• No results found

50 4.0 Onzakelijke geldleningen in bedrijfseconomisch perspectief

In document Onzakelijke geldleningen (pagina 51-53)

Is het leerstuk van de onzakelijke geldleningen, te verklaren vanuit bedrijfseconomisch perspectief? Dit is de tweede vraag die in deze scriptie beantwoord wordt.

De bedrijfseconomie als wetenschap kent veel benaderingen met verschillende doeleinden. Over de behandeling van hybride vermogensvormen en het verschil in benadering tussen de fiscale - en de bedrijfseconomische invalshoek schrijft Duffhues63: "Groot is het verschil tussen de fiscale en de

bedrijfseconomische invalshoek van beoordeling van hybride vermogensvormen. Bedrijfseconomisch gezien is er in de financieringstheorie veel minder behoefte aan een scherpe afpaling tussen eigen en vreemd vermogen. De reden is dat het streven van de onderneming volgens deze theorie is gericht op het minimaliseren van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet van de onderneming ongeacht de vermogensetikettering. Hoe lager deze kostenvoet, hoe hoger bij gegeven verwachte kasstromen de waarde van de onderneming. Elke vermogensvorm wordt hierbij op zijn merites beoordeeld, de kostenvoet vastgesteld en opgenomen in de weging ter berekening van de gemiddelde kostenvoet van alle financieringsvormen. Het resultaat is de cost of capital van de onderneming. Deze omvat derhalve behalve de kostenvoet van vormen van wat gewoonlijk wordt genoemd 'vreemd' vermogen ook de kostenvoet van vormen van eigen vermogen en van allerlei overgangsvormen tussen eigen en vreemd vermogen. Niet de nomenclatuur maar de aan elke vermogensvorm verbonden kostenvoet is derhalve bepalend voor de keuze van de financiering van de onderneming. Ook hybride

vermogensvormen hebben een eigen kostenvoet zoals alle standaard vermogensvormen zoals gewone aandelen en een klassieke vastrentende obligatielening zonder toevoegingen. De kostenvoet van een vermogensvorm is afhankelijk van het risicovrije rendement, de door beleggers geëiste risicopremie, de transactiekosten die de onderneming moet betalen, de mate van verhandelbaarheid en de fiscale behandeling. Hieruit blijkt dat de fiscale discussie weliswaar doorwerkt in de

bedrijfseconomische kwantificering van de kostenvoet maar slechts één van de determinanten is."

Als het gaat om financiering van onderneming kan dus volgens Duffhues worden gesteld dat het belang dat bedrijfseconomen hechten aan de kwalificatie eigen of vreemd vermogen van veel geringer belang is dan voor fiscalisten. Voor bedrijfseconomen gaat het om de vermogenskostenvoet van een onderneming waarbij de herkomst van het vermogen (eigen- of vreemd) van gering belang is. De fiscale kwalificering als vreemd vermogen leidt tot aftrekbare rentekosten die de belastingdruk verlagen, in die zin speelt het vraagstuk eigen - of vreemd vermogen enige rol van betekenis voor de bepaling van de vermogenskostenvoet van de onderneming.

Hierna zal ik eerst onderzoeken hoe er vanuit financieel riskmanagement en het jaarrekeningenrecht aangekeken wordt tegen de problematiek van de onzakelijke geldlening en vervolgens zal ik

onderzoeken of de kwalificatie eigen- of vreemd vermogen wellicht in management accounting een rol speelt.

4.1 Financieel risicomanagement

Financieel risicomanagement gaat het onderkennen en beheersen van de financiële risico's die een organisatie loopt. De financiële risico's zijn divers te denken valt onder meer aan investeringsrisico's, beleggingsrisico's, valutarisico's en rente-risico's.

