• No results found

5 Vergelijkende analyse

5.5 Media-aandacht

De tweede factor is media-aandacht. In paragraaf 2.3.2 is uitgelegd hoe dat naar verwachting leidt tot een bepaald reactietype. Media-aandacht wordt uitgedrukt in het aantal keer dat een belangenbehartigende organisatie onderwerp is van berichtgeving in de media. Daarnaast is de beeldvorming in deze berichtgeving van belang. De media-aandacht, uitgedrukt in het aantal berichtgevingen, wordt per tijdsperiode weergeven in figuur 3 (LTO) en figuur 4 (AOb). In tabel 8 (bijlage, pp. 80-81) is opgenomen om welke tijdsperiode het precies gaat. In tabel 3, die gaat over de beeldvorming in de media, wordt onderscheid gemaakt tussen positief en negatief. Op basis van de analyse van berichtgeving in de media en overige bronnen is geprobeerd dit onderscheid te maken.

Figuur 3. Media-aandacht uitgedrukt in het aantal keer dat LTO of FDF onderwerp is van berichtgeving in de media.

0 200 400 600 800

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5

Media-aandacht uitgedrukt in het aantal keer dat LTO of FDF

onderwerp is van berichtgeving in de media

59 Figuur 4. Media-aandacht uitgedrukt in het aantal keer dat de AOb of PO in actie onderwerp is van berichtgeving in de media.

Per reactietype wordt besproken hoe media-aandacht als factor mogelijk bepalend is geweest voor de wijze waarop is gereageerd door de traditionele organisatie. Daarbij is aandacht voor de overeenkomsten en verschillen tussen de twee organisaties.

5.5.1 Actief coöperatief: uitnodigend

Naar verwachting reageert een traditionele organisatie eerder actief coöperatief (uitnodigend) wanneer een uitdager relatief veel positieve media-aandacht geniet. Vanuit strategisch perspectief is het in dat geval namelijk beter om de uitdager in dit geval te verwelkomen in de polder en toenadering te zoeken tot (concrete) samenwerking. De vraag is of in de periode dat de traditionele organisaties uitnodigend hebben gereageerd sprake was van relatief veel positieve media-aandacht voor de uitdager. In figuur 3 valt op dat in de periode vóór de boerenprotesten van 1 oktober 2019 (periode 1, figuur 3) weinig media-aandacht was voor FDF. Zoals eerder besproken, heeft dit voor een groot deel te maken met het feit dat FDF zich in die periode nog niet in het stikstofdebat had gemengd en vooral actief was als Facebookgroep die zich richtte op het beschermen van boeren tegen ‘milieuextremisme’. Figuur 2 laat zien dat de media-aandacht uitgedrukt in het aantal berichten in de media in de periode vanaf het boerenprotest op 1 oktober 2019 tot aan de oprichting van het collectief ruimschoots is verdrievoudigd (FDF (periode 1): 55 naar FDF (periode 2): 179). De beeldvorming in de media over FDF was in deze periode verdeeld. Er leek sprake van sympathie voor de boeren die zwaar getroffen dreigden te worden door eventuele nieuwe stikstofmaatregelen en vanuit de sector zelf was veel steun voor FDF, dat samen met Agractie de

0 500 1000 1500 2000 2500

Periode 1 Periode 2 Periode 2 Periode 3

Media-aandacht uitgedrukt in het aantal keer dat de AOb of PO

in actie onderwerp is van berichtgeving in de media

60 protestactie heeft opgezet. In periode 2 (figuur 3) werkte LTO al op regionaal niveau met FDF samen om de demonstraties bij de provinciehuizen te coördineren. Uiteindelijk nam LTO samen met FDF deel aan het LC. Periode 2 (figuur 3) laat zien dat de traditionele organisatie LTO, naarmate de media-aandacht voor FDF procentueel met 225,5 toenam, steeds meer richting een actief coöperatieve wijze van reageren toe bewoog.

De media-aandacht voor PO in actie was vanaf de oprichting al vrij groot (periode 1, figuur 3) Dit kan verklaard worden door de snelgroeiende steun op Facebook en het feit dat de actiegroep in het PO-front werd betrokken. De beeldvorming rondom PO in actie was in deze periode positief te noemen. Er is sympathie voor hetgeen de actiegroep onder de aandacht brengt (zoals de hoge werkdruk van leraren en de volle klassen) vanuit zowel de maatschappij in het algemeen als vanuit de sector zelf (Remie, 2017). De media-aandacht uitgedrukt in het aantal berichten scheelde weinig van die voor de AOb (AOb: 318; PO in actie: 246; periode 2, figuur 3). Het feit dat beide partijen al vrij snel onderdeel van hetzelfde samenwerkingsverband vormden en de AOb haar uitdager er bovendien toe uitnodigde om aan de cao-tafel plaats te nemen, getuigde van een uitnodigende wijze van reageren.

