• No results found

De Kerk vóór de Franse Revolutie

In document Streven. Jaargang 5 · dbnl (pagina 32-39)

De Kerk gister en heden door M. Dierickx S.J

I. De Kerk vóór de Franse Revolutie

Kerk. Over de hele lijn is het achteruitgang, verstarring, ontbinding met de belasting van het Ancien Régime in zijn herfsttij en met de druk van de Aufklärung en de verlichte despoten.

Politiek gezien maakt de suprematie van het katholieke Frankrijk van Lodewijk XIV in de XVIIIe eeuw plaats voor een steeds groeiend overwicht van het protestantse Engeland. Het katholieke Ierland wordt onderdrukt en het katholieke Polen verdeeld, terwijl het protestantse Pruisen stilaan maar zeker het katholieke Oostenrijk als leidende natie van Centraal-Europa verdringt, en het orthodoxe Rusland voor het eerst en voor goed zijn intrede in de Europese politiek doet. Door het verdrag van Parijs in 1763 staat de Zeer Christelijke Koning Lodewijk XV aan het protestantse Engeland zowel Canada en een ontzaglijk gebied in de huidige U.S.A. als ook zijn rechten op Indië en andere koloniën in Afrika en de Antillen af: aldus legde Frankrijk de grondslagen van het Britse wereldrijk en bevorderde enorm de verbreiding van de beschaving en de godsdienst der Engelsen. In het wetenschappelijk onderzoek tenslotte gaat de leiding beslist naar de niet-katholieken en zelfs de niet-gelovigen over.

Wat de Kerk zelf betreft, een matte glans ligt over heel deze periode. De durf, de energie, de offensieve kracht schijnen definitief geweken. Terwijl de Kerk zo sympathiek had gestaan tegenover de Renaissance en het humanisme, al hadden deze ook een heidense inslag, stond zij nu wantrouwend en afwijzend tegenover de natuurwetenschappen: het jammerlijk proces van Galileï heeft verhinderd dat de Katholieken een vooraanstaande rol zouden spelen in deze geweldige

wetenschappelijke opbloei. De gedurfde missiemethoden van een Ricci en een de Nobili hadden het apostolaat onder de cultureel hoogstaande Aziatische volkeren een vaart en een veroveringsgeest gegeven die de stoutste verwachtingen

rechtvaardigden: de veroordeling van de deelname der christenen aan de inheemse riten in de eerste helft der achttiende eeuw heeft deze bloeiende christenheden doen verschrompelen en verkommeren. En ook aan dat origineel ‘goddelijk experiment’ in de reducties van Paraguay maakten in 1759 en 1767 de Portugese en Spaanse koningen een plotseling en definitief einde.

De achttiende-eeuwse pausen worden niet meer als de machtige leiders van de Christenheid beschouwd maar als feodale vorsten van de onbelangrijke Pauselijke Staten. Op de vredesonderhandelingen van Munster in 1648 werd de pauselijke gezant Chigi beledigend miskend, en op de Vrede van Utrecht in 1713 werd niet eens meer een nuntius toegelaten zoals er trouwens evenmin een pauselijke afgezant geduld werd bij de keizerskeuze te Frankfort. Bij de pauskeuze daarentegen

legden de politieke grootmachten hun volle gewicht in de schaal, en de

kardinaalsbenoemingen golden voor heel Europa als de barometer van het stijgen of dalen van de macht van een staat. De geestelijken-eerste-ministers, als Alberoni in Spanje en Dubois in Frankrijk, wier kardinaalsbenoeming dan nog de paus werd opgedrongen, offerden de belangen van de Kerk volledig op aan de omnipotentie van hun absolutistische koningen.

