• No results found

ANTWOORD Y AN DEN GEDAAGDE

In document BURGERLIJKE VORDERINGEN (pagina 86-94)

Aan den Residentierechter te Meester Cornelis.

Geeft eerbiedig te kennen:

B. wonende te Meester Cornelis

dat hij door UEdG. aangezegd is, te verschijnen op de zitting van het residentie gerecht te Meester Cornelis op (je n in zake de vordering van A. t o t betaling van f 450.— wegens geleverd djatiehout;

— 85 —

dat hij in de vordering van den eischer niet kan toe-stemmen, daar hij met nevensgaande quitantiën bewijzen kan, dat van de som van f 450.— reeds f 250.— betaald is, zoodat er slechts eene som van / 200.— te betalen overblijft en ware die som door eischer gevraagd, onmid-dellijke betaling gevolgd zoude zijn;

dat ook de bewering van eischer, als zou het gekochte hout gebruikt zijn, tot het maken van meubilair onwaar is, daar het gebruikt is tot het maken van een dak op gedaagdes huis.

'Weshalve gedaagde UEdG. eerbiedig verzoekt den eischer zijn eisch te ontzeggen en hem te veroordeelen in de kosten des gedings.

Hetwelk doende,

MEESTEE-COBNELIS, den

Kan de eischer de overgelegde quitantiën niet als valsch brandmerken, dan heeft hij de zaak verloren, zonder dat over het verder geeischte gedelibereerd wordt. De eisch wordt ontzegd en de eischer in de kosten veroordeeld, d. w. z. in de kosten door den gedaagde gemaakt, daar hij zijn eigen kosten tot de zaak al betaald zal hebben.

Blijken de quitantiën valsch te zijn en kan de eischer bewijzen, b. v. door getuigen, dat het hout niet tot het maken van een dak, maar tot het vervaardigen van meu-bilair is gebruikt, dan wordt de eisch toegewezen. Indien de eischer het vonnis ten uitvoer wil leggen,verzoekt hij dit aan den R. R. die den deurwaarder daarmede belast.

De eisch tot gijzeling is mede toegewezen, omdat het hier een zaak van koophandel geldt.

Het is voorzichtig alle beweringen van eischer, zoo zij

•onwaar zijn, één voor één uitdrukkelijk te ontkennen en

•de redenen daarvoor op te geven.

— 86 —

EISCH TOT BETALING YAN ERFPACHT.

(voor den R. R. van de woonplaats des gedaagden).

A. wonende te

in hoedanigheid van voogd over de minderjarige kinderen van C.

dat genoemde kinderen eigenaren zijn van het land E.

liggende te T.

dat B., wonende te Buitenzorg, van den vader der ge-noemde kinderen in het jaar . . . in erfpacht ontvangen heeft 100 bahoes tegallan tegen een jaarlijksche pachtschat van f 75.—.

dat die pachtschat sedert 5 jaren niet betaald is, zoodat hij van B. te vorderen heeft de som van ƒ 375.—.

Waarom hij UEdG. beleefd verzoekt B te veroordeelen tot betaling aan hem in kwaliteit, de som van drie honderd vijf en zeventig gulden met de wettelijke renten daarvan,, aanvangende met den datum van dit verzoekschrift en in de kosten des gedings.

Hetwelk doende,

MEESTER CORNELIS, den

ANTWOORD OP DEN EISCH TOT BETALING VAN ERFPACHT.

B. wonende te Buitenzorg, gedaagde in zake den eisen.

tot erfpachtbetaling van A. wonende te

als voogd van de minderjarige kinderen van C.

dat gedaagde erkent, dat hij 100 bouws tegallan gehuurd heeft ad f75.— 's jaars, doch ontkent daarvan iets schuldig te zijn aan den eischer in kwaliteit.

dat hij wel die tegallan gehuurd heeft van C. toen hij' nog leefde, doch dat na zijn dood, nu 5 jaren geleden, een gedeelte van het land E. verkocht is en aan het

verkochte-— 87 verkochte-—

toebehoort de meergemelde 100 bouws tegallan, zoodat hij aan een ander daarvan pachtschat moet betalen.

Weshalve de gedaagde UEdGr. beleefd verzoekt den eischer met zijn eisch niet ontvankelijk te verklaren, des noods te ontzeggen met veroordeeling in de kosten des gedings.

