• No results found

De oorlogsmythe als strijdbaarheidsmodel

3. De herinnering van de Russische bevolking

3.7. De oorlogsmythe als strijdbaarheidsmodel

Waarom worden er door de autoriteiten, historici en gewone burgers onophoudelijk vergelijkingen gemaakt tussen het conflict in Oost-Oekraïne en de strijd tegen nazi-Duitsland meer dan 70 jaar geleden? Een sleutelrol wordt hier gespeeld door de stelling van herinneringswetenschapper Jan Assmann dat nationale narratieven “a coherent ordering of events along a strict narrative line” zijn die dienen als “an intellectual and emotional backbone of national identity”.249 Antropoloog James Wertsch bouwt hierop voort door te stellen dat er naast specifieke narratieven, zoals het relaas over de Grote Vaderlandse Oorlog, ook ‘narrative templates’ bestaan, schematische blauwdrukken aan de hand waarvan meerdere specifieke narratieven kunnen worden vormgegeven. Wertsch stelt dat deze blauwdrukken door een gemeenschap kunnen worden gebruikt “to interpret multiple specific events by fitting them into a schematic plot line”.250 De blauwdrukken verbinden specifieke narratieven en liggen diep in de kern van het collectieve geheugen.

Als voorbeeld van een dergelijke blauwdruk – mogelijk zelfs de voornaamste blauwdruk binnen het Russische collectieve geheugen251 – noemt Wertsch de ‘verdrijving van buitenlandse vijanden’. Dit model bestaat uit een beginsituatie waarin Rusland zich met niemand bemoeit, een buitenlandse vijand vervolgens op wrede wijze en zonder provocatie Rusland binnenvalt, Rusland ontzettend lijdt, vrijwel alles verliest, maar er uiteindelijk toch in slaagt om, op heroïsche en uitzonderlijke wijze, zonder hulp de vijand te verdrijven.252 Volgens Wertsch is de blauwdruk een hulpmiddel om situaties te interpreteren en te kunnen begrijpen. Waar specifieke narratieven, zoals die over de Tweede Wereldoorlog of de stalinistische teurreur, in politiek roerige tijden aan verandering onderhevig kunnen zijn, verandert er niets aan de onderliggende narratieve blauwdrukken.253 Hoewel het bestaan van deze modellen in het ‘collectieve DNA’ van een gemeenschap empirisch niet aan te tonen is, is het opmerkelijk hoe goed de ‘verdrijvingsblauwdruk’ toe te passen is op conflicten waar Rusland in het verleden bij betrokken was of vandaag de dag bij betrokken is.

249 Geciteerd in J.V. Wertsch (2012), ‘Deep Memory and Narrative Templates: Conservative Forces in Collective Memory’, in in A. Assmann en L. Shortt, Memory and Political Change, Basingstoke: Palgrave Macmillan, 174.

250 Wertsch, ‘Deep Memory and Narrative Templates’, 174-175.

251 Wertsch, J.V. (2008), ‘Blank Spots in Collective Memory: A Case Study of Russia’, Annals of the American

Academy of Political and Social Science, dl. 617, SAGE Publications, 67.

252 Wertsch, ‘Deep Memory and Narrative Templates’, 176.

De vergelijking van het conflict in Oost-Oekraïne met de Grote Vaderlandse Oorlog en de populaire acceptatie hiervan is tegen deze achtergrond bezien slechts een nieuw narratief op basis van de welbekende blauwdruk. De korte oorlog die in augustus 2008 tussen Rusland en Georgië woedde is eveneens een goed voorbeeld van een gebeurtenis waar deze blauwdruk op toegepast is. Ook in deze oorlog werd de regering-Saakašvili aangeduid als een “fascistisch regime”.254 De grootschalige Russische invasie als reactie op de Georgische aanval op de Zuid-Osseetse hoofdstad Tsinvali achtten de Russen volkomen gerechtvaardigd; artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties gaf de Russen in hun eigen ogen het recht om de Osseten met de Russische nationaliteit de beschermen. Dat de Russische aanval van buitenproportionele omvang was en Zuid-Ossetië door iedereen behalve Rusland en Nicaragua als Georgisch grondgebied wordt gezien, werd door de Russen weerlegd. “Natuurlijk is Rusland het slachtoffer”, zo reageerde Vitalij Čurkin, de permanente Russische vertegenwoordiger bij de VN.255 Putin vergeleek het openingsbombardement van de Georgische troepen zelfs rechtstreeks met het begin van de Duitse aanval in juni 1941.256