En de clerus en het volk? De hogere geestelijken, die grotendeels, en in Frankrijk op de vooravond van de Franse Revolutie uitsluitend, uit de adel werden gekozen, hadden rijke inkomsten, leefden op grote voet en gaven, al waren schandalen uitzondering, toch meestal niet het voorbeeld van echte geestelijke herders. De lagere clerus, dikwijls weinig onderlegd, leefde in armoede en soms zelfs in ellende: dit verklaart waarom in de Franse Constituante zovele lagere geestelijken partij kozen voor de derde stand. Het kloosterleven had veel van zijn luister verloren. De mannenkloosters schenen zachtjes aan uit te sterven, en toen b.v. in Frankrijk ook nog de Staat ingreep, slonk het aantal mannelijke religieuzen aldaar in 20 jaar tijds met 32%. In de vrouwenkloosters was er echter een fris, opgewekt religieus leven: in de vervolging zullen die vrouwen de heldenmoed der eerste martelaren doen herleven. Het volk was nog diep religieus, al was het dan ook onwetend en vaak bijgelovig.

De intellectuele élite echter, de denkers, kunstenaars en geleerden, kwamen onder de bekoring van de Aufklärung. Het grote dogma, de alles beheersende idee van deze beweging is de natuur, het natuurlijke. In de natuur is alles op een wondervolle wijze geregeld, en gezien ‘pas d'horloge sans horlogier’ is er ook een Opperwezen, een God; maar die God heeft zich na de schepping ver van de wereld weggetrokken: hij is ongekend en onkenbaar. Dit deïsme, waarvan Voltaire de grote verspreider was, rekende af met het religieuze, dat in de rationele kaders niet paste: weg dus met priesters en monniken, met heilige boeken en heilige sacramenten, met zonde en boete, weg met Christus en zijn Kerk: ‘écrasons l'infâme’! De mens ontdekt onbekende streken en bemeestert de sterren, hij overwint de ziekten en speelt met de

natuurkrachten. De grenzen van het onbegrepene, het mysterieuze worden door de wetenschapsmensen voortdurend verschoven: eens komt de tijd, zo denkt men, dat alle grenzen zullen zijn uitgewist en dat de rede, dat de mens over het heelal zal heersen als een jonge God!

De natuur is de grondslag van alles. Zedelijk goed is datgene wat met de redelijke natuur overeenkomt, wat de mens het geluk, en de samenleving de welstand brengt: waartoe de erfzonde uitvinden en de

geboden Gods aan de mensen opdringen! Het van God losgemaakte natuurrecht doet zijn intrede in de geschiedenis, de vrijhandel, het liberalisme verovert de economische wereld, het staatsregime moet beantwoorden aan de volkswil, vrij en gelijk zijn alle mensen en een onderscheid tussen de standen is er niet. Dat zijn de grondprincipes van de Verlichting, die ontelbare geesten twee eeuwen lang in haar ban zou houden.

Heel en al een product van de Aufklärung is de Vrijmetselarij. In 1717 kwam de eerste Groot-Loge te Londen tot stand en van daaruit veroverde zij in enige decenniën het vasteland. De grootste triomf van de Vrijmetselarij waren wel de verlichte eerste-ministers. Aan de Bourbonse absolutistische hoven zullen ze handig de katholieke koningen bewerken om hun macht over de Kerk te vergroten en de kerkelijke instellingen aan de staat te onderwerpen. Een eerste grote etappe naar hun doel was de opheffing der Jezuïetenorde.