Hetwelk doende,

BUITENZOBG, den

De gedaagde ontkent de nietigheid van den rechtstitel, waaruit eischer ageert, waardoor het verschil niet meer loopt over eene bepaalde waarde, maar over de vraag of A. het recht heeft iets van B. te vorderen.

B. antwoordt hier niet met op te geven aan wien de tegallans nu toebehooren, ook niet aan wien hij betaald heeft, omdat hij niet geroepen is den eischer inlichtingen te verstrekken. Op den eischer rust de bewijslast.

De eischer kan 8 dagen uitstel vragen om de tegenwer-ping te onderzoeken en zoo hij tot de overtuiging komt dat B. ongelijk heeft en de tegallans aan zijn pupillen toebehooren, vraagt hij op de volgende zitting, als B. bij zijn antwoord volhardt, vonnis.

De R. R. verklaart zich dan niet ontvankelijk uithoofde van het onderwerp des geschils, door betwisting van den rechtstitel en veroordeelt de eischer in de kosten.

De zaak wordt verder voor den R. v. J. behandeld, als eischer wil doorprocedeeren.

Erkent de gedaagde de erfpacht, doch ontkent hij de kwaliteit van den eischer, zeggende dat hij geen voogd is van de minderjarige kinderen, waarvoor hij opgegeven heeft te ageeren, is dit een incident en wordt het dadelijk, voor alle andere weren, behandeld. Niet op gedaagde, maar weer op eischer rust den last zijn voogdschap te bewijzen.

Een vader of moeder van weezen behoeft dit niet meer te bewijzen, daar zij volgens de wet, d. w. z. wettelijk

88 —

voogd en voogdesse zijn, terwijl een familielid of vreemde, tot voogd aangesteld, licht een stuk heeft, waaruit hij zijn kwaliteit kan aantoonen.

Heeft de voogd zijn kwaliteit bewezen, zal wijl 't overige van den eisch erkend is, de gedaagde veroordeeld worden om te doen tot hetgeen geëischt is.

EISCH TOT SCHADEVERGOEDING WEGENS BESCHA DIGING YAN YELDVRCCHTEN.

(voor den R. R. in wiens ressort de beschadiging is geschied).

B. wonende te Tangerang.

dat hij in de nabijheid van Tangerang en daaronder ressorteerende heeft liggen 90 bahoes suikerriet, die pas 3 maanden aangeplant zijn;

dat B., wonende te Batavia, op vijf minuten afstands daarvan een 200 tal karbouwen heeft, die hij niet voldoende doet bewaken, zoodat ze in den morgen van den . . . op zijn aanplant van suikerriet zijn gekomen en deze geheel

hebben vernield, niet alleen dat de plantkuilen volgetrapt zijn, maar ook dat de aanplant geheel afgegeten is;

dat die aanplant hem heeft gekost f 100.— per bouw te zamen f 9000;

dat opnieuw gegraven en geplant moet worden en het niet te voorzien is, dat een aanplant, drie maanden na het gewone saizoen tot aanplanten aangevangen, zal op-leveren hetgeen de verwoeste aanplant beloofde ;

dat een vergoeding van f 120.— per bouw of f 10800.

niet overmatig kan aangemerkt worden;

dat gedaagde die schade dient te vergoeden wegens on-rechtmatige daad met vergoeding van kosten, schaden en interessen.

"Waarom hij UEdG-. beleefd verzoekt den gedaagde te

— 89 —

veroordeelen om aan hem te betalen de som van tien duizend acht honderd gulden met de wettelijke interessen van den sedert dien datum van dit verzoekschrift en in de kosten des gedings, uitvoerbaar bij lijfsdwang.

Hetwelk doende,

TANGEEANG, den

EISCH TOT BETALING TAN ARBEIDSLOONEN EN TOT UITVOERING VAN ARBEIDSOVEREENKOMSTEN.

(voor den R. R. van de woonplaats des gedaagden).