De overeenkomst die figuur 3 en 4 laten zien is dat, in de periode waarin de traditionele organisaties uitnodigend reageerden, de media-aandacht uitgedrukt in het aantal berichten voor beide organisaties nagenoeg constant is gebleven ten opzichte van de periode daarvoor. Tevens nam de media-aandacht in dezelfde periode voor de uitdagers sterk toe en – zij het voor FDF in beperkte mate – op positieve wijze. In hoeverre media-aandacht als factor bepalend is geweest voor de wijze van reageren in deze periode kan niet precies gezegd worden. Wel kan op basis van het bovenstaande de verwachting dat een traditionele organisatie eerder actief coöperatief (uitnodigend) reageert wanneer een uitdager relatief veel positieve media-aandacht geniet, verdedigd worden.

5.5.2 Passief coöperatief: afwachtend

Media-aandacht is voor uitdagers een belangrijk instrument om aandacht te vragen of draagvlak te creëren voor hun speerpunt en daarom zal de traditionele organisatie zich naar verwachting eerder uitgedaagd voelen als het gaat om positieve beeldvorming. Wanneer de media-aandacht, alsmede de beeldvorming in de media, voor de twee organisaties ongeveer gelijk is, dan is het vanuit strategisch perspectief aannemelijker dat de traditionele partij zal afwachten hoe de media-

61 aandacht zich verder ontwikkelt. Door passief coöperatief (afwachtend) te reageren, blijft voor de traditionele organisatie de mogelijkheid bestaan om, afhankelijk van de ontwikkelingen, uiteindelijk toch samen te werken met de uitdager. Omdat, zoals eerder gesteld, in de analyse niet naar voren is gekomen dat de AOb afwachtend heeft gereageerd, is het relatief moeilijk om de vergelijking te trekken. Wel is deze wijze van reageren terug te zien bij de LTO. Laatstgenoemde reageerde met name afwachtend in de periode rondom de demonstraties bij de provinciehuizen. Op regionaal niveau was sprake van communicatie (oppervlakkige samenwerking) met FDF. In deze periode viel echter op dat media-aandacht voor de boeren vrij negatief was. Een denkbare verklaring is het feit dat de deur van het provinciehuis in Groningen was belaagd met trekkers van actievoerende boeren (Laan, 2020). Hoewel FDF niet direct verantwoordelijk werd gehouden voor dit incident, wees de media er wel op dat de harde toon van FDF voor veel onrust zorgde. De conclusie is dat niet op basis van de analyse kan worden aangenomen dat de verwachting die eerder werd geschetst verdedigbaar is. Immers, de media-aandacht nam in deze periode toe en de beeldvorming was niet onverdeeld positief.

5.5.3 Passief niet-coöperatief: negerend

Voor grassroots-organisaties – waarvan meerdere kenmerken kunnen worden toegeschreven aan organisaties die in dit onderzoek worden getypeerd als uitdager – is de verwachting dat media- aandacht belangrijker is dan voor traditionele organisaties. Wanneer de uitdager ten opzichte van de traditionele organisatie relatief weinig en/of negatieve media-aandacht geniet, zal de traditionele organisatie eerder geneigd zijn passief niet-coöperatief (negerend) te reageren. De analyse laat zien dat LTO haar uitdager ‘negeert’ tot het moment dat FDF zich gaat mengen in het stikstofdebat en samen met Agractie het boerenprotest van 1 oktober 2019 op touw zet. In deze periode is de media-aandacht (uitgedrukt in het aantal berichtgevingen in de media) voor FDF bijna zeven keer zo klein als die voor LTO (LTO: 383; FDF: 55; figuur 3, periode 1). De beeldvorming in de media over FDF neigde in deze periode naar gematigd negatief, omdat FDF vooral werd beschreven als een radicale (en/of activistische) Facebookgroep die opkomt voor boeren die te maken hebben met ‘milieuextremisme’. Het feit dat er weinig (media-)aandacht voor FDF is, is waarschijnlijk de reden voor het feit dat de uitdager op dit moment nog niet bij LTO ‘op de radar stond’. Het is verdedigbaar om te stellen dat de factor ‘media-aandacht’ in deze periode voor LTO in ieder geval geen aanleiding is geweest om zich ‘uitgedaagd’ te voelen. Dit maakt dat

62 de eerder gestelde verwachting met betrekking tot de vraag wanneer de traditionele organisatie eerder negerend zal reageren in dit geval goed denkbaar is. In hoeverre de media-aandacht bepalend is geweest voor de reactie blijft moeilijk om precies vast te stellen. Er lijkt echter wel sprake te zijn van een verband.

