• No results found

Onze Tijd

In document Streven. Jaargang 5 · dbnl (pagina 39-44)

De Kerk gister en heden door M. Dierickx S.J

III. Onze Tijd

Het is opmerkenswaard dat de Franse Revolutie in de ontwikkeling der antichristelijke geestesstromingen geen grondige wijziging bracht. Het geloof in de vooruitgang, men kan bijna zeggen: de religie van de vooruitgang, zou nagenoeg twee eeuwen het geestesleven beheersen. Van verscheidene kanten trachtte men de katholieke levensbeschouwing te ondermijnen: het positivisme van een Comte in Frankrijk, het materialisme in Duitsland, het evolutionisme in Engeland; daarop volgen het goddeloos Marxisme, Nietzsche's filosofie met de hoogmoedige ‘Uebermensch’ als sluitsteen, en tegen het einde der eeuw de agressieve bijbelkritiek, die de waarde der H. Schrift stelselmatig ondermijnt. Terwijl in de zestiende eeuw de protestanten de Roomse Kerk aanvielen, en de ‘Aufklärer’ en Encyclopaedisten van de achttiende eeuw met Jezus Christus wilden afrekenen, streefde tenslotte de negentiende eeuw

roeien. Werkelijk ‘de Europese gedachte der XIXe eeuw was in haar geheel zo antichristelijk dat wij er ons heden moeilijk een gedachte van kunnen vormen’3)

. De twintigste eeuw heeft echter reeds grotendeels met deze stromingen afgerekend; al zijn er andere gevaarlijke filosofieën ontstaan, zeker is dat de katholieke gedachte nu een onvergelijkelijk belangrijker plaats inneemt dan in de negentiende eeuw.

De laïcisatie die in de eeuw vóór de Franse Revolutie de leidende kringen had aangetast is sindsdien in alle volkslagen doorgedrongen. Het gaat niet meer om misverzuim of om het veronachtzamen van een of ander kerkelijk voorschrift, het gaat om de hele christelijke levensopvatting. Meer en meer gaat de belangstelling uitsluitend naar een rijker leven, naar meer vrijheid en meer genot. Het doel van het leven wordt van het hiernamaals naar het aardse verlegd. Wie zou zich dan nog bekommeren om huwelijksplichten of familielasten, om rechtvaardigheid of christelijke naastenliefde! Niet alleen de arbeiders van de industriegebieden maar ook de landelijke bevolking wordt door het gemakkelijk verkeer, door pers, radio en film, in de draaikolk van de ontkerstening meegezogen. Gaat het christelijk Westen totaal zijn ziel verliezen en door het verzaken aan zijn zending, ook zijn reden van bestaan?

Er zijn evenwel in het leven der hedendaagse Katholieke Kerk enige elementen die voor overdreven pessimisme waarschuwen. Eerst en vooral is er een intense religieuze vernieuwing die sterk afsteekt tegen het schijnbaar ten dode opgeschreven godsdienstig leven van de achttiende eeuw. De Kerk heeft een talrijke clerus, waarvan het intellectueel en zedelijk niveau o.i. nooit zo hoog heeft gestaan als nu, en die in figuren als een Heilige Pastoor van Ars ideale priesters voortbracht. Na het bijna volledig verdwijnen van het kloosterleven onder de Franse Revolutie valt een geweldige heropleving der religieuze roeping op te merken: in tal van oude Orden en nieuwe Congregaties hebben ontelbare mannen en vrouwen hun leven aan God gegeven en aan het welzijn van de naaste gewijd. Volgens de laatste statistieken telt de Kerk op het ogenblik meer dan 1.300.000 kloosterlingen waarvan meer dan één millioen kloosterzusters. Nadat het Romantisme de rationalistische Aufklärung van haar voetstuk had geworpen, kon Gods genade weer tot het hart van eminente persoonlijkheden spreken en hen naar de Moederkerk terugvoeren; duizenden zijn er geweest en nog steeds komen er meer: een Görres in Duitsland, een Newman in Engeland. Tegenover de zeldzame heiligen van de achttiende eeuw komt er nu

een pleiade in alle standen en rangen van de maatschappij: een Gelukz. Anna-Maria Taïgi, moeder van zeven kinderen, een P. Pro die valt onder de kogels der

communisten, een H. Maria Goretti, parel van heldhaftige kuisheid, de zwarte martelaren van Oeganda, de kleine H. Theresia, enz.