Financieel risicomanagement levert geen absolute normen over de aanvaardbaarheid van risico's. Of een risico aanvaardbaar is, is afhankelijk van de houding van het management van een organisatie en de bedrijfseconomische situatie van de organisatie. Voor de bepaling van de omvang van het risico dat een organisatie kan dragen door schade of verliezen moet een inschatting worden gemaakt van

63

51

de financiële opvangkracht van een organisatie. Als indicator voor de financiële conditie van een organisatie kunnen de volgende kengetallen worden genoemd64:

- Rentabiliteit totale vermogen - Rentabiliteit eigen vermogen - Break-evenomzet

- Solvabiliteit - Liquiditeit

Een onderwerp van financieel risicomanagement is ook de structuur en de omvang van de

vermogensbehoefte en vermogensvoorziening van een organisatie. Hierbij speelt voor de bepaling van risico's met betrekking tot de kredietwaardigheid van een organisatie, vaak uitgedrukt in de solvabiliteit, het onderscheid tussen eigen- en vreemd vermogen een rol. Een belangrijk verschil tussen eigen- en vreemd vermogen in bedrijfseconomische zin is de permanente overdracht van vermogen, waardoor de onderneming als zelfstandige organisatie over dit vermogen kan beschikken (eigen vermogen) en de tijdelijke overdracht van vermogen, waarop een terugbetalingsverplichting rust (vreemd vermogen). Tijhaar merkt hierover op65: Omdat het verstrekken van vreemd vermogen in

principe tijdelijk is, draagt de rentevergoeding meestal een vast en verplichtend karakter. De vermogensverschaffers kunnen zich niet veroorloven in deze betrekkelijk korte periode

ondernemingsrisico's te dragen. De redenering van Tijhaar is logisch, verschaffers van permanent

vermogen kunnen immers slechte jaren van de onderneming compenseren met de verwachting van toekomstige goede jaren. Voor verschaffers van tijdelijk vermogen geldt dit niet en zij zullen geneigd zijn om een vaste vergoeding voor het ter beschikking stellen van kapitaal te eisen.

In de jurisprudentie over onzakelijke leningen 66 neemt de Hoge Raad eenzelfde soort criterium aan om te beoordelen of er sprake is van een onzakelijke geldlening: Ingeval bij een geldlening tussen

gelieerde partijen de rente niet in overeenstemming met het ‘at arm's length’ beginsel is vastgesteld, zal voor de fiscale winstberekening moeten worden uitgegaan van een rente die wel aan dit criterium voldoet. Daarbij zal – behoudens het rentepercentage – uitgegaan moeten worden van hetgeen partijen zijn overeengekomen (zoals met betrekking tot zekerheden en de looptijd van de lening). Met dat uitgangspunt strookt niet dat de rente zodanig wordt aangepast dat de geldlening in wezen winstdelend zou worden. Dan zou het karakter van hetgeen partijen zijn overeengekomen worden aangetast.

De norm die de Hoge Raad lijkt dus goed verdedigbaar vanuit het perspectief van financieel

risicomanagement. Een verschaffer van vermogen, dat tijdelijk aan een onderneming ter beschikking is gesteld kan het risico van winstdelendheid niet lopen, omdat negatieve opbrengsten als gevolg van de winstafhankelijkheid jaren mogelijk niet gecompenseerd kunnen worden met positieve jaren. Daar staat echter tegenover dat een winstdelende lening, niet per definitie onzakelijk hoeft te zijn als de lening als geheel zakelijk is. De staatssecretaris merkt hierover op67: “Wellicht ten overvloede merk ik

op dat een lening niet onzakelijk is als partijen een winstdelende lening overeenkomen onder overigens zakelijke condities." Het winstdelend zijn van geldleningen zal in het algemeen acceptabel

kunnen zijn bij geldleningen met een (zeer) lange looptijd, waardoor een geldverstrekker financieel magere opbrengsten als gevolg van tegenvallende winsten kan compenseren met hoge opbrengsten.

64

P. Claes, S. Janicijvic, R. Lengkeek, Risicomanagement, Groningen Noordhoff Uitgevers 2012

65

W. Tijhaar, Finance & Risk Management, Groningen: Noordhoff Uitgevers 2013, p. 28

66

Zie HR 25 november 2011, nr. 08/05323, BNB 2012/37

52

In document Onzakelijke geldleningen (pagina 51-53)