LTO reageerde tot tweemaal toe negerend op de uitdager als deze protestacties aankondigde. LTO sloot zich bij geen van beide aan. Er was in deze periode (periode 4, figuur 3) voor FDF weliswaar minder media-aandacht dan voor LTO (LTO: 416; FDF: 333; figuur 3), maar ze ontliepen elkaar toch niet veel. De beeldvorming voor FDF in de media was in deze periode vrij negatief. Dit kwam vooral doordat FDF eerder in opspraak was geraakt door de holocaustvergelijking uit de mond van FDF-voorman Van den Oever (“Premier Rutte spreekt boerenvoorman aan op Holocaust- vergelijking”, 2019). Daarnaast leek het maatschappelijke draagvlak voor nieuwe protestacties – in vergelijking met het protest op 1 oktober 2019 – veel kleiner (Smit, 2020). Deze negatieve beeldvorming rondom de aangekondigde protesten was voor LTO direct aanleiding om niet aan de actie mee te doen. De factor ‘media-aandacht’ speelde in deze periode in ieder geval deels mee voor de wijze waarop LTO op haar uitdager reageerde. Echter, er was in deze periode nog altijd relatief weinig media-aandacht voor de uitdager ten opzichte van de traditionele organisatie. Daarmee voldoet het niet volledig aan de verwachting die eerder werd geschetst.

Zowel LTO als de AOb reageerde in de periode na het uiteenvallen van de vaste samenwerkingsverbanden (respectievelijk het PO-front en het Landbouw Collectief) negerend op de uitdager. De mogelijke verklaring die in de analyse is besproken, is dat beide uitdagers in deze periode minder actief waren in de belangenbehartiging dan voorheen, FDF vanwege interne onrust en veel verdeeldheid binnen het bestuur en PO omdat het besloot het werk als vakbond neer te leggen. Toch was de media-aandacht (uitgedrukt in het aantal berichten in de media) voor beide nog relatief gelijk aan de aandacht voor de traditionele organisaties ondanks dat PO in actie een stap terugdeed. De beeldvorming over FDF was in deze periode duidelijk negatief en stond in het teken van de onrust die binnen de organisatie leefde. De beeldvorming over PO in actie was gematigd positief en ging met name in op wat de actiegroep de afgelopen jaren had bereikt. De conclusie is dat op basis van bovenstaande kan worden vastgesteld dat de factor ‘media-aandacht’, in ieder geval in deze periodes, niet bepalend is geweest voor de wijze waarop de traditionele organisaties hebben gereageerd.

63

5.5.3 Actief niet-coöperatief: bestrijdend

Wanneer blijkt dat de uitdager relatief veel negatieve media-aandacht te verduren heeft, zal de traditionele organisatie naar verwachting juist proberen de verschillen te benadrukken en minder snel de toenadering tot samenwerking zoeken. Door actief niet-coöperatief (bestrijdend) op de uitdager te reageren, probeert de traditionele organisatie eventuele negatieve beeldvorming met betrekking tot de eigen sector te beperken. In de analyse is geen geval van bestrijdend reageren op de uitdager naar voren gekomen. Wel valt op te merken dat LTO meerdere malen afstand heeft gedaan van ‘kwalijke’ uitspraken die zijn gedaan door FDF-voorman Van den Oever. Eerder werd al het voorbeeld genoemd van de holocaustvergelijking. Daarnaast steunde LTO tot tweemaal toe niet de aangekondigde protestacties van FDF. Deze zouden volgens LTO ‘geen concreet doel dienen’ en ‘het maatschappelijk draagvlak aantasten’. Los van deze uitschieters zijn er weinig voorbeelden bekend waarbij de traditionele organisatie ‘fel’ op de uitdager reageerde. Bovendien is ‘fel’ niet equivalent aan het reactietype ‘bestrijdend’. Van de AOb zijn dergelijke voorbeelden niet in de analyse naar voren gekomen. Samengevat is het moeilijk aan te tonen in hoeverre de factor ‘media-aandacht’ in de praktijk leidt tot een bestrijdende manier van reageren.

64