den grond zijn -afgescheiden, ten ware bij de huur-overeekomst een zeker

gedeelte van den oogst in natura voor den eigenaar be- dongen zij ; in welk geval de eigenaar zijn aandeel in het verlies moet dragen, mits de huurder niet achterlijk ge- weest zij om aan den eigenaar deszelfs aandeel in den oogst te leveren.

(24)

- 22 —

De huurder kan, evenmin eenige korting vorderen, indien de oorzaak der schade, tijdens het aangaan der huur, reeds bestond en bekend was.

De huurder kan, bij een uitdrukkelijk beding, voor de onvoorziene toevallen worden aansprakelijk gesteld.

Zoodanig beding wordt alleen verstaan gemaakt te zijn,, ten aanzien van de gewone onvoorziene toevallen als daar zijn: vulkanische uitbarstingen, aardbevingen, langdurige droogte, insecten die den oogst vernielen, bliksems, of het- ontijdig afvallen der bloesems van den boom.

Hetzelve strekt zich niet uit tot buitengewone toevallen,, als daar zijn: verwoestingen van den oorlog, of overstroo- mingen, waaraan het land niet gewoonlijk onderworpen is; ten ware de huurder alle, zoo wel voorziene als on- voorziene toevallen hebbe op zich genomen.

De huur van landen, zonder geschrift aangegaan, wordt gerekend aangegaan te zijn voor zoodanigen tijd als de huurder noodig heeft tot het inzamelen van alle de vruch- ten van het verhuurde erf.

Aldus wordt de huur van eene weide, van eenen boom- gaard en van alle andere gronden, waarvan de vruchten binnen den loop van een jaar geheel worden ingezameld,, gerekend voor een jaar te zijn aangegaan.

De huur van bouwlanden, welke bij afwisselende zaai- beurten bebouwd worden, wordt gerekend te zijn aange- gaan voor zoovele jaren, als er beurten van dien aard zijn.

Indien na het eindigen van eene schriftelijk aangegane verhuring, de huurder in het bezit van het goed blijft en daarin gelaten wordt, worden de gevolgen van de nieuwe huur, door het voorgaande artikel geregeld.

De huurder wiens huur eindigt en hij welke hem in de huur opvolgt zijn verplicht elkander over en weder met.

al datgene te gerieven, dat vereischt wordt om het ver- laten en het betrekken van het goed gemakkelijk te makenv

(25)

- 23 —

zoo wat betreft de bebouwing voor het volgende jaar, het inoogsten der nog te velde staande vruchten, als ander- zins; alles overeenkomstig het plaatselijk gebruik.

De huurder moet insgelijks, bij zijn vertrek, het stroo en de mest van het afgeloopen jaar achterlaten, indien hij dezelve bij den aanvang van zijne huur ontvangen heeft;

en al had hij die zelfs niet ontvangen, kan de eigenaar dezelve, volgens eene te maken begrooting aan zich houden.

VORDERING IN ZAKE ARBEIDSLOON EN ARBEIDS- OVEBEENKOMST.

3e. tot voldoening van arbeidsloonen en tot uitvoering van arbeidsovereenkomsten.

De vordering moet gebracht worden voor den R. R. van de woonplaats van den gedaagde; indien er meer gedaag- den zijn dan één, voor dien der woonplaats van een hunner ter keuze van den eischer.

Onder arbeidsovereenkomst wordt hier verstaan de over- eenkomst tusschen een arbeider en een werkgever, waarbij de arbeider tegen loon zijne arbeidskracht, onverschillig of het arbeid des geestes dan wel lichamelijke arbeid geldt, geheel of voor een gedeelte, voor zekeren tijd ter beschik- king stelt van den werkgever. Als werkgever wordt niet beschouwd de Regeering van Nederlandsch-Indië.

Het is dikwijls een punt van geschil geweest voor de rechtbanken, of onder werklieden en dienstboden zooals in de wet voorkomt, ook verstaan moesten worden, employe's van landelijke en industrieele ondernemingen, toko-em- ploye's, gouverneurs en gouvernantes, doch door de ruimere redactie van de bijvoeging der wetsbepaling is elke aarze- ling bij den rechter opgelost.

(26)

wmmmaamammmm—B^mm

— 24 —

Tot voldoening van elk bedrag in een werkovereenkomst evenzoo voor elk bedrag aan arbeidsloon wordt bij den R. R. geprocedeerd.

Dat de Regeering van Nederlandsch-Indië, ten deze niet mede als werkgever beschouwd wil worden, spruit voort uit de omstandigheid, dat zij b. v. niet voor het uitbetalen van een pensioen voor den R. R. gedaagd wil worden.

VAN HUUR TAN DIENSTBODEN EN WERKLIEDEN.

Hieronder volgen de artikelen van het Burgerlijk Wetboek, die over huur van dienstboden en werklieden en aanneming van werk handelen.

Men kan zijne diensten slechts voor eenen tijd of voor eene bepaalde onderneming verbinden.

De meester wordt op zijn woord, des gevorderd met eede gesterkt, geloofd :

ten aanzien van de hoegrootheid van het bedongen loon.

ten aanzien van de betaling van het loon over het ver- schenen jaar.

ten opzichte van hetgeen op rekening gegeven is van het loon over het loopende jaar; en

ten opzichte der tijdsbepaling, voor welke de huur is aangegaan.

