• No results found

DEEL II DE KENMERKEN VAN INTERSTATELIJKE CONCILIATIE

1.2. Geschillenbeslechting in het VN-Zeerechtverdrag

1.2.1. Ontwikkeling conciliatie

Al in de 17e eeuw handelde Hugo Grotius in zijn werk Mare Liberum366 over hoe het zeerecht er volgens

hem zou moeten uitzien. Volgens hem was de zee vrij voor allen, niemand had het recht anderen de toegang tot de zee te ontkennen. Deze visie verschilde radicaal van die van de Brit John Selden. In zijn boek Mare Clausum367, dat uit dezelfde periode dateert als het werk van Grotius, verdedigde hij dat de

zee, net zoals land aan iemand toegeëigend kan worden. Dit was dan ook de oorspronkelijk Britse visie, later werd deze visie bijgesteld. Sindsdien heerste het idee van de territoriale zone van drie zeemijl. Buiten die zone was de zee vrij voor ieder.368

De door Grotius uitgevaardigde principes met betrekking tot de open zee, werden overvloedig ondersteund door verwijzingen naar religie en moraal. Edoch waren ze in feite niet enkel aanbevelingen, maar ook regels van de wet.369 Die regels van de wet mochten niet ongestraft worden overtreden. In zijn

Mare Liberum overweegt hij een scheidsrechterlijke of gerechtelijke procedure te starten voor de terugvordering van schade wegens schending van een gemeenschappelijk recht.370 Veel meer dan dat

vinden we in de Mare Liberum niet terug over geschillenbeslechting in het internationaal zeerecht.371

1.2.1.2. Codificatieconferentie van 1930

De eerste keer dat gepoogd werd een mechanisme op poten te zetten voor de beslechting van geschillen die rijzen over de interpretatie van het zeerecht, was op de codificatie conferentie van 1930 in Den Haag; dit onder de paraplu van de Volkenbond. De reden voor het houden van dergelijke conferentie was de noodzaak om de wetten en regels die waren geschonden gedurende of omwille van de eerste wereldoorlog, te herstellen. Ook zouden zo wijzigingen aan het internationaal recht gebracht kunnen worden. Wijzigingen die bovendien noodzakelijk waren om de veranderde levensomstandigheden te kunnen weerspiegelen. Daarenboven was het aangewezen om de uiteenlopende visies binnen de internationale gemeenschap te congrueren tot algemene normen van internationaal recht. Enkel zo zou

366 GROTIUS, H., Mare Liberum: Sive De iure quod Batavis competit ad Indicana commercia Dissertatio, Elzeviriana, 1648, herpubliceerd door Elsevier B.V. in 2013 (hierna: ‘Mare Liberum’)

367 SELDEN,J., Mare Clausum, seu de dominio maris, Meighen, 1636, 504 p. (hierna : ‘Mare Clausum’) 368 JESSUP, P., Law of Territorial Waters and Maritime Jurisdiction, Kraus Reprint, New York, 1970

369 Zie ook THEUTENBERG,B.J.. “Mare Clausum Et Mare Liberum.”, Arctic, 1984, vol. 37, no. 4, p. 481–492. 370 Ibid. vn. 366, p. 75

371 PINTO,M.C.W “Hugo Grotius and the Law of the Sea” in DEL CASTILLO,L and CAMINOS,H., Law of the Sea, from Grotius to the International Tribunal for the Law of the: Liber Amicorum Judge Hugo Caminos, BRILL, 2015, p. 44-45

58 men tot een eenduidig geheel van Internationale normen kunnen komen. Omwille van al deze redenen achtte men het dus nodig voor een aantal rechtsgebieden een codificatie in te stellen. Dit was dus ook het geval wat betreft het internationaal zeerecht.372 Hoewel een geschillenbeslechtingsmechanisme

besproken werd in de verschillende discussies, werden daarover geen bepalingen in het uiteindelijke resultaat, een ontwerpverdrag betreffende het regime van de territoriale wateren, opgenomen.373

Uiteindelijk werd dit ontwerpverdrag niet omgezet tot een effectief juridisch instrument.

