3. Opzet van het empirisch onderzoek
3.1 Operationalisatie
De belangrijkste concepten uit de empirische deelvragen worden geoperationaliseerd aan de hand van het theoretisch kader.
3.1.1 Operationalisatie van deelvraag 1
De eerste empirische deelvraag luidt: Op welke wijze reageert de traditionele
belangenbehartigende beroepsorganisatie op uitdagers in de belangenbehartiging op hetzelfde beroepsterrein? De concepten ‘traditionele belangenbehartigende beroepsorganisatie’ en
‘uitdager’ zijn eerder uitgewerkt (tabel 1). Aan de hand van de tweede theoretische deelvraag zijn vier reactietypen onderscheiden en gepresenteerd in een reactietypologie (figuur 1). Deze typologie bestaat uit twee dimensies die beide een mogelijke wijze vertegenwoordigen, waarop de traditionele belangenbehartigende beroepsorganisatie kan reageren.
Een aantekening die hierbij moet worden gemaakt, is dat een reactietypologie een vereenvoudigde weergave is van de werkelijkheid. Deze is echter nodig om de eerste empirische deelvraag te kunnen operationaliseren. Wanneer uit de data-analyse blijkt dat de traditionele belangenbehartigende beroepsorganisatie een rationele keuze maakt om niet samen te werken met de uitdager, dan wordt dit gekenmerkt als niet-coöperatief (dimensie 1, figuur 1). Wanneer blijkt dat er een rationele keuze is gemaakt om wel samen te werken, dan wordt dit gekenmerkt als
33 Om een extra dimensie te geven aan dit binaire onderscheid, wordt ook gekeken of de traditionele belangenbehartigende beroepsorganisatie actief of passief reageert. Om de operationalisatie compleet te maken, worden hieronder in tabel 4 de vier reactietypen, die volgen uit de zojuist besproken dimensies, gepresenteerd. In tabel 4 kan tevens de bijpassende vorm van reactie en een toelichting daarop worden gevonden. De presentatie loopt van actief en niet-coöperatief naar passief en coöperatief.
Tabel 4. Toelichting op de vier reactietypen als onderscheiden in figuur 2.
Reactietype Vorm van de reactie Toelichting
Bestrijdend Samenwerking met uitdager
nadrukkelijk afwijzen
Intern bepaald dat samenwerking niet optioneel is
Verzetten tegen uitdager Bekritiseren of afkeuren van standpunten, werkwijze of visie van uitdager, waardoor samenwerking onmogelijk wordt
Negerend Niet bezighouden met de
uitdager, focus op eigen achterban
Intern bepaald dat samenwerking niet noodzakelijk is
Niet aansluiten bij bestaand samenwerkingsverband waar uitdager onderdeel van is
Samenwerking wordt niet nadrukkelijk afgewezen, maar er wordt ook geen toenadering tot samenwerking gezocht.
Uitnodigend Nadrukkelijk inzetten op
samenwerking met uitdager
Bij voorkeur in de media. “De deur staat open.”
Inzetten op intensieve samenwerking met uitdager
Bij voorkeur in vast samenwerkingsverband.
Positieve en intensieve deelname aan samenwerkingsverband met uitdager.
Afwachtend Toenadering wordt niet
nadrukkelijk gezocht
Geen concrete toenadering bekend. “De deur staat op een kier.”
34
Oppervlakkige samenwerking met uitdager
Veelal los samenwerkingsverband, zoals een gelegenheidscoalitie.
Geen intensieve samenwerking
3.1.2 Operationalisatie van deelvraag 2
De tweede empirische deelvraag luidt: Is de wijze waarop de traditionele belangenbehartigende
beroepsorganisatie reageert op de uitdager veranderd als gevolg van de factoren die mogelijk bepalend zijn? In het laatste deel van het vorige hoofdstuk zijn twee mogelijk reactiebepalende
factoren behandeld. In de volgende twee paragrafen is uiteengezet hoe deze twee (mogelijk) reactiebepalende factoren zijn geoperationaliseerd.
3.1.2.1 Verandering in de ledenaantallen van een traditionele belangenbehartigende
organisatie en de uitdager
De eerste factor is een verandering in de ledenaantallen van de traditionele belangenbehartigende organisatie en de uitdager. In paragraaf 2.3.1 is uitgelegd hoe deze factor kan leiden tot een bepaald reactietype. De verwachtingen zijn vervolgens op vereenvoudigde wijze gepresenteerd in tabel 2. In tabel 2 is een driepuntsschaal gehanteerd om aan te geven om wat voor verandering in het ledenaantal het gaat. Het kan gaan om een relatief sterke toename, een relatief sterke afname of relatief weinig verandering (het ledenaantal blijft nagenoeg constant).
Een belangrijk element van deze schaal is de grens in aantallen om te kunnen spreken van een relatief sterke toe- of afname. In de bestaande literatuur over ledenorganisaties lijkt deze grens niet vastgelegd te zijn. Voor de kracht van dit onderzoek en eventueel vervolgonderzoek is het beter om dit per casus te beoordelen in plaats een willekeurige grens te trekken. In de onderzoeksopzet is daarom gekozen voor het maken van een analyse van berichtgeving in de media en overige informatiebronnen om – wanneer er sprake is van een verandering in het ledenaantal – per casus een verdedigbare beoordeling te kunnen maken. Om de beoordeling beter te kunnen volgen, wordt verwezen naar tabel 5 hieronder.