Dienst- en werkboden mogen, indien zij voor eenen be- paalden tijd gehuurd zijn, zonder wettige redenen hunne dienst niet verlaten, noch uit dezelve worden weggezonden, voor dat de tijd verstreken zij.

Indien zij binnen den bepaalden of gewonen huurtijd de dienst, zonder wettige redenen, verlaten, verbeuren zij het verdiende loon.

De meester is echter bevoegd om hen ten allen tijde zonder het aanvoeren van redenen, weg te zenden, doch hij

(27)

- 25 -

is, in dat geval, verplicht aan hen behalve het verschenen loon, tot schadeloosstelling te betalen zes weken, te rekenen van den dag waarop zij uit de dienst zijn weggezonden.

Indien de huur voor eenen korteren tijd dan zes weken is aangegaan, of minder dan zes weken te loopen heeft, hebben zij, in dat geval, recht op het volle loon.

YÀN AANNEMING VAN WERK.

Bij het laten maken van werk, kan men overeenkomen dat de werkman alleen zijnen arbeid of zijne nijverheid, of wel dat hij ook de stof leveren zal.

Ingeval de werkman de stof moet leveren, en het werk, op welke wijze ook, vergaat, alvorens het geleverd is, komt het verlies voor zijne rekening, ten ware hij die het werk besteld heeft, nalatig zij geweest om hetzelve te ontvangen.

Indien de werkman alleen zijnen arbeid of zijne nijver- heid moet leveren, en het werk vergaat, is hij slechts voor zijne schuld aansprakelijk.

Indien het werk, in het geval bij het voorgaande artikel vermeld, buiten eenig plichtverzuim van den werkman is verloren gegaan, voordat de levering geschied is, en zonder dat hij die het werk besteld heeft nalatig is geweest om hetzelve op te nemen en goed te keuren, heeft de werkman

geene aanspraak op zijn loon, ten ware de zaak door een gebrek in de stof zelve verloren ware gegaan.

Indien een werk bij het stuk of bij de maat bearbeid wordt, kan hetzelve bij gedeelten worden opgenomen ; die op- neming wordt geacht geschied te zijn voor alle de betaalde gedeelten, wanneer de aanbesteder den werkman telkens betaalt naar evenredigheid van hetgeen afgewerkt is.

Indien een gebouw, voor eenen bepaalden prijs aangeno-

(28)

— 26 —

men en gemaakt, geheel of gedeeltelijk vergaat door een gebrek in de samenstelling, of zelfs uit hoofde van de onge- schiktheid van den grond, zijn de bouwmeesters en aan- nemers daarvoor, gedurende tien jaren aansprakelijk.

Indien een bouwmeester of aannemer op zich genomen heeft om een gebouw bij aanneming te maken, volgens een bestek, met den eigenaar van den grond beraamd en vast- gesteld, kan hij geene vermeerdering van den prijs vorderen, noch onder voorwendsel van vermeerdering der dagloonen of bouwstoffen, noch onder dat van gemaakte veranderingen of bijvoegselen die niet in het bestek begrepen zijn, indien die veranderingen of vergrootingen niet schriftelijk zijn in- gewilligd en over derzelver prijs met den eigenaar geene overeenkomst is getroffen.

De aanbesteder kan, des goedvindende, de aanneming op- zeggen, ofschoon het werk reeds begonnen zij, mits hij den aannemer, wegens alle deszelfs gemaakte kosten, arbeid en winstderving, volkomen schadeloos stelle.

Huur van werk houdt op door den dood van den werk- man, bouwmeester of aannemer.

Maar de eigenaar is gehouden aan de erfgenamen, naar evenredigheid van den bij de overeenkomst bedongen prijs, te betalen de waarde van het gedane werk en die der in gereedheid gebrachte bouwstoffen, mits dat werk of die bouwstoffen hem tot eenig nut kunnen verstrekken.

De aannemer is verantwoordelijk voor de daden van de- genen die hij in het werk stelt.

Metselaars, timmerlieden, smeden en andere ambachtslie- den, welke tot het zetten van een gebouw of het maken van eenig ander aangenomen werk gebezigd zijn, hebben geene rechtsvordering tegen dengene te wiens behoeve de werken gemaakt zijn, dan ten beloope van hetgeen deze aan den aannemer schuldig is op het oogenblik waarop zij hunne rechtsvordering aanleggen.

(29)

— 27 —

Metselaars, timmerlieden, smeden en andere ambachtslie- den, die zelve onmiddellijk en voor eenen bepaalden prijs een werk op zich nemen, zijn gehouden aan de regelen in deze afdeeling voorgeschreven.

Zij zijn aannemers in het vak waarin zij werkzaam zijn.

Arbeidslieden die eenig goed van een ander onder zich hebben, om daaraan eenig werk te verrichten, zijn ge- rechtigd om dat goed onder zich te houden tot de volle- voldoening van de kosten en arbeidsloonen daaraan besteed,, tenzij de eigenaar voor die kosten en arbeidsloonen ge- noegzame zekerheid hebbe gesteld.

De rechten en verplichtingen van voerlieden en schippers- zijn in het Wetboek van Koophandel vastgesteld.