1.2.1.3. Na de codificatieconferentie

Na de Codificatie conferentie van 1930 veranderde er niet zoveel op vlak van geschillenbeslechting. Vooral op het einde van de jaren 40 en begin de jaren 50 begonnen staten steeds grotere maritieme zones te claimen. De VS onder leiding van de nieuwe buitenlandse politieke visie van president Truman, maar ook andere staten volgden snel. Zo claimden Chili, Peru, Costa Rica en Ecuador in de Santiago Declaration374 van 1952 een nautische zone van 200 zeemijl en verklaarden ze dat deze zone onder de

soevereiniteit en controle van de respectieve staten viel.375 Het hoefde dan ook niet te verbazen dat deze

claims voor geschillen zorgden in geval van overlap.

Bovendien wenste de Verenigde Naties het codificatie werk van de Volkenbond verder te zetten. Ze probeerden deze progressieve ontwikkeling van Internationaal recht echter op een meer geïnstitutionaliseerde wijze te organiseren. Daartoe werd de International Law Commission (hierna: ‘ILC’) opgericht. Dat is een orgaan van experten wiens taak het was deze progressieve codificaties te bewerkstelligen. Zij stelden de thema’s vast die rijp waren voor codificatie.

Al het werk dat de ILC verrichte omtrent het Zeerecht werd gebundeld en verzameld en in een finaal rapport voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (hierna: ‘Algemene Vergadering’). Dit gebeurde in 1956. Men ging deze rapporten dan ook als basis gaan gebruiken voor de Eerste Verenigde Naties Conferentie voor het Zeerecht (hierna: ‘Eerste Zeerechtconferentie’). Deze conferentie vond in 1958 plaats in Genève. Ook het implementeren van geschillenbeslechtingsmechanismes werd door de ILC in haar rapport overwogen.376

372 DHOKALIA,R.P., The codification of public international law. Manchester university press, Manchester, 1970, p. 116.

373 ROSENNE,S.H., “The Settlement of Disputes in the New Law of the Sea”, Revue Iranienne des relations Internationales, 1978, p. 402-404

374 Declaration on the maritime zone of 18 augustus 1952, United Nations Treaty Series, vol. 1006. nr. I-14758, p. 323

375 SYMMONS,C.R., The maritime zones of islands in international law, Martinus Nijhoff, Den haag, 1979, p 4 376 Rapport van de International Law Commission aan de Algemene Vergadering. Document A/3159, Report of the International Law Commission covering the work of its eighth session, 23 April-4 July 1956, p. 270

59

1.2.1.4. Eerste Zeerechtconferentie

Deze Eerste Zeerechtconferentie resulteerde in 1958 in vier verschillende verdragen.377 Op basis van de

rapporten van de ILC werd op deze conferentie ook de mogelijkheid tot implementatie van een geschillenbeslechtingsmechanisme besproken. Zo werd op de dertiende plenaire zitting van het ontwerpcomité de voorstellen betreffende geschillenbeslechting besproken. De introductie van een systeem van verplichte geschillenbeslechting werd sterk verdedigd door onder meer de delegatie van Nederland. Argentinië was één van de staten die dan weer niet te vinden was voor het introduceren van dergelijk mechanisme tot verplichte geschillenbeslechting.378 Uiteindelijk kwam men tot een soort

compromis.379 In het verdrag dat handelde over visserij werd in artikels 9 tot en met 11 voorzien in een

geschilbeslechtingsmechanisme. Daarnaast werd ook een optioneel protocol opgesteld. 380 Dat protocol

gaf staten de mogelijkheid om toch in te tekenen voor een verplicht geschillenbeslechtingsmechanisme, voor geschillen die uit de ‘interpretatie of toepassing van de van elke Zeerechtverdrag van Genève’.381

Minder dan 40 staten namen dit protocol aan.