Sinds het midden der zeventiende eeuw werd de Sociëteit van Jezus scherp aangevallen. De Jansenisten en de Gallicanen hadden de Jezuïeten veel vijanden verwekt, de ritenkwestie en klein-menselijke gebreken hadden hun onder de clerus veel vrienden ontnomen. Gezien hun grote verdiensten en hun trouw aan de paus waren zij voor de ‘Aufklärer’ vijand nummer één. Pombal begon in Portugal de aanval, Choiseul in Frankrijk en d'Aranda in Spanje volgden. Na zelf de Jezuïeten uit het eigen land en de eigen koloniën te hebben verdreven, dwongen zij van Clemens XIV de opheffing der hele Orde met geweld af: om vredeswil, om een schisma, in die tijd van tanende macht te voorkomen, gaf de paus toe en ontsloeg, vlak voor het nakende groot offensief der anti-christelijke machten, zijn ‘voorste legioen’, dat 23.000 leden telde. De Orde moge tekorten hebben gehad en van haar invloed hebben verloren, zeker hadden de verlichte eerste-ministers nooit met zo'n verbetenheid en vasthoudendheid haar opheffing geëist, indien zij niet nog steeds een sterke macht in de dienst van de Kerk had vertegenwoordigd. Maar, zoals Ranke met enige overdrijving zegt: ‘Der Orden war ein Kriegsinstitut das für den Frieden nicht mehr passte’1)

.

Het Mane, Thekel, Phares moeten wij verder lezen. In Spanje krijgt de koning in 1753 het benoemingsrecht tot bijna alle hoge kerkelijke ambten en herleidt het ingrijpen van de paus tot een minimum. Pombal heeft Portugal nagenoeg van Rome vervreemd. Het schisma van Utrecht in 1723/25 richt een jansenistische Kerk op en vormt een

centrum van anti-pauselijke actie. In Duitsland geeft in 1763 de wijbisschop van Trier zijn beruchte ‘Febronius’ uit, met als hoofdidee: de paus is slechts de eerste onder zijns gelijken, de bisschoppen ontvangen hun jurisdictie rechtstreeks van God, de vorst is beschermheer van de Kerk en staat feitelijk boven paus en bisschoppen. Al werd het boek onmiddellijk veroordeeld, toch zou het snel in practijk worden gebracht. De aartsbisschoppen van Mainz, Keulen en Trier, de drie geestelijke keurvorsten van Duitsland, stellen samen met de aartsbisschop van Salzburg in 1786 de ‘Emser Punctatie’ op, waarin zij de Febroniaanse stellingen nog verder uitwerken en de macht van de paus tot een ereprimaat willen verlagen. Jozef II, de keizer-koster, laat in Oostenrijk zijn macht over de Kerk zo zwaar voelen dat dit Westers

Caesaropapisme voor goed Josephinisme werd gedoopt. In het jaar 1786 vaardigt de bisschop van Pistoia in Italië op een synode 57 artikelen uit, waarin het Jansenisme en het Gallicanisme herleven. In alle landen dreigt verregaande staatsinmenging en in verscheidene losscheuring van Rome.

Op het einde van de achttiende eeuw waren de zegezekere barok-accoorden lang vervlogen en het leven der Kerk hoorde men nog vaag in mineur natrillen: ‘Es geht ein Gefühl durch die Welt als seien die Tage des Katholizismus überhaupt gezählt’2)

.

II. De Vuurproef

In die uiterst gevaarlijke omstandigheden stak plots een woeste storm op. Om uit de economische impasse te geraken riep de Franse Koning Lodewijk XVI de

Staten-Generaal samen, die, mede dank zij de steun van de lagere clerus, zich weldra tot Constituante uitriepen. Nu konden de ideeën van de Aufklärung zich vrij uitvieren. Dat het feodaal stelsel met zijn bevoorrechte standen werd afgeschaft en een groot deel der kerkelijke goederen verbeurd verklaard, was erg, maar raakte de Kerk in haar diepste wezen niet. Levensgevaarlijk werd het pas toen in 1790 de

kloostergeloften werden opgeheven, en vooral toen kort daarop de Burgerlijke Constitutie van de clerus werd uitgevaardigd: de 135 Franse bisdommen werden afgeschaft en 85 nieuwe, één per departement, opgericht, en de keuze der bisschoppen en der pastoors in de handen van het volk gelegd. Hier was de Gallicaanse gedachte tot het einde doorgevoerd en practisch het sacramentele priesterschap genegeerd. Een tweede dodelijke slag trof de Kerk toen