Nu godsdienst en politiek zijn gescheiden, heeft de moderne staat niet langer het recht zich te mengen in louter kerkelijke zaken. Wat is de Kerk niet verschuldigd aan een O'Connell in Ierland, een Schaepman in Nederland, een Windhorst in Duitsland voor de emancipatie der Katholieken! Na de zware en soms schijnbaar hopeloze strijd de hele negentiende eeuw door van de zg. Wetenschap tegen de Kerk, hebben de katholieke geleerden eindelijk zegevierend aangetoond, dat er geen tegenspraak bestaat tussen de wetenschappelijke waarheid en de geopenbaarde waarheid, tussen wetenschap en geloof. En die andere aanval, vanwege de Marxisten, dat de Kerk de arbeiders en de armen met het opium van de godsdienst stil wil houden om de uitbuiters-kapitalisten vrijer spel te laten, kan niemand, na de encyclieken

Rerum Novarum en Quadragesimo Anno, na de initiatieven van een Cottolengo en

een Ozanam, en meer nog van een Kolping en een Cardijn, ernstig opnemen. Jammer is alleen, dat niet reeds na de eerste oproep van Leo XIII in 1891 de Katholieken, clerus en leken, zich beter van hun sociale plicht hebben gekweten.

Een tweede teken van de krachtig levende hedendaagse Kerk zijn de bloeiende missies en de oecumenische beweging. Omstreeks 1800 waren er nog 300 eigenlijke ‘missionarissen’ in de overzeese gebieden werkzaam. Vlak voor de laatste

wereldoorlog, in 1939, bevonden zich alleen in de gebieden van de Romeinse Congregatie van de Voortplanting van het Geloof 15.505 vreemde en 6.406 inlandse priesters, 6.456 vreemde en 2.176 inlandse broeders, 34.433 vreemde en 18.581 inlandse zusters. China steeg van 200.000 tot 3.000.000 Katholieken; het Afrikaans binnenland, met nagenoeg niets begonnen, heeft nu de bloeiendste missies van de hele wereld. Deze bewonderenswaardige missiebeweging heeft twee kenmerken die haar gunstig doen afsteken tegen de zestiende-eeuwse: voor de eerste keer sinds het prille begin van de Kerk is men er in geslaagd een algemene belangstelling onder de Katholieken te wekken en hun actieve steun in gebed en aalmoezen te verkrijgen; vervolgens streeft men nu bewust naar het vormen van een inlandse clerus van laag tot hoog. In China alleen zijn reeds 16 bisdommen en 7 apostolische prefecturen aan de inlandse clerus toevertrouwd, en Pius XII zette de kroon op het werk toen hij in 1946 Zijne Eminentie Thomas Tien in het college der kardinalen opnam. En

gaf de Kerk niet blijk van haar ruime geest en zelfverzekerdheid toen zij in 1936, 1939 en 1940 aan de Katholieken van Japan, China en Malabar toestond deel te nemen aan de inheemse riten en aldus de zware hypotheek, die sinds twee eeuwen op deze christenheden drukte, voor goed ophief? Diezelfde drang die een Ricci en een de Nobili bezielde heeft nu Pater de Foucauld gedreven om kluizenaar van de Sahara te worden en aldus het gesloten blok der Mohammedanen binnen te dringen. Durf, nieuwe methoden en heldhaftigheid kenmerken de hedendaagse missiebeweging.

Ook in de houding tegenover de afgescheiden christenen is er een grondige wijziging gekomen. De polemische geest die tussen Katholieken en niet-katholieken sinds eeuwen heerste, heeft plaats gemaakt voor ruimer opvattingen en

echt-christelijke tegemoetkoming. Niet alleen zijn vele Anglicanen en ook talrijke protestanten, orthodoxen en zelfs Joden naar de Moederkerk overgekomen, maar er wordt ijverig gewerkt om alle klein-menselijke hindernissen van onbegrip en enghartigheid weg te ruimen. Positief werk is wel de gebedsweek in Januari, de contactname met afgescheiden christenen, het erkennen en aannemen van de Oosterse riten, het herzien van het geschiedkundig oordeel over de scheuringen, het zich indenken en inleven in de belijdenissen van de afgescheiden Kerken, en tenslotte de richtlijnen van de H. Stoel die met de principiële strakheid een practische soepelheid verbinden. Moeilijkheden zijn er genoeg en een onmiddellijk uitzicht op herstel der éne Kerk van Christus is er allerminst, maar toch verdient deze positieve, opbouwende houding tegenover de ‘ketters’ - een woord dat zichtbaar veroudert - als iets nieuws in de kerkgeschiedenis te worden aangestipt.