AANMATIGING GEPLEEGD OP GRONDEN VAN INLANDERS.

c. Van alle vorderingen, onverschillig over welke waarde zij hopen, wegens aanmatiging, zoo door verplaatsing vanscheids- teekenen als anderzins van gronden, boomen, heggen, slooten,.

afleidingen en belemmeringen van waterloopen en waterleidin- gen, binnen 'sjaars en ten nadeele van rechthebbenden op naar inlandsch recht bezeten gronden gepleegd.

Aangezien een Europeaan, Japannees, Chinees of Ara- bier niet naar Inlandsch recht een stuk grond op Java of Madura kan bezitten, zijn de rechtsvorderingen, uit dit artikel voortspruitende, alleen voor Inlanders ingesteld.

Ze moeten echter binnen het jaar, waarin de feitelijkheden zijn gepleegd, zijn aangevangen. Daarna worden ze niet.

meer door den R. R. aangenomen.

Voor de binnenlanden van Java en Madura, waar suiker- fabrieken, tabaks- en indigo ondernemingen zijn, is het

(30)

— 28 —

artikel van veel belang ; elders zullen zelden van die rechts- vorderingen voorkomen.

ONTRUIMING YAN GEHUURDE ONROERENDE GOEDEREN.

d. Ie. Vorderingen strekkende tot ontruiming van gehuurde onroerende goederen, wegens geëindigde huur zonder onderscheid van het bedrag der huur, tenzij de huurder een schriftelijk bewijs van bestaande, vernieuwde of verlengde huur, eene waar- de van f 600.— over het jaar berekend, te boven gaande in het geding brengt.

Indien dus eene vordering tot ontruiming wegens geëin- digde huur van huizen, erven, landerijen, schepen van 4 lasten of koijangs inhoud, hoe groot de huur ook moge zijn, voor den R. R. ontvankelijk zal zijn, is het alleen noodig dat de huurder geen schriftelijk bewijs van bestaan- de, vernieuwde of verlengde huur van meer dan f 600.—

's jaars, in het proces kan brengen.

Is de waarde minder dan f 600.— 's jaars, blijft het nog voor den R. R.

"Wil men een huurder, die zijn huis verhypothekeerd heeft, nadat de grosse der hypotheekacte is ten uitvoer gelegd, d. w. z. het huis verkocht is, tegen zijn wil het huis doen ontruimen, dan is niet meer noodig, dan eene vordering tot ontruiming voor den R. R.

Op Java en Madura komt het dikwijls voor, dat zulke huurders niet uit hunne huizen te krijgen zijn, niettegen- staande de huizen van eigenaren veranderd zijn, omdat zij wel weten, dat tot eene ontruiming eene actie voor een R. v. J. moet aangelegd worden, waartoe de eigenaar noode overgaat, 't Zou aanbevelenswaardig zijn, indien in de hypotheekacten, als de hypothekair verbondene in het goed

(31)

- 29 —

blijft, eene overeenkomst van huur- en verhuur werd op- genomen en er bij gestipuleerd werd dat de huur eindigt bij den verkoop van het verbonden goed.

ONTBODING OVEREENKOMST TAN TERHUÜR EN HUUR EN ONTRUIMING.

2e. Tot ontbinding van huur van onroerende goederen en tot ontruiming dientengevolge ter zake van wanbetaling der huurpenningen, indien die verschuldigde en niet betaalde huur- penningen niet meer dan zes honderd gulden bedragen.

Dit artikel lijkt wel op het voorgaande, doch is werke- lijk geheel anders. Hier is slechts sprake van ontbinding:

van huur en ontruiming ter zake van wanbetaling van huurpenningen.

Om die twee actiën aaneengeschakeld te kunnen inbren- gen is noodig:

Ie. dat huurpenningen verschuldigd zijn.

2e. dat ze niet betaald zijn

en te zamen niet meer dan f 600.— bedragen.

Er is b. v. een land verhuurd voor drie jaren à f 100.—

'S maands ; de huurder weigert de huurpenningen te beta- len na het 2e huurjaar, dan is hij nog verschuldigd f 1200.—

voor het 3e jaar. Deze vordering wordt voor den R. v. J.

gebracht, doch zoo de huurder eindigt te betalen met de 30e maand, zoodat er nog 6 maanden of/" 600.—verschul- digd blijven wordt de zaak voor den R. R. berecht. Het is een groot gemak, dat de vorderingen tot ontbindingen ontruiming gekoppeld kunnen worden.

(32)

mmm—^mm^mm^*mm^mmm*mm

— 30 —

VAN WAARDE VERKLARING VAN EEN CONSERYATOIR BESLAG.

e. Van de vordering tot van waarde verklaring van een

•gelegd beslag, wanner dit berust op eene tot hunne bevoegd- heid behoorende vordering en bij de voorschriften betreffende de rechtspleging voor den B. R. is toegelaten, alsmede van de vordering tot opheffing van zoodanig beslag.

Deze vordering komt voor den R. R. in wiens ressort het beslag gelegd is.

„Men heeft b. v. te vergeefs de betaling gevraagd van eene acceptatie, niet grooter dan f 500. — Bestaat er vrees,

•dat de schuldenaar zijne goederen aan een later te leggen beslag zal onttrekken, door ze voorshands in veiligheid te brengen, dan wordt aan den R. R. gevraagd voorloopig of conservatoir beslag te mogen leggen. Dit is alleen moge- lijk op roerende goederen.