35 Tabel 5. Hulpmiddel ter bepaling van de verandering in het aantal leden van een traditionele en nieuwe belangenbehartigende organisatie.
Verandering ledenaantal
Wanneer is hier sprake van? Als uit de analyse blijkt dat…
Wanneer is hier geen sprake van? Als uit de analyse blijkt dat… Neemt relatief
sterk toe
In de mediaberichtgeving of overige bronnen wordt verwezen naar een sterke toename, met daarbij een indicatie van de absolute of relatieve toename
In de mediaberichtgeving of overige bronnen wordt verwezen naar een toename, maar zonder een indicatie van de absolute of relatieve toename
Neemt relatief sterk af
In de mediaberichtgeving en/of overige bronnen wordt verwezen naar een sterke afname, met daarbij een indicatie van de absolute of relatieve afname
In de mediaberichtgeving of overige bronnen wordt verwezen naar een afname, maar zonder een indicatie van de absolute of relatieve afname
Relatief weinig verandering
(ledenaantal blijft nagenoeg constant)
In de media of overige bronnen wordt niet verwezen naar een sterke toe- of afname
In de media of overige bronnen wordt wel verwezen naar een toe- of afname, maar uit de indicatie van de absolute of relatieve verandering in het ledenaantal blijkt niet dat het gaat om een grote verandering
3.1.1.2 Media-aandacht
De tweede factor is media-aandacht. In paragraaf 2.3.2 is uitgelegd hoe deze factor kan leiden tot een bepaald reactietype. De factor ‘media-aandacht’ wordt uitgedrukt in het aantal keer dat een belangenbehartigende organisatie onderwerp is van berichtgeving in de media. Daarnaast is de beeldvorming in deze berichtgeving van belang.
Het aantal keer dat een belangenbehartigende organisatie onderwerp is van berichtgeving in de media kan gemeten worden door gebruik te maken van Nexis Uni® Krantenbank. Dit online krantenarchief is speciaal ontworpen voor scholen en biedt toegang tot een database van landelijke kranten en internationaal nieuws. Op basis van een combinatie van zoektermen kan over een
36 bepaalde tijdsperiode redelijk goed worden vastgesteld hoeveel keer de traditionele organisatie en de uitdagende organisatie zijn vermeld in mediaberichtgeving.14 In tabel 8 (bijlage, pp. 80-81) is
opgenomen om welke combinatie van zoektermen en tijdsperiode het precies gaat.
In tabel 3 zijn de verwachtingen weergegeven, die volgen uit een bepaalde verhouding in media- aandacht tussen de traditionele organisatie en de uitdager. Het kan gaan om relatief veel, weinig of constante media-aandacht. Ook voor deze factor is het lastig om een grens te trekken die bepaalt of het gaat om veel, weinig of constante media-aandacht. In een poging toch een verdedigbare inschatting te maken, wordt gebruikgemaakt van grafieken. De bedoeling is dat de grafiek laat zien hoe de media-aandacht voor de traditionele en uitdagende organisatie zich over een bepaalde periode ontwikkeld en hoe deze zich daarin tot elkaar verhouden. Hieronder volgt een fictief voorbeeld om een indicatie te geven hoe een dergelijke grafiek eruit kan zien:
15
Figuur 2. Grafiek verloop media-aandacht m.b.tet betrekking tot. stikstofproblematiek van boeren en bouwers.
De media-aandacht is gebaseerd op het aantal mediaberichten16 (bron: Nexus Uni17).
14 N.B. nieuwsberichten die niet zijn geschreven (radio- en televisie-uitzendingen, en podcasts etc.) worden in de meting niet meegenomen.
15 X-as: aantal berichten in de media; Y-as: tijdsverloop.
16 Zoektermen: combinaties van stikstof; boeren; bouwers; agrarische sector; bouwsector; LTO; Bouwend Nederland; Farmers Defence Force; Bouw in Verzet; Commissie Remkes; Stikstofuitspraak Raad van State.
37 In de analyse van de berichtgeving in de media en overige bronnen (hoofdstuk 4) wordt
uiteengezet om welke tijdsperiode het per casus precies gaat. Vooruitlopend op deze analyse is met betrekking tot LTO Nederland en de AOb specifiek aandacht voor de stikstofcrisis (2019) en de lerarenstakingen (2017, 2019). Ook is in de analyse aandacht voor de beeldvorming in de media voor een bepaalde tijdsperiode. In tabel 3 wordt betreffende de beeldvorming in de media onderscheid gemaakt tussen positief en negatief. Ook voor dit onderscheid geldt dat het precies vastleggen van een grens niet eenvoudig is. Om toch een verdedigbaar onderscheid te kunnen maken, wordt met de analyse van de berichtgeving in de media en overige bronnen geprobeerd dit onderscheid uit te lichten.