De vijand was in deze situatie niet alleen Georgië, maar ook de NAVO en de westerse mogendheden, die jaren eerder de kleurenrevoluties in Oekraïne, Georgië en Kirgizië hadden gesteund, in 1999 en 2004 negen voormalige Warschaupactlanden hadden toegelaten tot de NAVO en bijvoorbeeld plannen hadden gemaakt om luchtverdedigingssystemen te plaatsen in Polen en Tsjechië. Dit hardnekkige vijandbeeld komt ook tot uiting in de obsessie met ‘buitenlandse agenten’, of binnenlandse vijanden die in werkelijkheid ‘agenten van buitenlandse vijanden’ zijn, waar de Russische media doorlopend over berichten.257 Het percentage Russen dat ervan overtuigd is dat Rusland ‘omsingeld is door vijanden’ groeit sinds 1989 gestaag: uit onderzoek van het Levada-Centrum blijkt dat momenteel een recordaantal van 84 procent van de bevolking deze mening is toegedaan.258 Volgens socioloog Leontij Byzov, verbonden aan de Russische Academie der Wetenschappen, is het niet zo moeilijk om dergelijke vijanden te vinden: “dit zijn de homo’s, non-gouvernementele organisaties, godslasteraars en Greenpeace-medewerkers.”259 In februari 1989 had slechts 13 procent van de bevolking een dergelijk vijandbeeld, waarbij de vijanden toen bestonden uit de

254 ‘Lev Gudkov: Ukraina zaslonila vsë’, Levada-Centr, 27 oktober 1014. Link: http://www.levada.ru/27-10-2014/lev-gudkov-ukraina-zaslonila-vse. Geraadpleegd op 24 november 2014.

255 Ibid., 179.

256 Ibid.

257 Ivanov, M., ‘Rossijan okružilo vragami: Gospropaganda otražaetsja v oprosach naselenija’, Kommersant, 26 november 2013. Link: http://www.kommersant.ru/doc/2352508. Geraadpleegd op 24 november 2014.

258 ‘Lev Gudkov: Ukraina zaslonila vsë’.

CIA, moslims, communisten, democraten en separatisten.260 Lev Gudkov, socioloog en directeur van het Levada-Centrum, verklaart dit als volgt:

[I]n Rusland zei 47 procent destijds: ‘waarom zouden we op zoek gaan naar vijanden wanneer alle problemen met onszelf verbonden zijn, met ons verleden; de wortels van het kwaad liggen in onszelf besloten.’ Sindsdien zien we dat dit percentage stijgt. Dit is een belangrijk mechanisme van nationale of collectieve identificatie, de consolidatie rondom vijanden.261

Gudkov beschouwt het groeiende vijandbeeld als een gevolg van een somber toekomstperspectief, het gebrek aan een positief zelfbeeld, vernedering, het gemis van een grond voor zelfrespect, en binnenlands geweld, die een verklaring behoeven.262