Deze vergunning is noodig, omdat de deurwaarder, de eenige, die een beslag kan leggen, daartoe niet mag over- gaan, zonder een vonnis of eene grosse van eene notarieele acte in handen te hebben. Door het voorloopig verlof van

•den' R. R. krijgt hij 't noodige stuk, zijnde een vonnis van den R. R. in handen om te kunnen handelen.

Daarna wordt door den schuldeischer voor den R. R. de van waarde verklaring van het voorloopig of conservatoir be- slag gevraagd en nadat dit verkregen is, is het eindvonnis bereikt en kunnen de beslagen goederen verkocht worden.

Doch de gedaagde, de persoon wiens goederen in voor- loopig of conservatoir beslag zijn genomen, heeft voor den- selfden rechter recht om de opheffing van het beslag te

vragen, altijd indien daartoe gronden zijn.

(33)

— 31 —

VAN WAARDE OF NIETIG VERKLARING VAN EEN AANBOD VAN BETALING OF GERECH-

TELIJKE BEWAARGEVING.

f. Van de vordering tot van icaarde of tot nietig verklaring van een aanbod van betaling of van eene gerechtelijke bewaar- geving, wanneer de ivaarde der zaak of der geldsom, die aan- geboden of in bewaring gesteld is, de som van f 500.— niet

te bovengaat.

Deze vordering komt voor den R. R. der plaats, waar het aanbod of de gerechtelijke bewaargeving moet geschieden en als het aanbod of de gerechtelijke bewaargeving en een aanhangig proces voorkomen bij den R. R. bij wien dit proces aanhangig is.

Indien de schuldenaar wil betalen, doch de schuldeischer het aangebodene niet wil aannemen, dan ontstaat daaruit voor den schuldenaar eene vordering tegen den schuld- eischer om hem te dwingen het aangebodene aan te nemen.

Door een notaris of deurwaarder en door geen andere dan genoemde openbare ambtenaren, vergezeld van twee getuigen, wordt het aanbod gedaan. Weigert de schuld- eischer dit aanbod, dan geeft de notaris of deurwaarder, voor hij de acte sluit, op welken dag en welk uur hij zich ter griffie van het residentiegerecht zal bevinden om het aangebodene nog eens aan te bieden, en zoo de schuld- eischer niet verschijnt of tegenwoordig zijnde, weigert aan te nemen, het aangebodene in bewaring te geven, of te consigneeren ter griffie.

Onderstel dat de schuldeischer niet aangenomen heeft.

De schuldeischer begint nu eene actie tot van waarde verklaring van het gedane aanbod en triumfeert hij daarin, dan wordt de schuldeischer aangemaand het aangebodene aan te nemen en de schuldenaar ontlast van de verdere betaling met veroor-deeling van den schuldeischer in de

(34)

— 32 —

kosten, die door den schuldenaar gewoonlijk voorgeschoten worden. Roerende zaken kunnen eveneens worden aange- boden en geweigerd.

De schuldenaar voor den R. R. geroepen geeft de rede- nen zijner weigering op. B. v. als hij geleend heeft 450 gulden, zooals uit eene acceptatie blijkt, en de schuldenaa.1 wil betalen met 18 zakken van 2500 centen, krijgt hij licht gelijk en wordt het aanbod van den schuldenaar van onwaarde verklaard en hij tevens veroordeeld in de kosten.

GERECHTELIJKE BEWAARGEVING.

Gerechtelijke bewaargeving heeft plaats, wanneer de rechter gelast dat eene zaak, waarover geschil is, in bewa- ring gesteld worde.

De gerechtelijke bewaargeving dient gedaan te zijn, opdat een eisch tot van waarde of nietigverklaring kan ingesteld worden.

Indien partijen over eene zaak in geschil zijn en het noodig is de goederen, waarover geschil is, in bewaring te geven aan een derde en deze derde niet door partijen kan worden aangewezen, brengt de meest gereede partij de zaak voor den rechter en vraagt hen een persoon aan te wijzen, die de zaak in geschil in bewaring zal nemen.

De rechter wijst de bewaarnemer aan.

Daarna volgt het proces tot van waarde verklaring voor de gerechtelijke bewaargeving. Altijd moet in deze de zaak geene waarde hebben boven de f 500.— en als het een geldsom is, het bedrag niet meer zijn.

(35)

— 33 —

YORDERING IN CONYENTIE EN RECONVENTIE.

g. Van de vordering in reconventie, die, wat het onderwerp des geschils betreft, tot hunne bevoegdheid behoort, ook dan loanneer het beloop dier vordering gevoegd bij dat van de vor- dering in conventie, die bevoegdheid te boven gaat.

Deze vordering wordt gebracht voor den R. R. voor wien het geding in conventie wordt gevoerd.

Eene vordering in reconventie beteekent tegenvordering.

Indien B. door A. in rechten betrokken is, d. w. z. dat B.

door A. gedagvaard is voor den R. R. b. v. tot het betalen van / 450.— voor genoten wijnen, terwijl B. van A. voor genoten boter eene tegenvordering heeft van / 500. - dan kan hij die van A. bij hetzelfde geding terugvorderen, bij reconventioneele vordering.