1.2.1.5. Tweede Zeerechtconferentie

De Eerste Zeerechtconferentie werd quasi meteen gevolgd door een tweede in 1960. De Tweede Zeerechtconferentie (UNCLOS II) had voornamelijk de taak de verdragen van 1958 aan te passen en up te daten. Van een algemene acceptatie van het internationaal zeerecht vervat in deze verdragen is echter geenszins sprake. Veel voormalig gekolonialiseerde staten ratificeren de verdragen niet aangezien ze van mening zijn dat deze louter de belangen van de geïndustrialiseerde wereld dienen.382

De reden hiervoor is tweeledig. Eerst en vooral ontstond er binnen de Algemene vergadering meer en meer besef van de natuurlijke rijkdommen die zich onder de zee bevonden. Bovendien waren er ook structurele veranderingen in de internationale gemeenschap. De wereld bevond zich immers in vol

377 Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de territoriale zee en aansluitende zone van 29 april 1958, United Nations Treaty Series, vol. 516, 205.; Verdrag van de Verenigde Naties betreffende het continentaal plateau, Genève, 29 april 1958, United Nations Treaty Series, vol. 499, p. 311; Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de volle zee van 29 april 1958, United Nations Treaty Series , vol. 450, p. 11.; Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de visserij en de instandhouding van de levende rijkdommen van de volle zee van 29 april 1958, United Nations Treaty Series, vol. 559, p. 285.

378 Summary Records of the 7th Meeting of the First Committee, United Nations Conference on the Law of the Sea, Geneva, A/CONF.13/38, p. 7.

379 NORDQUIST,M.H. United Nations Convention On the Law of the Sea, 1982 : a Commentary, Dordrecht, Nijhoff, 1985, Vol. V, p 107-141 en p 5 (hierna: ‘UNCLOS Commentary’)

380 Optional Protocol of Signature concerning the Compulsory Settlement of Disputes. Geneva of 29 April 1958, United Nations Treaty Series, vol. 450, p. 169

381 Artikel 1 Ibid.

382 Zie ADEDE,A.O. The System for Settlement of Disputes Under the United Nations Convention On the Law of the Sea : a Drafting History and a Commentary. Dordrecht, Nijhoff, 1987, p. 3 e.v. (Hierna: ‘Drafting History’)

60 postkolonialisme. Het aantal staten vermeerderde en kleinere staten legden hun focus meer op de zee.383

Vandaar dat de nood aan een nieuwe Zeerechtconferentie zich manifesteerde.

Verschillende specifieke voorstellen omtrent geschillenbeslechting kwamen nadien aan bod. Zo werden verschillende voorstellen gedaan tot oprichting van een tribunaal. Dit tribunaal zou zich specifiek richten op de beslechting van geschillen die betrekking hadden op ontginning van grondstoffen op de zeebodem.384 Ook wat betreft visserij, marine vervuiling en wetenschappelijk onderzoek werden

voorstellen tot geschillenbeslechting mechanismes opgenomen. 385

1.2.1.6. Derde Zeerechtconferentie

Een echt grote implementatie van een complex en coherent geschillenbeslechtingsmechanisme kwam pas uit de bus na de Derde Zeerechtconferentie. In de tweede sessie van die conferentie begon men aan het echte inhoudelijke werk. Drie comités werden opgericht. Elk comité had de taak om bepaalde regimes uit het internationaal zeerecht te codificeren en analyseren. Bovendien werd hen ook opgedragen om na te denken over de beslechting van geschillen omtrent de materie waarvoor ze bevoegd waren. Oorspronkelijk was elk comité dus voor wat zijn deel betreft ook bevoegd voor het uitwerken van het geschilbeslechtingsmechanisme.386 Al gauw bleek dit niet de efficiëntste wijze te zijn om tot een

coherent systeem te komen. Bovendien waren de comités vooral bezig met het uitwerken van het substantiële zeerecht, eerder dan het procedurele afdwingingsmechanisme.387 Daarom werd een

informele werkgroep opgesteld die zich specifiek moest toespitsen op het geschillenbeslechtingssysteem. Na een heel wat discussies en uitwisselen van papers, kwam men uiteindelijk tot zogenaamde working papers.388 Op basis van het veelbelovende werk weerspiegeld in

die papers werd op de derde sessie beslist om de informele werkgroep om te zetten tot de formelere ‘Settlement of Disputes Group’.

