• No results found

VAN HUUR TAN DIENSTBODEN EN WERKLIEDEN

In document BURGERLIJKE VORDERINGEN (pagina 26-29)

Hieronder volgen de artikelen van het Burgerlijk Wetboek, die over huur van dienstboden en werklieden en aanneming van werk handelen.

Men kan zijne diensten slechts voor eenen tijd of voor eene bepaalde onderneming verbinden.

De meester wordt op zijn woord, des gevorderd met eede gesterkt, geloofd :

ten aanzien van de hoegrootheid van het bedongen loon.

ten aanzien van de betaling van het loon over het ver-schenen jaar.

ten opzichte van hetgeen op rekening gegeven is van het loon over het loopende jaar; en

ten opzichte der tijdsbepaling, voor welke de huur is aangegaan.

Dienst- en werkboden mogen, indien zij voor eenen be-paalden tijd gehuurd zijn, zonder wettige redenen hunne dienst niet verlaten, noch uit dezelve worden weggezonden, voor dat de tijd verstreken zij.

Indien zij binnen den bepaalden of gewonen huurtijd de dienst, zonder wettige redenen, verlaten, verbeuren zij het verdiende loon.

De meester is echter bevoegd om hen ten allen tijde zonder het aanvoeren van redenen, weg te zenden, doch hij

25

-is, in dat geval, verplicht aan hen behalve het verschenen loon, tot schadeloosstelling te betalen zes weken, te rekenen van den dag waarop zij uit de dienst zijn weggezonden.

Indien de huur voor eenen korteren tijd dan zes weken is aangegaan, of minder dan zes weken te loopen heeft, hebben zij, in dat geval, recht op het volle loon.

YÀN AANNEMING VAN WERK.

Bij het laten maken van werk, kan men overeenkomen dat de werkman alleen zijnen arbeid of zijne nijverheid, of wel dat hij ook de stof leveren zal.

Ingeval de werkman de stof moet leveren, en het werk, op welke wijze ook, vergaat, alvorens het geleverd is, komt het verlies voor zijne rekening, ten ware hij die het werk besteld heeft, nalatig zij geweest om hetzelve te ontvangen.

Indien de werkman alleen zijnen arbeid of zijne nijver-heid moet leveren, en het werk vergaat, is hij slechts voor zijne schuld aansprakelijk.

Indien het werk, in het geval bij het voorgaande artikel vermeld, buiten eenig plichtverzuim van den werkman is verloren gegaan, voordat de levering geschied is, en zonder dat hij die het werk besteld heeft nalatig is geweest om hetzelve op te nemen en goed te keuren, heeft de werkman

geene aanspraak op zijn loon, ten ware de zaak door een gebrek in de stof zelve verloren ware gegaan.

Indien een werk bij het stuk of bij de maat bearbeid wordt, kan hetzelve bij gedeelten worden opgenomen ; die op-neming wordt geacht geschied te zijn voor alle de betaalde gedeelten, wanneer de aanbesteder den werkman telkens betaalt naar evenredigheid van hetgeen afgewerkt is.

Indien een gebouw, voor eenen bepaalden prijs

aangeno-— 26 aangeno-—

men en gemaakt, geheel of gedeeltelijk vergaat door een gebrek in de samenstelling, of zelfs uit hoofde van de onge-schiktheid van den grond, zijn de bouwmeesters en aan-nemers daarvoor, gedurende tien jaren aansprakelijk.

Indien een bouwmeester of aannemer op zich genomen heeft om een gebouw bij aanneming te maken, volgens een bestek, met den eigenaar van den grond beraamd en vast-gesteld, kan hij geene vermeerdering van den prijs vorderen, noch onder voorwendsel van vermeerdering der dagloonen of bouwstoffen, noch onder dat van gemaakte veranderingen of bijvoegselen die niet in het bestek begrepen zijn, indien die veranderingen of vergrootingen niet schriftelijk zijn in-gewilligd en over derzelver prijs met den eigenaar geene overeenkomst is getroffen.

De aanbesteder kan, des goedvindende, de aanneming op-zeggen, ofschoon het werk reeds begonnen zij, mits hij den aannemer, wegens alle deszelfs gemaakte kosten, arbeid en winstderving, volkomen schadeloos stelle.

Huur van werk houdt op door den dood van den werk-man, bouwmeester of aannemer.

Maar de eigenaar is gehouden aan de erfgenamen, naar evenredigheid van den bij de overeenkomst bedongen prijs, te betalen de waarde van het gedane werk en die der in gereedheid gebrachte bouwstoffen, mits dat werk of die bouwstoffen hem tot eenig nut kunnen verstrekken.

De aannemer is verantwoordelijk voor de daden van de-genen die hij in het werk stelt.

Metselaars, timmerlieden, smeden en andere ambachtslie-den, welke tot het zetten van een gebouw of het maken van eenig ander aangenomen werk gebezigd zijn, hebben geene rechtsvordering tegen dengene te wiens behoeve de werken gemaakt zijn, dan ten beloope van hetgeen deze aan den aannemer schuldig is op het oogenblik waarop zij hunne rechtsvordering aanleggen.

— 27 —

Metselaars, timmerlieden, smeden en andere ambachtslie-den, die zelve onmiddellijk en voor eenen bepaalden prijs een werk op zich nemen, zijn gehouden aan de regelen in deze afdeeling voorgeschreven.

Zij zijn aannemers in het vak waarin zij werkzaam zijn.

Arbeidslieden die eenig goed van een ander onder zich hebben, om daaraan eenig werk te verrichten, zijn ge-rechtigd om dat goed onder zich te houden tot de volle-voldoening van de kosten en arbeidsloonen daaraan besteed,, tenzij de eigenaar voor die kosten en arbeidsloonen ge-noegzame zekerheid hebbe gesteld.

De rechten en verplichtingen van voerlieden en schippers-zijn in het Wetboek van Koophandel vastgesteld.

AANMATIGING GEPLEEGD OP GRONDEN

In document BURGERLIJKE VORDERINGEN (pagina 26-29)