Bij zijn antwoord op de eerste vordering van A. voor den R. R. geeft hij dit op. Nu wordt de eerste vordering van A. een eisch in conventie genoemd en het antwoord van B. die in reconventie. De zaken worden te gelijk be- handeld, en bij hetzelfde vonnis uitgewezen, al ware 't, zooals in deze, dat de beide eischen te zamen meer dan / 500.— bedragen.

Hierna volgen de artikelen van de Burgerlijke Rechts- vordering, waarin over die eischen gesproken wordt:

De gedaagde is bevoegd om in alle zaken eisch in recon- ventie te doen, uitgezonderd:

Ie. Wanneer de eischer in conventie is opgetreden in eene qualiteit, en de reconventie hem persoonlijk zoude betreffen, en wederkeeriglijk ;

2e. Wanneer de rechter voor wien de eisch in conventie aanhangig is, onbevoegd is om kennis te nemen van de reconventie, met betrekking bot het onder- werp van het geschil, of wanneer hij daartoe onbe- voegd is met betrekking tot den persoon tegen wien

3

(36)

— 34 —

de reconventie zoude worden gericht; ingevolge artikelen 94 en 159 van het Reglement op de rech- terlijke organisatie en beleid der Justitie;

3e. In zaken van bezitrecht wanneer de eisch in recon- ventie het recht op de zaak zelve (petitoir) zoude betreffen ;

4e. In zaken van verschil over de tenuitvoerlegging van een vonnis.

Indien in eersten aanleg geen eisch in reconventie is gedaan, kan dezelve in hooger beroep niet meer gedaan worden.

De eisch in reconventie moet dadelijk bij het antwoord van den verweerder in conventie worden gedaan.

De zaken in conventie en in reconventie zullen te gelijk voldongen en bij één en hetzelfde eindvonnis beslist wor- den, ten ware de rechter mocht bevinden dat de eene vroeger dan de andere kan worden afgedaan, in welk geval zulks zal vermogen plaats te hebben, blijvende niettemin de alsdan nog onafgedane eisch in conventie of reconventie bij denzelfden rechter aanhangig tot het eindvonnis daarin te vellen.

Het hooger beroep wordt toegelaten, indien het beloop van den eisch in conventie, gevoegd bij dien in reconven- tie, te boven gaat de rechtsmacht van den rechter om in het hoogste ressort recht te spreken.

Wanneer evenwel de beide gedingen zijn gesplitst en daarin afzonderlijk is gevonnisd, zullen de gewone regelen opzichtelijk de bevoegdheid tot hooger beroep worden gevolgd.

VORDERINGEN OVER TEN UITVOERLEGGING VAN VONNISSEN.

h. Van alle vorderingen naar aanleiding van geschillen over

(37)

_~- ...

— 35 —

en bij de tenuitvoerlegging krachtens de voorschriften betref- fende rechtspleging voor den residentier echter bij de residentie- gerechten moet geschieden.

Vonnissen, die in gewijsde zijn, d. w. z. waarvan binnen den gestelden tijd niet is geappelleerd of waarvan geen appel mogelijk is, om de geringe waarde, zooals later zal opgegeven worden, kunnen niet meer het onderwerp eener vordering worden, zooals men wel eens tracht te doen na het leggen van beslag door den deurwaarder. Alleen vor- deringen betreffende hetgeen volgt, na het vonnis is ten uitvoer gelegd, zijn ten deze ontvankelijk.

Geschillen over de tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zooveel die tenuitvoerlegging bij den K. R. moet geschieden, worden steeds berecht bij den R. R. binnen wiens rechtsgebied de verrichtingen, d. w. z. namelijk de verrichtingen van den deurwaarder, hebben plaats gehad.

Wanneer de tenuitvoerlegging van een vonnis bij het -residentiegerecht, geheel of gedeeltelijk, moet geschieden buiten het rechtsgebied van den rechter, die in eersten aanleg van de zaak kennis nam, roept die rechter de tus- schenkomst in van zijn ambtgenoot, ook buiten Java en

Madura, binnen wiens rechtsgebied de verrichtingen moe- ten plaats hebben, (de verrichtingen van den deurwaarder) of indien de verrichtingen binnen de afdeeling Macassar moeten plaats hebben, van den Raad van Justitie te Macassar.

De ingeroepen rechter is bevoegd en verplicht tot al datgene, waartoe de eerste rechter bevoegd en verplicht zou zijn geweest en doet onverwijld schriftelijke mede- deeling aan den rechter, van wien hij de opdracht ontving en van hetgeen ter voldoening is verricht.

GELEGENHEID OM VOOR DEN RAAD TAN JUSTITIE TE PROCEDEEREN.

Alvorens over te gaan tot de rechtspleging voor den

(38)

— 36 —

R. R. is noodig mede te deelen, dat de wetgever de gelegen- heid open gelaten heeft, om de vorderingen die krachtens het voorgaande eigenlijk voor den R. R. te huis hooren,.

nog altijd voor de Raden van Justitie te brengen.