een nieuwe tijdrekening en een nieuwe jaarordening werden ingevoerd. Sinds 18 eeuwen duurde de christelijke tijdrekening, nu zou een nieuwe periode met het jaar 1 der Franse republiek aanvangen. Zondagen en feestdagen en het vaste rhythme van het kerkelijk jaar werden vervangen door de dekaden, weken van tien dagen, en een aantal republikeinse feestdagen. Consequent doorgevoerd moest deze regeling op korte termijn het hele sociale leven seculariseren. Een derde aanslag op het bestaan zelf der Kerk was de priestervervolging. Wie weigerde de eed op de Burgerlijke Constitutie af te leggen en het land niet verliet, werd door de politie achtervolgd: duizenden kwamen om het leven of werden gedeporteerd, maar duizenden anderen trotseerden jarenlang alle gevaren om de gelovigen de steun van de Sacramenten te bezorgen. Intussen werd te Parijs de godsdienst van de Rede, weldra die van het Opperwezen ingesteld. De paus werd uit Rome weggevoerd en stierf in ballingschap te Valence in Frankrijk in 1799. Men begrijpt dat een hoge functionaris van het Directoire in zijn rapport neerschreef: ‘Le ci-devant pape vient de mourir à Valence; ce sera le dernier, et la fin de la superstition’.

Toen kwam er een lichtstraal uit de meest onverwachte hoek. Nauwelijks was bisschop Chiaramonti te Venetië door de kardinalen tot paus verkozen, en was hij als Pius VII te Rome teruggekeerd, of Napoleon Bonaparte, die in de staatsgreep van 3 November 1799 de macht aan zich had getrokken, beval onderhandelingen met hem aan te knopen. De Franse zaakgelastigde te Rome, Cacault, kreeg bevel de paus te behandelen alsof er 200.000 bajonetten achter hem stonden. Dank zij de handigheid van kardinaal Consalvi kwam het Concordaat van 1801 tot stand: de katholieke godsdienst was weer vrij en wel niet tot staatsgodsdienst uitgeroepen maar toch erkend als de godsdienst van de meerderheid der Fransen; de paus zou de canonieke bevestiging geven aan de door Napoleon benoemde bisschoppen van de 60 nieuwe bisdommen; de kerkelijke goederen bleven verbeurd, maar de Staat zou een jaarlijks honorarium aan de kerkelijke bedienaren uitbetalen. Wel zou Napoleon door de Organieke Artikelen van 1802 de Kerk sterk benadelen maar toch waren de gunstige gevolgen van het Concordaat enorm. Eerst en vooral, de Kerk was weer vrij en kon zich na tien jaar onderdrukking weer oprichten. En dan, het prestige van de paus was ongehoord gestegen: in het land van het Gallicanisme, waar de bisschoppen zich sinds eeuwen nukkig tegen de inmenging van Rome hadden verzet, had Pius VII met één pennetrek het hele episcopaat afgezet en een nieuw benoemd! Nog nooit in de hele kerkgeschiedenis was zo iets voorgekomen!

De beproevingen voor de Kerk waren echter hiermee niet ten einde. Toen Napoleon in 1803 de Duitse vorsten machtigde zich voor de geleden verliezen schadeloos te stellen door de inbezitname van kerkelijk goed, begon er een reusachtige roof. De Kerk verloor in Duitsland de souvereiniteit over drie millioen inwoners en een inkomen van 21 millioen gulden: de drie kerkelijke keurvorstendommen, het aartsbisdom Salzburg, achttien bisdommen en ongeveer driehonderd abdijen en kloosters werden door de roofzuchtige vorsten ingepalmd. Dit kerkelijk goed kwam bijna volledig in handen van protestanten en betekende een verarming waaraan het Duitse Katholicisme de hele negentiende eeuw door zou lijden. Drie jaar later legde Frans II de kroon van het Heilige Keizerrijk neer: het protestantse Pruisen nam in Duitsland de leiding over.