Een derde voorbeeld is het conflict dat in april 2007 ontstond toen de Estse autoriteiten besloten om een oorlogsmonument te verplaatsen van het centrum van Tallinn naar een militaire begraafplaats elders in de stad. Het monument, de ‘Bronzen Soldaat’, was in 1947 in de hoofdstad neergezet ter nagedachtenis aan de aankomst van het Rode Leger in 1944. Het monument stond in een parkje waarin ook een aantal Sovjetsoldaten begraven lagen. In het parkje werden regelmatig herdenkingen gehouden door de Russischsprekende gemeenschap, maar voor veel Esten was het monument een symbool van de Sovjetonderdrukking en een doorn in het oog. Het besluit het monument te verplaatsen leidde in de avond van 26 april en de dag erna tot hevige rellen, waarbij een 20-jarige jongeman omkwam en 100 mensen gewond raakten.263 De burgemeester van Moskou, Jurij Lužkov, riep bedrijven en consumenten op om Estse producten te boycotten, een grote Moskouse supermarktketen haalde alle Estste producten van de schappen, Naši organiseerde meerdere demonstraties, Estse diplomaten werden bedreigd en uitgemaakt voor ‘fascisten’ en er vond een grootschalige cyberaanval plaats vanuit Rusland, waardoor websites van de overheid en het bankwezen korte tijd werden stilgelegd.264 De buitengewoon felle Russische reacties, die in alle lagen van de maatschappij werden tentoongespreid, betroffen volgens Wertsch niet zozeer de Bronzen Soldaat, noch de Tweede Wereldoorlog, maar werden opgeroepen doordat de Estse autoriteiten de legitimiteit van het Russische oorlogsnarratief in twijfel trokken, en daardoor automatisch ook de Russische nationale identiteit.265

260 ‘Lev Gudkov: Ukraina zaslonila vsë’.

261 Ibid.

262 Ibid.

263 J.V. Wertsch (2008), ‘Collective Memory and Narrative Templates’, Social Research, jg. 75, nr. 1, New York: The New School, 133, 137.

264 Ibid., 136-137.

Een illustratief citaat in de theorie van de ‘verdrijvingsblauwdruk’ is het onderstaande. Het citaat is door deskundigen herhaaldelijk gebruikt om de huidige spanningen tussen Rusland en Oekraïne te duiden266, maar ook door talloze gewone Russen op bijvoorbeeld internetfora. Het maakt deel uit van een opvallend emotionele toespraak die Stalin in februari 1931 gaf op een conferentie voor vertegenwoordigers van de industriële sector:

[Z]ij die achterblijven worden geslagen. Maar wij willen niet geslagen worden. Nee, dat willen we niet! De geschiedenis van het oude Rusland bestond onder andere uit het feit dat het onophoudelijk geslagen werd vanwege zijn achterlijkheid. Het werd geslagen door de Mongoolse khans. Het werd geslagen door de Turkse beis. Het werd geslagen door de Zweedse feodale heersers. Het werd geslagen door de Pools-Litouwse heren. Het werd geslagen door de Anglo-Franse kapitalisten. Het werd geslagen door de Japanse baronnen. Iedereen sloeg het land vanwege zijn achterlijkheid. Vanwege zijn militaire achterlijkheid, vanwege zijn culturele achterlijkheid, vanwege zijn staatkundige achterlijkheid, vanwege zijn industriële achterlijkheid, vanwege zijn agrarische achterlijkheid. Het land werd geslagen omdat dit lonend was en onbestraft bleef. [...] We liggen 50 tot 100 jaar achter op de ontwikkelde landen. We moeten deze afstand binnen tien jaar inlopen. Ofwel we slagen hierin, ofwel we worden verpletterd.267

De toespraak maakte indertijd veel indruk en heeft zijn geldigheid in de ogen van vele Russen nog altijd niet verloren. Alsof het een profetie was geweest, werd de Sovjet-Unie tien jaar na Stalins toespraak inderdaad binnengevallen, een campagne die het Rode Leger na vier zware jaren wist te winnen. Het zou hier, in de ogen van vele Russen, echter niet in zijn geslaagd zonder de militaire en industriële vooruitgang van de jaren dertig. In het licht hiervan worden militarisatie en een strijdbare houding in de conflicten met bijvoorbeeld Georgië (2008), Oekraïne (2014) en de NAVO gezien als gerechtvaardigd. Waar het Westen de inname van de Krim beschouwt als een flagrante schending van de Oekraïense soevereiniteit, is het niet verrassend dat dit in Rusland heel anders wordt gezien. Meer dan 80 procent van de Russen is ervan overtuigd dat ze het slachtoffer zijn geworden van een ‘informatieoorlog’ die begonnen