1.2.1.6.1. Ontwikkeling geschillenbeslechtingssysteem

In de schoot van deze formele werkgroep werd het zaadje gepland voor het systeem zoals het op de dag van vandaag nog bestaat. Tussen de betrokken staten, 60 op dat moment, heerste verdeeldheid over hoe de geschillen nu precies zouden moeten worden beslecht.389 Een eerste groep van staten was van mening

383 TREVES, T., United Nations convention on the law of the sea, United Nations Audiovisual Library of International Law, 2008. Te vinden op: http://legal.un.org/avl/pdf/ha/uncls/uncls_e.pdf

384 SOHN,L., “A tribunal for the Sea-bed or the Ocean”, Zeitschrift Für Ausländisches öffentliches Recht Und Völkerrecht, 1972, vol. 32, p. 32

385 Sea-Bed Committee Report, Vol. V, p. 1 en Draft articles on fisheries, artikels 20-22, UN. Doc. A/CONF.62/C.2/L.40

386 Organization of the second session of the Conference and allocation of items: decisions taken by the Conference at its 15th meeting on 21 June 1974, UN DOC. A/CONF.62/28, para. 9

387 UNCLOS Commnetary, p. 7, vn. 379

388 Zie ook SOHN,L. "Settlement of Disputes Arising Out of the Law of the Sea Convention." San Diego Law Review, 1975 vol. 12, 3, p. 495-517.

389 Zie GAMBLE,J., “The law of the sea conference: Dispute settlement in perspective.”, Vanderbilt Journal of Transnational Law, 1976, Vol. 9, 2, p. 325-332

61 dat het aan het Internationaal Gerechtshof toekwam om geschillen omtrent interpretatie en toepassing van het zeerecht toe te beslechten. Andere staten waren dan weer van oordeel dat een specifiek tribunaal moest worden opgericht, die op die manier beter geplaatst zou zijn om de complexe zaken van het zeerecht te behandelen. De derde stroming steunde het idee dat geschillen moesten worden beslecht via arbitrage, zoals de meeste bestaande verdragen over het zeerecht voorzagen. Een meer technische invalshoek werd geprefereerd door de vierde groep. Zij pleitten voor de oprichting van gespecialiseerde instituten of autoriteiten die elk een eigen expertise zouden hebben.390 Deze autoriteiten zouden dan best

geplaatst zijn om de complexe geschillen te beslechten.391

Uiteindelijk kwam men tot een oplossing die deze verschillende visies congrueerde. Het ‘Montreux Compromis’392 liet aan elke staat toe om bij toetreding tot het Zeerechtverdrag een keuze te maken uit

de vier voorgeschreven procedures.393 Als de partijen in het geschil hetzelfde mechanisme prefereerden,

dan zou de zaak worden voorgelegd aan dat mechanisme. In geval van verschillende voorkeur voorzag het compromis oorspronkelijk in het aanhangig maken van de zaak bij het forum dat werd geprefereerd door de verwerende partij. Over dat laatste was uiteraard niet iedereen het eens. Men besloot dan maar om bij verschillende forumkeuze terug te vallen op arbitrage. Dit compromis is tegenwoordig één van de hoekstenen van het geschillenbeslechtingssysteem van het Zeerechtverdrag.394

De formele werkgroep kwam uiteindelijk tot een akkoord over vier artikels395 en werkte verschillende

alternatieven uit met betrekking tot de overblijvende twistpunten. Deze voorstellen en alternatieven werden door de voorzitter van de conferentie gebundeld en voorgelegd in de zogenaamde ‘Informal Single Negotiating Texts’.396 Hoewel deze inhoudelijk niet anders waren dan de voorstellen van de

working groups werd wel voor het eerst één geheel en systeem weergegeven. Na deze voorlegging werden opnieuw werkgroepen opgesteld die aan de slag moesten met de gemaakte opmerkingen. Dit proces herhaalde zich tot men tot de uiteindelijke bepalingen van het VN-Zeerechtverdrag bereikte.397

390 Zie Drafting history p. 39, vn. 382 391 UNCLOS Commentary, p.8 , vn. 379

392 Zie ook YEE,S. “En route to the final shape of the unclos dispute settlement system: Some pivotal negotiating procedural steps worthy of consideration by future treaty-makers and leaders in treaty-making”, Chinese Journal of International Law, 2014, vol 13, 1, 193.