De machtige Napoleon, die keizers versloeg en koningen benoemde, duldde met tegenzin het onafhankelijk optreden van de paus. In 1809 lijfde hij de Pauselijke Staten bij Frankrijk in en liet Pius VII drie jaar te Savona gevangen houden. Als protest wilde de paus geen enkele bisschopsbenoeming meer goedkeuren. Het eindigde er mee dat de woedende Napoleon de zieke Pius VII naar Fontainebleau liet sleuren, en hem, met practijken die het proces Mindszenty in het geheugen roepen, een nieuw concordaat trachtte af te dwingen. De tekst, door de paus als basis voor verdere onderhandelingen aangenomen, liet Napoleon op 13 Februari plechtig als een nieuw concordaat afkondigen. Kort daarop herriep Pius VII alles. De keizer had echter de tijd niet meer om in te grijpen. De volkerenslag te Leipzig en de veldtocht op Franse bodem dwongen hem op 6 April 1814 afstand te doen van de troon. De volgende maand hield de paus zijn triomfantelijke intocht in de Eeuwige Stad.

Toen de Franse Revolutie, die periode van geweld gedurende een kwart eeuw, eindelijk voor goed afebde, kon men de grootte van de ramp overschouwen. De Kerk van haar goederen beroofd, talloze kerken en kloosters vernield of tot kazernen, scholen en musea omgevormd, het kloosterleven grotendeels verdwenen, het aantal priesters schrikbarend gedaald, het ongeloof in brede lagen toegenomen, zedeloosheid en godsdienstige onwetendheid zelfs in streken waar het geloof bewaard was.

Maar daarnaast moeten wij onmiddellijk de voordelen van de beproeving stellen. De doodgewaande en doodgenoemde Katholieke Kerk stond na de storm springlevend voor aller ogen. Het religieuze, het godsdienstige zou voortaan van het politieke gescheiden of beter bevrijd zijn: uit was het b.v. met de adellijke zonen die bisschop of abt

werden omwille van de rijke inkomsten. Terwijl de hogere geestelijken vroeger tegen de staat aanleunden, zullen zij nu nog alleen steun vinden in Rome. Het prestige trouwens van de pausen is met het concordaat van 1801 en met die smartvolle verbanningen van Pius VI en Pius VII enorm gestegen. Tenslotte wordt de

absolutistische staat vervangen door de constitutionele, die, na de ervaring van meer dan een eeuw, de Katholieke Kerk betere garanties blijkt te bieden dan zijn

voorganger.

Belangrijker nog was de loutering, de werking der genade in de zielen. Duizenden martelaren waren voor de Kerk gevallen; de boeren van de Vendée en van Vlaanderen hadden met de wapenen in de hand voor het geloof gestreden; talloze christelijke gezinnen hadden opgejaagde priesters onderkomen verschaft. Ging er niet een heel bijzondere bekoring uit van die nachtelijke samenkomsten ergens in een eenzame schuur: plots verschijnt de priester, hij doopt een pasgeborene en zegent een huwelijk in, hij hoort biecht en draagt onder de ruwe balken het heilig offer op, en allen communiceren. In de brede volkslagen, die in de grond nog diep-gelovig waren, welde toen een kracht op, waarvoor Napoleon tenslotte moest buigen, en die hem dwong, tegen de wil in van zijn omgeving, met de paus een concordaat te sluiten.

Men moge de Franse Revolutie verketteren en als de oorzaak van alle hedendaagse kwalen brandmerken; dat mag ons niet verhinderen ook te zien, hoe zij een vermolmd stelsel heeft opgeruimd en nieuwe bestaansmogelijkheden voor de Kerk heeft geschapen.

In document Streven. Jaargang 5 · dbnl (pagina 32-39)