266 O.a. O’Hehir, ‘“Stalingrad”’ en Gold, M., ‘Understanding the Russian Move into Ukraine’, Global Policy

Watch, 16 september 2014. Link: http://www.globalpolicywatch.com/2014/09/understanding-the-russian-move-into-ukraine. Geraadpleegd op 10 november 2014 en Plaščinskij, A., ‘Vladimir Putin i geopolitičeskie sojuzniki Rossii - lidery, sposobnye predotvratit’ Tret’ju mirovuju vojnu’, Geopolitika, 6 november 2014. Link:

http://www.geopolitics.by/analytics/vladimir-putin-i-geopoliticheskie-soyuzniki-rossii-lidery-sposobnye-predotvratit-tretyu. Geraadpleegd op 24 november 2014.

267 Deel van een toespraak die Stalin op 4 februari 1931 gaf op een conferentie voor vertegenwoordigers van de industriële sector. ‘O zadačach chozjajstvennikov: Reč’ na Pervoj Vsesojuznoj konferencii rabotnikov

socialističeskoj promyšlennosti 4 fevralja 1931 g.’, Biblioteka Michaila Gračëva. Link: http://grachev62.narod.ru/stalin/t13/t13_06.htm. Geraadpleegd op 24 november 2014.

is door Oekraïne, de VS en de West-Europese staten.268 In een opiniepeiling gaf maar liefst 88 procent van de Russen aan blijdschap, trots en rechtvaardigheid te voelen na de annexatie van de Krim,269 68 procent van de Russische bevolking heeft een positieve opinie over de rol die het land speelt in het Oost-Oekraïense conflict270 en Putins waarderingspercentage bereikte in augustus 2014 een ongekende hoogte van 87 procent.271 “Allowing what many Russians perceive as a pro-Western coup to happen on their doorstep is tantamount to accepting another beating”, zo stelt schrijver en recensent Andrew O’Hehir.272

De onaflatende verwijzingen naar de Grote Vaderlandse Oorlog zijn zo niet louter referenties naar een historische gebeurtenis; er wordt verwezen naar een gemythologiseerd moment, een icoon, dat past in een reeks van historische gebeurtenissen, die alle gepercipieerd worden als in opzet soortgelijke aanvallen op de natie. Als beproeving van ongekende proporties, die bovendien kan stoelen op een groot arsenaal aan symboliek, is de Grote Vaderlandse Oorlog het ultieme voorbeeld van de ‘verdrijvingsblauwdruk’. Een verwijzing naar deze oorlog, in welk kader dan ook, wordt zo beschouwd als voldoende rechtvaardiging voor een strijdbare houding.

268 ‘O moral’nom avtoritete Vladimira Putina i našem čuvstve viny’, Levada-Centr, 12 november 2014. Link: http://www.levada.ru/12-11-2014/o-moralnom-avtoritete-vladimira-putina-i-nashem-chuvstve-viny.

Geraadpleegd op 24 november 2014.

269 Bruk, B., ‘Has Patriotism in Russia Been Hijacked?’, Institute of Modern Russia, 8 mei 2014. Link: http://www.imrussia.org/en/society/735-has-patriotism-in-russia-been-hijacked. Geraadpleegd op 24 november 2014.

270 ‘Ukrainskij krizis: učastniki, peremirie, ocenki i ožidanija’, Levada-Centr, 16 oktober 2014. Link:

http://www.levada.ru/16-10-2014/ukrainskii-krizis-uchastniki-peremirie-otsenki-i-ozhidaniya. Geraadpleegd op 24 november 2014.