Een derde en laatste kenmerk van de hedendaagse Kerk lijkt wel de unieke plaats van de Paus in het moderne leven. Nooit in de hele kerkgeschiedenis is er zo'n reeks van grote pausen geweest als de laatste anderhalve eeuw: Pius VII en Pius IX, Leo XIII en Pius X, Pius XI en Pius XII, waaronder Leo XIII, die op zijn 68e jaar verkozen werd, als een der allergrootste van alle tijden mag gelden. Sinds Gregorius I de Grote (590-604) en vooral sinds de stichting van de Pauselijke Staten op het einde der achtste eeuw, was de paus een wereldlijke vorst en daardoor in de grote politiek gemengd; de gewelddadige beroving in 1870 en de Accoorden van Lateranen in 1929 hebben voor goed de paus van Rome boven en buiten de politiek gesteld. In onze gelaïciseerde moderne wereld mag dit als een enorme winst geboekt worden. Anderzijds is de leerstellige en de morele macht van het geestelijk opperhoofd der Kerk sinds anderhalve eeuw

ontzag-lijk gestegen. Door het uitroepen van de pauseontzag-lijke onfeilbaarheid in zaken van geloof en zeden, wanneer de paus ‘ex cathedra’ spreekt, en door het erkennen van de volheid van zijn bestuursmacht in de Kerk, heeft het Vaticaans Concilie in 1870 eveneens een ontwikkeling van eeuwen, maar in een andere richting, afgesloten. Sinds vele eeuwen is de paus nooit zo onbeduidend geweest als wereldlijke macht, nooit zo onbetwist leidinggevend als geestelijke macht. Toen hij in 1832 en 1864 met het liberalisme en het indifferentisme afrekende, toen hij in 1907 het Modernisme en het relativisme veroordeelde, toen hij in 1937 zijn stem verhief tegen het goddeloos nazisme en het even goddeloos communisme, vond zijn woord een enorme weerklank in en buiten de Kerk. In deze tijd van wereldpolitiek, wereldeconomie en

wereldcultuur, in deze tijd van het vervagen der nationale grenzen en van de eenmaking van de hele wereld, mag deze centralisatie van de Rooms Katholieke Kerk, deze algemene erkenning van het doctrinair en moreel gezag van de Witte Man van het Vaticaan als providentieel worden beschouwd.

* * *

De vraag die wij bij de aanvang van dit artikel stelden, duikt hier weer op: zou een communistische overheersing de Katholieke Kerk en de christelijke Westerse cultuur kunnen uitroeien of althans geweldig schaden? Het voorbeeld van de Franse Revolutie leert dat het neerrukken van verstarde kaders en de loutering der Katholieken het godsdienstig leven wonderbaar zijn ten goede gekomen, maar dat anderzijds het laïcisatieproces ongestoord is doorgegaan. De toestand der Kerk is nu

ontegenzeggelijk gunstiger dan anderhalve eeuw geleden, de reserves echter aan diep-gelovige geest bij de grote volkslagen zijn sindsdien sterk gedaald. Een en ander moge verklaren waarom sommigen met schrik en vreze een nieuwe kerkvervolging tegemoet zien en waarom anderen integendeel de mening zijn toegedaan dat een dergelijke beproeving de redding kan brengen van het bedreigde geloof in onze dagen. De toekomst ligt in Gods handen. Geen mens kent haar. Wij weten echter, dat ons geen beproeving boven onze krachten zal worden opgelegd; en wij weten ook dat wij voor het nageslacht zullen verantwoordelijk staan voor de wending der christelijke Westerse cultuur in deze tijd.

Schoonheid en suggestie in de moderne Kunst

In document Streven. Jaargang 5 · dbnl (pagina 39-44)