393 Zie ROSENNE,S., “UNCLOS III: The Montreux (Riphagen) Compromise” in ROSENNE,S., An International Law Miscellany, Dordrecht, Nijhoff, 1993, p. 495-506

394 Drafting History p. 53, vn. 382

395 Na kleine veranderingen zijn dit artikel 279, 280. 282 en 283 VN-Zeerechtverdrag

396 De eerste Informal Single Negotiating Tekst (hierna: “ISNT”) werd op het einde van de derde sessie uitgebracht door de voorzitter van de conferentie, mr. Amerasinghe

62

1.2.1.6.2. Ontwikkeling conciliatie

Het zou te ver leiden een verdere, artikelsgewijze historie te geven van het volledige geschillensbeslechtingsmechanisme van het VN-Zeerechtverdrag. De discussies die betrekking hebben op conciliatie zijn echter wel relevant.

Bij de ontwikkeling van het VN-Zeerechtverdrag was conciliatie reeds een gevestigde waarde als geschillenbeslechtingsmechanisme in het internationaal speelveld. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat het al snel werd geïncorporeerd in verschillende voorstellen en ontwerpartikelen op de Zeerechtconferentie. Zo verwees de Nederlandse delegatie heel duidelijk naar conciliatie als eerste lijns geschillenbeslechtingsmechanisme in haar ontwerpartikelen over maritieme afbakening.398 Staten

kunnen een conciliatieprocedure opstarten indien ze na onderhandeling het nog steeds oneens waren over de afbakening van hun respectievelijke territoriale wateren. Slechts nadat die procedure is doorlopen kunnen de geschillen worden voorgelegd aan de verplichte geschillenbeslechtingsprocedure. In haar noot399 bij dat voorstel verwijst de Nederlandse delegatie naar de verplichte conciliatieprocedure

uit het Weens Verdragenverdrag, en claimt dat dergelijk systeem ook voor deze afbakeningsgeschillen kan worden toegepast. Volgens de delegatie heeft de ervaring geleerd dat staten soms de hulp nodig hebben van een onafhankelijke derde om tot een akkoord te komen.400 Slechts als dat niet lukt mag men

over gaan tot bindende geschillenbeslechting. Verschillende andere staten vervoegden Nederland in dit voorstel en werkten het verder uit.401

Dit document vormde ook de basis voor verdere ‘private working groups’. Men identificeerde de problemen die tot nu toe het meest omstreden waren gebleken: de invoering van een systeem van verplichte rechtsmacht voor alle geschillen die voortvloeien uit het verdrag en de oprichting van een verplichte conciliatieprocedure als voorafgaande procedure.402 Tot dan toe bleven de meeste voorstellen

tot inrichting van een conciliatieprocedure immers beperkt tot specifieke gevallen geschillen.403

Geleidelijk aan kwam men wel tot de conclusie dat een algemenere aanpak aangewezen was. Zo introduceerde men een algemenere conciliatieprocedure. De conciliatieprocedure is alleen van toepassing is wanneer er geen speciale procedure is voorzien in andere bepalingen van het

398 Third United Nations Conference on the Law of the Sea, 1973-82, volume III, Documents of the Conference, Second Session: Netherlands: draft article on delimitation between States with opposite or adjacent coasts A/CONF.62/C.2/L.14

399 Third United Nations Conference on the Law of the Sea, 1973-82, volume III, Documents of the Conference, Second Session: Working paper on the settlement of law of the sea disputes A/CONF.62/L.7 (27/08/1974) 400 Drafting History p. 202, vn. 382; UNCLOS Commentary p. 33