271 ‘Rejting Putina načal snižat’sja vpervye s načala goda’, Levada-Centr, 28 oktober 2014. Link:

http://www.levada.ru/28-10-2014/reiting-putina-nachal-snizhatsya-vpervye-s-nachala-goda. Geraadpleegd op 24 november 2014.

Conclusie

That which we remember is, more often than not, that which we would like to have been; or that which we hope to be. Thus our memory and our identity are ever at odds; our history ever a tall tale told by inattentive idealists. – Ralph Ellison273

Waarschijnlijk is er geen land ter wereld waar de Tweede Wereldoorlog nog zo sterk leeft en nog zo veel discussie uitlokt als Rusland. Andere landen met een complex en pijnlijk oorlogsverleden, zoals Duitsland, hebben hun geschiedenis tot op zekere hoogte kunnen verwerken. Een soort Vergangenheitsbewältigung is er in Rusland echter nooit geweest. De openlijke geschiedkundige debatten die in de tweede helft van de jaren tachtig werden gevoerd, hadden de potentie om te leiden tot een evenwichtig en volledig beeld van het Sovjetverleden in al zijn complexiteit. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie onderbrak dit proces echter, en tot op heden worstelen de Russische overheid en bevolking om een manier te vinden om met het stalinistische verleden om te gaan. De moeilijkheid ligt in de veelzijdigheid van dit verleden: vele Russen kampen nog altijd met trauma’s als gevolg van terreur en ontberingen, anderen zien in prestaties uit de Sovjettijd een bron van trots, weer anderen zoeken hun toevlucht in nostalgie, en bovendien zijn er bevolkingsgroepen die al deze gevoelens tegelijkertijd ervaren. Het roept de vraag of of het verleden eigenlijk wel verwerkt moet worden, of beter vergeten kan worden, en of het niet beter is om de blik op het heden en de toekomst te richten en niet in het complexe verleden te blijven hangen.

Geen andere gebeurtenis uit de Sovjetperiode speelt een belangrijkere rol in deze kwestie dan de Grote Vaderlandse Oorlog. De oorlog is een bron van trauma’s, van trots en van nostalgie. Onder Brežnev verwerd de herinnerde oorlog tot een mythe, met de bijbehorende ceremonies, symbolen, monumenten, taalgebruik en geschiedonderwijs, en het is deze mythe die door Putin is geherintroduceerd. De mythe is deel gaan uitmaken van de Russische identiteit, maar de identiteitszoektocht blijft voortduren en de identiteitsformulering speelt nog altijd, onder zowel de overheid als de bevolking.

In deze scriptie heb ik getracht inzichtelijk te maken waarom de jongere Russische generaties de oorlog nog altijd vol emotie gedenken. In het eerste hoofdstuk heb ik

geïllustreerd hoe herinneringen deel uitmaken van de (collectieve) identiteit, wat mede verklaart waarom herinneringen een centrale plek innemen in de identiteitszoektocht die in 1991 is gestart en nog altijd voortduurt. In dit hoofdstuk is eveneens aangetoond dat geheugen en identiteit te beïnvloeden zijn. In het tweede hoofdstuk is beschreven hoe de Russische overheid sinds 1991 heeft gepoogd om de Russische identiteit vorm te geven, waarom dit zo lastig is gebleken, en hoe, onder Putin, ook de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in dit proces is ingepast.