Indien een geding, dat tot de competentie van den R. R.

behoort, bij den R. v. J. is aanhangig gemaakt, en de ge- daagde, mits verschenen zijnde, de exceptie van onbevoegd- heid uit hoofde van het onderwerp des geschils, niet heeft voorgesteld, alvorens eenige andere weren van rechten of eenige andere verdediging voor te dragen, zal de R. v. J.

als gewone rechter, de zaak aan zich behouden en daarin, in het hoogste ressort recht spreken.

't Is dus 't veiligst, indien men in zulk een zaak voor den Raad gedagvaard wordt, weg te blijven, dan loopt de zaak van zelve in het niet. Antwoordt men door te verschijnen, is het 't beste de zaak aan een procureur op te dragen, die 't aanneemt, omdat hij weet dat hij de kwestie van onbevoegdheid van den Raad alleen heeft voor te brengen om zijn proces te winnen en de tegenpartij in de kosten veroordeeld te zien. Al was 't alleen om de kos- ten is het onwaarschijnlijk, dat zich zulke gevallen zullen voordoen.

HOOFDSTUK II.

RECHTSPLEGING YOOR BEN RESIDENTIERECHTER.

Het reglement op de Burgerlijke rechtsvordering zooals het gebruikt wordt bij de Raden van Justitie is, op enkele uitzonderingen na, den R. R. tot richtsnoer gesteld.

Het rechtsgeding voor den R. R. is veel eenvoudiger dan voor den R. v. J.

Elke rechtsgeding voor het Residentiegerecht vangt aan met een verzoekschrift door den eischer of diens ge-

(39)

- 37 -

•machtigde, onderteekend, ingediend aan den bevoegden R. R.

De zaken, die voor den R. R. behandeld kunnen worden, zijn boven opgegeven en telkens is er bijgevoegd voor wel- ken R. R. ze aanhangig gemaakt moeten worden.

Wanneer een eischer niet kan schrijven, kan hij zijne vordering mondeling voordragen aan den R. R., die haar in geschrift brengt of doet brengen. Deze bevoegdheid tot mondelinge voordracht geldt niet voor den gemachtigde.

Incidenten worden schriftelijk of mondeling' ter terecht- zitting aangebracht :

Die verzoekschriften moeten inhouden :

Ie de namen en woonplaatsen van den eischer en van den gedaagde, alsmede indien het verzoek door een gemachtigde wordt gedaan, van dien gemachtigde;

2e eene aanduiding van het onderwerp der vordering en datgene wat gevorderd wordt

3e indien hetgeen gevorderd wordt niet bestaat in de betaling van een geldsom en de bevoegdheid van den R. R. afhankelijk is van de waarde der vorde- ring, de schatting der waarde van het gevorderde, met betaling van welk bedrag vermeerderd met de wettelijke interessen de gedaagde kan volstaan. De- ze schatting is onnoodig, indien aan de vordering tot opeisching van roerend goed een revindicatoir beslag is voorafgegaan en ook indien de vordering strekt tot ontruiming.

4e De acte van volmacht moet bij het verzoekschrift, indien het door een gemachtigde is onderteekend, worden overgelegd.

Die verzoekschriften worden teruggegeven of teruggezon- den aan den eischer in persoon of diens gemachtigde.

Ie als ze niet aan de te voren gestelde eischen vol- doen, of waarbij de volmacht niet is overgelegd met

(40)

— 38 —

mondelinge of schriftelijke redenen ter verbetering of aanvulling, dan wel ter bijvoeging van de vol- macht teruggegeven of teruggezonden.

2e De mondelinge voordracht wordt eerst in geschrift gebracht, wanneer de eischer de gegevens heeft verstrekt.

3° Terugzending bij gemotiveerde beschikking heeft plaats en de bovenbedoelde aanteekening wordt achterwege gelaten, wanneer het verzoekschrift bij eenen anderen residentierechter had moeten worden ingediend of wanneer het al dadelijk duidelijk is, dat de ingediende vordering ten aanzien van het onder- werp des geschils behoort tot de bevoegdheid van eenen anderen rechter.

Dit is een zeer humane bepaling, waardoor dwaling wordt uitgesloten. Het komt er eigentlijk maar op aan, indien men aarzelt tot welken R. R. te gaan, de zaak bij den.

dichtst bij wonenden aan te bieden, die aanneemt of terecht helpt. Ook indien de zaak niet tot zijne competentie be- hoort, wordt de zaak hier met redenen, d. w. z. gemoti- veerde beschikking afgewezen.

4e Indien de vordering mondeling is ingediend, dat ge- beuren kan, zooals te voren is opgegeven, als de- eischer niet schrijven kan, dan kan de R. R. in ge- vallen te voren omschreven, het in geschrift bren- gen bij gemotiveerde beschikking weigeren.

Van die beschikkingen is hooger beroep toegela- ten. Indien die beschikkingen den eischer niet be- vredigen, kan hij zich tot den R. v. J. wenden.

Nadat de vordering bij den R. R. is gebracht wordt door- den Griffier daarvan onverwijld aanteekening gehouden in een register, waarna de R. R. den dag en het uur bepaaltr

waarop de zaak voor hem zal dienen en doet partijen op- roepen, ten einde alsdan te verschijnen, vergezeld van de

(41)

— 39 —

getuigen, die zij wenschen te doen hooren en met mede- brenging van de bewijsstukken, waarvan zij zich willen bedienen.