401 Third United Nations Conference on the Law of the Sea, 1973-82, volume II, Summary Records of the Second Committee, Second Session: 20th meeting A/CONF.62/C.2/SR.20, inbreng van mr. Lysaght (Ireland), punt 69; 402 Zo blijkt uit Third United Nations Conference on the Law of the Sea, 1973-82, volume IV, Summary Records of the Plenary, Third Session: 54th Plenary Meeting A/CONF.62/SR.54, punt 26

403 Zie bijvoorbeeld Lauterpacht in Third United Nations Conference on the Law of the Sea, 1973-82, volume IV, Summary Records of the First Committee, Third Session: 22nd meeting A/CONF.62/C.1/SR.22, punt 41

63 Zeerechtverdrag. Dit vanuit de visie van artikels 2 en 33 van het VN Handvest, die het fundamentele principe van vreedzame geschillenbeslechting voorschrijven.404

In de eerste ontwerpen van de werkgroepen werd conciliatie bovendien enkel gezien als een vrijwillig mechanisme.405 Het verplicht teruggrijpen naar conciliatie werd slechts geïntroduceerd in de zesde sessie

in 1977.406 Een Argentijns voorstel407 zette een beweging in gang om een nieuw deel aan het

geschilbeslechtingssysteem toe te voegen. Op die manier konden de nieuwe artikelen met betrekking tot verplichte conciliatie in het ontwerpverdrag worden opgenomen.408 Mr. Amerasinghe, voorzitter van de

Zeerechtconferentie, bepleitte het volgende over het algemene geschillenbeslechtingssysteem:

“It is also advisable to divide the text into three sections dealing with the voluntary procedures, the compulsory procedures entailing binding decision, and the exceptions to, or exclusions from, the compulsory procedures. The effect of the exceptions and exclusions from such compulsory procedures is tempered in certain cases by providing for a compulsory [recourse to conciliation] which does not result in a binding decision”409

De eerste twee delen van het systeem bestaan dus uit vrijwillige- en verplichte geschillenbeslechtingsprocedures respectievelijk. Het derde – nieuwe – deel zou alle uitzonderingsgevallen op die verplichte onderwerping omhelzen. In dat geval werd een verplichte voorlegging aan een conciliatieprocedure voorzien.410 Op deze manier ontstond dus het onderscheid

waarover mr. Amerasinghe het volgende zei: “One is voluntary while the other obliges submission to conciliation”.411

404 Third United Nations Conference on the Law of the Sea, 1973-82, volume V, Documents of the Conference, Third Session: Memorandum by the President of the Conference on document A/CONF.62/WP.9 A/CONF.62/WP.9/ADD.1, punt 19

405 Zie bijvoorbeeld ook Third United Nations Conference on the Law of the Sea, 1973-82, volume V, Documents of the Conference, Third Session: Informal single negotiating text (part IV) A/CONF.62/WP.9/REV.1 waarin men het heeft over een ‘invitation to conciliate’

406 Drafting History p. 202, vn. 382; UNCLOS Commentary p. 33

407 Third United Nations Conference on the Law of the Sea, 1973-82, volume XIII, Documents of the Conference, Ninth Session: Statement by the delegation of Argentina dated 2 April 1980 A/CONF.62/WS/5

408 Third United Nations Conference on the Law of the Sea, 1973-82, volume XIV, Documents of the Conference, Resumed Ninth Session: Report of the President on the work of the informal plenary meeting of the Conference A/CONF.62/L.59, punt 4

409 Amarasinghe in Informal Working Group on the Settlement of Disputes, SD/3 para. 4 zoals gereproduceerd in PLATZÖDER,R.. Third United Nations Conference On the Law of the Sea : Documents. Dobbs Ferry (N.Y.): Oceana publications, 1982, Vol. XII, p. 239 Ibid.

410 Third United Nations Conference on the Law of the Sea, 1973-1982, Documents of the Conference, Documents of the Informal Plenary on the Settlement of Disputes, SD/3/Add.1 zoals geciteerd in UNCLOS Commentary, p. 36, vn. 379

411 Amarasinghe in Informal Working Group on the Settlement of Disputes, SD/3 para. 4 zoals gereproduceerd in