Ik ben er in mijn onderzoek van uitgegaan dat de bestendigheid van de herinnering aan de oorlog het gevolg is van een proces dat van twee kanten komt. Enerzijds is het evident dat de Russische overheid het herinneringsproces beïnvloedt en haar visie van de gebeurtenissen aan de bevolking tracht op te leggen, maar anderzijds kan een dergelijk opgelegd narratief niet gedijen zonder een zekere mate van ontvankelijkheid binnen de maatschappij. De bevolking moet vatbaar zijn voor een dergelijke visie; in zekere zin moet deze in lijn zijn met reeds bestaande waarden en gevoelens die al in het collectieve geheugen besloten liggen, die reeds deel uitmaken van het identiteitsgevoel, of die ontstaan zijn in de specifieke omstandigheden van de postcommunistische periode. De twee ontwikkelingen zijn nauw met elkaar verbonden, en met name voor de inspanningen van bovenaf geldt dat ze dikwijls voortbouwen op sentimenten die reeds in de samenleving bestaan. Van de activiteiten van overheidswege is in het tweede deel van het tweede hoofdstuk een aantal concrete voorbeelden gegeven, met name op het gebied van jeugdorganisaties en geschiedenisboeken. De meeste inspanningen zijn echter te zien op het brede gebied van de symboolpolitiek, hoewel in zekere mate alle activiteiten ten minste enige symbolische waarde hebben. Grondig nagebootste parades vertalen het verleden op tastbare wijze naar het heden en Putin wordt aan de hand van zijn familiegeschiedenis afgeschilderd als een leider die innig verbonden is met de oorlog.

De drijfveren van onderaf zijn in het derde hoofdstuk besproken. Allereerst biedt de herinnering aan de oorlog, als periode van collectiviteit en solidariteit, in een snel veranderende wereld houvast aan traumaslachtoffers. Tegelijk is de oorlog een bron van trots en nostalgie voor de Russen, waaronder ook traumaslachtoffers, die de behoefte voelen het Sovjetverleden in een positiever licht te bezien. Daarnaast kan de oorlog worden gezien als de voornaamste casus in een lange reeks gebeurtenissen die alle worden gepercipieerd als aanvallen op het Russische volk, de Russische identiteit en de Russische legitimiteit. Een groot deel van de bevolking is ervan overtuigd dat buitenlandse vijanden het op Rusland gemunt hebben. In de overheidsretoriek komt dit vijandbeeld eveneens volop tot uiting; alle lustratiepogingen in de buurlanden en de verwijdering van oorlogsmonumenten worden

gezien als een aanval op de oorlogsmythe en dus op de Russische identiteit. Hier nauw mee verbonden is het idee dat de oorlog geldt als een rechtvaardiging voor Ruslands strijdbare houding in hedendaagse conflicten.

Het antwoord op de hoofdvraag van deze scriptie, waarom de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog nog zo sterk leeft onder de jongere generaties van de Russische bevolking, moet worden gezocht in de combinatie van al deze thema’s. In 1991 werden alle officiële Sovjetmythes overbodig; alleen de oorlogsmythe was niet anachronistisch geworden. Geen enkele andere gebeurtenis uit de communistische of postcommunistische periode is in staat om soortgelijke gevoelens van trots op te roepen, biedt een dergelijke scala aan positieve symbolen en is een soortgelijk voorbeeld van nationale eenheid. Er wordt wel gezegd dat de ware aard van de Russen tot uiting komt in tijden van ontbering.274 Dit blijkt ook uit de eigenschappen die de Russen associëren met de Russische identiteit, waaronder geduld, gastvrijheid, spiritualiteit, collectivisme en weerstandsvermogen in zware tijden.275 Bovendien moet hier de nuance worden aangebracht dat het gewoonlijk niet de werkelijke oorlog is die wordt herinnerd, maar een sterk geïdealiseerde representatie ervan.

Twee elementen die we in de twee voorgaande hoofdstukken herhaaldelijk terug hebben zien komen, zijn collectiviteit en een gedeeld vijandbeeld. In 2013 legde het VCIOM aan 1600 mensen de open vraag voor, tot welke groep ze zich voelden behoren. 32 procent antwoorde “Ik ben mezelf, ik reken me niet tot een of andere groep”.276 11 procent antwoorde “Middenklasse”, 6 procent “Gepensioneerden”, 5 procent “Armen” en slechts 4 procent “Russen”. Socioloog Valerij Fëdorov, directeur van het VCIOM, concludeerde hieruit: “De Russen zijn niet langer een collectivistisch volk. We zijn een individualistisch volk, of we dit nu leuk vinden of niet. We kunnen geen duidelijk antwoord geven op de vraag wie we nu