De verweerder krijgt bij de oproeping tevens een af- schrift der vordering met aanzegging, dat hij daarop des verkiezende voor of op den rechtsdag bij een door hem of door zijn gemachtigde onderteekende verwering kan ant- woorden.

Schoon dus de verwering eerst op den rechtsdag kan worden behandeld, is het aan te bevelen het antwoord voor dien dag op de griffie van het Residentie gerecht te doen brengen, ten einde den R. R. in de gelegenheid te stellen om te voren de zaak in te zien.

Aan den eisch kan niets veranderd worden, zoodat de verwering niet geheim behoeft gehouden te worden.

De beschikking omtrent den rechtsdag wordt ingeschre- • ven in een register, zoo ook op de minuut der vordering aangeteekend.

In zaken, waarin eene onmiddellijke beslissing wensche- lijk en mogelijk is, kan de R. R., indien de eischer dit mondeling verzoekt en de gedaagde vrijwillig is ver- schenen, onmiddellijk tot de behandeling en beslissing overgaan. — Als de R. R. te voren de stukken heeft ge- had, heeft hij gelegenheid, mits de verweerder verschenen is, dadelijk het vonnis te vellen. Op deze wijze kan een zaak op een enkelen rechtsdag afioopen, dat voor beide par- tijen voordeelig is. Gemakkelijker en eenvoudiger is niet te bedenken.

Alle oproepingen, aanzeggingen, beteekeningen en in het algemeen alle exploiten, welke voor den geregelden gang van het proces noodig zijn, geschieden door tusschenkomst en op last van den R. R. door een tot het doen van ex- ploiten bevoegden persoon.

Bevoegde personen zijn de deurwaarders bij de residentie-

(42)

— 40 —

gerechten en bij de europeesche rechtbanken, doch wanneer binnen de 10 palen van de plaats, binnen het rechtsgebied van den R. R., waar een exploit moet gedaan worden, zich geen deurwaarder ophoudt, dan kan door den R. R., ofte diens verzoeke door het hoofd van plaatselijk bestuur een geschikt en vertrouwd persoon tot het doen der vereischte exploiten worden aangewezen.

De deurwaarders kunnen dus niet meer zoo in den blinde rechts en links uitgezonden worden om exploiten te doen, doch worden door tusschenkomst en op last van den R. R. gedirigeerd, dat een aanzienlijk voordeel is bij de berekening der kosten.

Maar geene oproepingen, aanzeggingen of beteekeningen behoeven te geschieden door deurwaarders, indien partijen, 't zij zei ven, 't zij door gemachtigden, op de zitting ver- schijnen. De R. R. doet dan zelf aanzeggingen, die de exploiten van deurwaarders vervangen en onnoodig maken.

Het streven in deze om een proces zoo min kostbaar mogelijk te maken, moet door partijen ten hoogste ge- waardeerd worden en indien aan den eenen kant geen ver- volgingszucht voorzit en aan den anderen geen zucht om hoe ook gelijk te hebben of om aan eene betaling te ont- komen, is het 't verstandigst, na het dienen van eisch en antwoord, maar dadelijk vonnis te vragen. Incidenten worden schriftelijk of mondeling ingebracht.

Een incident is, b. v. indien men zich beklaagt, dat eene vordering op een firma, is ingesteld tegen een der firmanten in privé. — Boven is ook gesproken van eene vordering tot opeisching van roerend goed, waaraan een revindicatoir beslag is voorafgegaan, hetwelk beteekent, dat een eige- naar van roerend goed die recht had tot revindicatie of reclame, dit goed alvorens het proces te beginnen, onder den houder daarvan, met toestemming van den R. R. in beslag heeft doen nemen.

(43)

— 41 —

Alle vonnissen en beschikkingen worden door aanzeg- gingen ter kennis van den betrokkene gebracht. De von- nissen en beschikkingen, welke voor het eindvonnis ge- slagen zijn of gemaakt worden, worden alleen op het proces- verbaal der zitting aangeteekend.

Het vonnis waarbij de rechter zich onbevoegd verklaart, is een eindvonnis.

In den loop van het geding kan het den R. R. blijken, dat de eisch niet naar behooren is gesteld, zoodat eigen- lijk eene vordering voor hem is gebracht van onbepaalde waarde of eene waarde hooger dan f 500.—, dan is het proces dadelijk uit en wordt zonder vragen een eindvon- nis geslagen waarbij de R. R. zich onbevoegd verklaart.

Partijen kunnen van de vonnissen en aanteekeningen, op het proces-verbaal der zitting gemaakt, inzage krijgen en op hare kosten afschriften bekomen.

Om deze uitlegging niet noodeloos te verlengen is hier uitgelaten, welke voorschriften bij Staatsblad aan den R. R.

en griffier gegeven zijn. Alleen wat men noodig heeft te weten is dat van elke zaak, van het begin tot het eind, slechts een proces-verbaal wordt opgemaakt, waarin alles vermeld wordt en dat telkens bij iedere zitting onder het- zelfde nummer voor den dag gehaald wordt om het voort te zetten. Om zoo'n proces-verbaal later te kunnen terug vinden, houdt de griffier ook een algemeen register, waar het onder een afzonderlijk nummer wordt ingeschreven met de namen van partijen en gemachtigden, enz.