B. wonende te Meester Cornelis.

dat hij op Salemba, op den weg naar Meester Cornelis, bezig is een huis te bouwen voor den heer A., wonende te Meester Cornelis;

dat, volgens contract op den 25 Januari 1901 voor den notaris C. te D. verleden, A. zich heeft verbonden iedere week des Zaterdags ten 10 ure te zullen betalen de door eischer opgemaakte werklijsten over de afgeloopen week en de ingekochte materialen;

dat het bedrag dier werklijsten en de quitantiën der inge-kochte materialen bedroegen in de week van 19 tot 26 Juni 1901 de som van / 850.— zegge acht honderd vijftig gulden ; dat A op den 26 Juni 1901 verklaard heeft die som niet te kunnen betalen;

dat hier een schriftelijk contract aan ten grondslag ligt.

Weshalve de adressant UEdG. eerbiedig verzoekt A. te veroordeelen om aan hem te betalen de som van acht honderd en vijftig gulden met de wettelijke interessen van dien sedert den datum van dit verzoekschrift, benevens in de kosten van dit geding en dit vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, niettegenstaande verzet en zonder borgtocht.

Hetwelk doende,

MEESTEE COENELIS, den 27 Juni 1901.

— 90 —

EISCH TOT ONTRUIMING TAN EEN PARTI CÜLIER LAND.

A. wonende te Batavia.

dat hij aan B. wonende te Tangerang verhuurd heeft-het land C. gelegen in de afdeeling Buitenzorg, tegen een maandelijksche pachtschat van f 600.—, dat de huur is ingegaan op den

en geëindigd is op den

Weshalve de adressant UEdGr. eerbiedig verzoekt B. te veroordeelen het land C. te ontruimen binnen een door UEdG. te stellen tijdsruimte en in de kosten des gedings en bij niet nakoming der veroordeeling last op den sterken arm te Verleenen, om de gevraagde ontruiming te bewerk-stelligen.

Hetwelk doende,

BATAVIA, den

ANTWOORD OP DEN EISCH TOT ONTRUIMING.

B. wonende te Tangerang.

dat hij op den eisch van A. tot ontruiming van het land C. antwoordt, dat A. geen recht heeft om hem het gemelde land te doen ontruimen, daar hij met A. in het jaar een contract van verhuur en huur heeft aan-gegaan, waarin voorkomt, dat contractanten, zoo zij de huur willen doen eindigen, dit in de drie laatste maanden van. het laatste contractjaar moeten doen weten en dat anders de huur voor den tijd van zes jaren op den vorigen voet verlengd is;

dat A. geene opzegging van huur gedaan heeft en alzoo het bestaande contract met hem voortduurt en vernieuwd of verlengd is.

— 91 —

"Waarom de adressant UEdG. beleefd verzoekt aan A, zijne vordering te ontzeggen, met veroordeeling in de kos-ten des gedings.

Hetwelk doende,

TANGERANG, den

EISCH TOT YAN WAARDE YERKLARING YAN EEN GELEGD BESLAG (Conservatoir).

(voor den R. R., in wiens ressort het beslag gedaan is).

A. wonende te Buitenzorg.

dat bij B. wonende te Batavia volgens vonnis van UEdG.

van den krachtens den gedanen eisch con-servatoir beslag is gelegd op de roerende goederen van B., zooals blijken kan uit bijgevoegd proces verbaal van be-slag van den deurwaarder C. te Batavia van den . . .

dat B. schuldig is de som van f 450.— volgens bijgaan-de acceptatie en bijgaan-deze vervallen is op bijgaan-den te voren, zonder dat B. betaald heeft of aangeboden heeft te beta-len en daarvan protest is opgemaakt, zooals hierbij wordt aangeboden ;

dat B. is handelaar en de schuld volgens de acceptatie is aangegaan ter zake van koophandel.

Waarom adressant UEG. eerbiedig verzoekt B. te veroor-deelen om aan hem te betalen de som van vier honderd vijftig gulden met de kosten ten deze en van het gelegd beslag en het protest tot de geheele voldoening toe uitvoerbaar bij voorbaat en bij lijfsdwang.

Hetwelk doende,

, BUITENZORG, den

— 92 —

ANTWOORD OP DEN EISCH TOT TAN WAARDE VER KLARING TAN EEN GELEGD BESLAG (conservatoir).

Indien B. niet betalen kan en het beslag regelmatig is gelegd, doet hij 't voordeeligst van de zitting waar hij ge-geroepen is, weg te blijven en verstek te laten loopen.

De zaak loopt dan van zelve af.

EISCH TOT BESLAG TOT REVINDICATIE

In document BURGERLIJKE VORDERINGEN (pagina 86-94)