De R. R. is bevoegd en verplicht tot al datgene, waar- toe de president van den Raad van Justitie of de Raad van Justitie bij de toegepaste bepalingen bevoegd en ver- plicht is verklaard, en verricht zelf de taak, waarvoor de benoeming van rechters-commissarissen is toegelaten of voorgeschreven.

Komt dus in eene vordering voor, dat eene gerechtelijke

(44)

— 42 —

opneming van iets moet plaats hebben waartoe anders rech- ters-commissarissen worden benoemd en zich in commissie stellen om de opname te doen, geschiedt die opname bij de residentiegerechten door den R. R. alleen.

Het mooiste artikel is dit en het is zoo duidelijk, dat het geen commentaar behoeft.

De R. R. draagt zelf zorg voor de inschrijving der zaak op de rol van de zitting en is bevoegd om, indien hij dit voor den goeden en geregelden gang der zaak (proces) noodig acht, partijen bij de behandeling der zaak (proces) de noodige voorlichtingen te geven, haar te ondervragen zelfs opmerkzaam te maken op de rechts- en bewijsmiddelen, welke zij kunnen aanwenden.

Geene chicanes meer. Het is den R. R. vrijgelaten, door zich in den twist van partijen te mengen, ze door het wijzen op rechts- en bewijsmiddelen in het rechte spoor te houden om zoo spoedig mogelijk licht te verkrijgen.

Heel iets anders dan in de zittingen van den R. v. J.

waarin de rechters het zwijgen bewaren en de procureurs met incidenteele verzoeken, die ze even aankondigen en daarna aan den Raad op gezegeld papier overgeven, de zaak in staat van wijzen brengen.

RAADSMAN.

Partijen verschijnen in persoon voor den R. R., ten ware zij verkiezen mochten zich door een gemachtigde te doen vertegenwoordigen, maar de R. E. is evenwel bevoegd om de persoonlijke verschijning van partijen te bevelen.

Gelukkig is den R. R. dit recht gelaten daar in den regel partijen zelven, te zamen gekomen, spoediger tot rede te brengen zijn clan gemachtigden en ook daar dikwijls de persoonlijke verschijning noodig is. Ook kunnen partijen

(45)

— 43 —

zich door een raadsman doen bijstaan. Indien de zaak van- groot gewicht is of het bewijs moeielijk is, zal tot raadsman een procureur noodig zijn. Er wordt echter niet geëischt, dat de raadsman een procureur zij, iedere goede vriend is tot raadgeven en tot verschijning voor den R. R., als raadsman, bevoegd.

LASTGEVING.

Verschijnt men bij gemachtigde dan kan die machtiging gegeven worden.

Ie bij onderhandsche acte van algemeene of bijzondere lastgeving.

2e bij notariëele dito.

3e bij acte van bijzondere lastgeving door den griffier- van het residentiegerecht opgemaakt.

4e bij mondelinge opgave ter terechtzitting, waarvan aanteekening gehouden wordt op het proces-verbaal der zaak.

Yan de gemachtigden wordt geëischt dat zij binnen het.

rechtsgebied van den Raad van Justitie, onder welken het residentiegerecht en partijen behooren, wonen en die zich door een gemachtigde doet vertegenwoordigen, wordt ge- acht woonplaats te hebben bij dien gemachtigde, tenzij hij zelf binnen het rechtsgebied van den R. R. woont ofeene andere woonplaats binnen dat rechtsgebied mocht hebben gekozen.

BEHANDELING DER ZAAK.

De behandeling der zaak geschiedt mondeling ter terecht- zitting, d.i. nadat de eisch en het antwoord schriftelijk zijn voorafgegaan, onverminderd de bevoegdheid van partijen om aldaar door haar of hare gemachtigden dan wel raads- lieden onderteekende schrifturen in te dienen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Materialen voor reiniging en sterilisatie Minimumaantal Bestelinformatie Verzamelbak voor gebruikte instrumenten, gevuld met. eiwitoplossend middel (als niet binnen 24 uur

Iedere overeenkomst inzake elektronisch bankieren (homebanking, , self-service), aangegaan door de volmachthebber, wordt tevens geacht te zijn aangegaan voor de

betaal- of kredietkaarten, ter beschikking gesteld aan de volmachthebber, blijven ook na de intrekking van de volmacht ten laste van de volmachtgever, tot inlevering van

Iedere overeenkomst inzake elektronisch bankieren (homebanking, , self-service), aangegaan door de volmachthebber, wordt tevens geacht te zijn aangegaan voor de

overschrijvingsformulieren die in een gewone brievenbus worden gedeponeerd. Effecten, documenten, chequeformulieren, kaarten, waarden en andere voorwerpen, toegezonden aan de

bankieren (homebanking, , self-service), aangegaan door de volmachthebber, wordt tevens geacht te zijn aangegaan voor de rekeningen waarvoor hij volmacht heeft. De

deurwaardersexploot of tot wanneer de Bank kennis krijgt van het overlijden van de lastgever of de lasthebber, of van een andere wettelijke oorzaak van beëindiging van

geacht te zijn aangegaan voor de rekeningen waarvoor hij volmacht heeft. De volmachthebber kan in geen geval, voor de rekeningen waarvoor hij volmacht heeft, op zijn beurt