• No results found

transitiemanagement en overheidssturing binnen de Green Deal aanpak

Respondent 5 Beleidsadviseur Ministerie van Economische Zaken Respondent 6 Beleidsmedewerker Ministerie van Economische Zaken

5. Vertaling van het narratives-model naar de Green Deal aanpak

5.2 Invullen onderdeel 2 narratives-model

5.2.2. Onderdeel 2.2 narratives-model, het veranderen van socio-economische structuren

Macro-narratives

Micro-narratives (beleidsinstrumenten) - ‘Veranderen van socio-economische structuren’

Overheids- macro- narrative Transitie- management- macro-narrative ‘Beleidsinstrumenten voor lokalisering’ - lokale communities laten loskoppelen van de globale

economie om zo gesloten kringlopen van hulpbronnen te creëren. Lokale valuta.

Versterken van de informele economie. Verbeteren van lokale productie en diensten.

‘Nieuwe herverdeling van arbeids- en marktbeleid’ - door wegnemen van ongelijkheid onder

burgers kan de maatschappij belangrijke sociale problemen en klimaatproblemen aanpakken. Maximum en minimum inkomen.

Onconditioneel basisinkomen. Werk delen.

Overheid zorgt voor ‘publiek werk’ tegen een minimumtarief voor werklozen.

‘De financiële sector beteugelen’ - het aan banden leggen van de financiële sector.

Verdeling tussen investerings- en consumentenbanken. Gedwongen splitsing van grote financiële actoren. Belasting op financiële transacties.

Ban van obscure beleidsinstrumenten. Kapitaal controle.

Bonuslimieten.

Tegengaan van belastingparadijzen.

Monopolie van de staat op het maken van geld.

‘Reguleren en creëren van nieuwe bedrijven’

Limiet op de grootte Coöperatief eigendom Nieuwe business modellen

‘Regulering van internationale handel’ - adresseert de problemen van globalisering. Ziet

globalisering als de exploitatie van arme landen en een bedreiging voor lokale communities.

‘Nieuwe beleidsinstrumenten voor economische progressie’ - over het tegengaan van autocratische

bewind waarbij het BBP boven het belang van welvaart wordt gesteld.

Tabel (16): overzicht van micro-narratives (veranderen van socio-economische structuren) pro-groei en geen-groei macro-narratives ingevuld met data vergaard uit onderzoek.

5.2.2.1. Toelichting resultaten onderdeel 2.2 van het narratives-model 5.2.2.2. Beleidsinstrumenten voor lokalisering

Waar aanhangers van het transitiemanagement-macro-narrative zich positief uitspreken over een aantal beleidsinstrumenten, spreken aanhangers van het overheids-macro- narrative zich over geen enkel beleidsinstrument uit. Aanhangers van het transitiemanagement-macro-narrative zien vooral toekomst in (beleidsinstrumenten rondom) ‘lokalisering’. Een respondent werkzaam in het werkveld van transitie(s) zegt dat lokalisering de laatste tijd een trend is geworden en noemt dit proces ook wel ‘glocalisering’. Dit concept houdt in “dat de mens weer wil gronden in eigen wortels” en dat problemen weer lokaal aangepakt worden in reactie op een globaliserende wereld (Tegenlicht VPRO 2013; Respondent 5: 4). Het zou volgens dezelfde respondent niet lang meer duren voordat mensen zelf energie opwekken of zelf allerlei producten gaan produceren met hulp van bijvoorbeeld 3D printers (Jan Gitsels 2013; Strategisch-adviseur 2013).

5.2.2.3 Nieuwe herverdeling van arbeids- en marktbeleid

Aanhangers van beide macro-narratives spreken niet over de beleidsinstrumenten. De beleidsinstrumenten hebben veelal te maken met een ‘structurele herverdeling van arbeids- en marktbeleid’.

5.2.2.4. De financiële sector beteugelen

Aanhangers van het overheids-macro-narrative spreken zich over geen enkel beleidsinstrument uit. Aanhangers van het transitiemanagement-macro-narrative spreken wel over meerdere beleidsinstrumenten. Een respondent werkzaam in het werkveld van transitie(s) acht het noodzakelijk dat de financiële sector wordt ‘beteugeld’ omdat huidige financieringsconstructen slecht toegankelijk zijn voor ondernemende partijen, vooral netwerken, die duurzame initiatieven willen opzetten. Dit komt door de bancaire wereld die het netwerken onmogelijk zou maken om een lening aan te vragen. Dit is volgens de respondent onbegrijpelijk omdat verduurzaming juist om investeringen van netwerken vraagt. Volgens de respondent is de circulaire economie “overal aan de orde” en begrijpt hij daarom niet waarom in zijn opzicht Nederlandse banken niet willen inzien welke kansen de circulaire economie biedt (Respondent 5: 4, 5). Zo zou een bank (zakelijke) klanten bijvoorbeeld kunnen stimuleren en bijstaan om kansen te benutten om hun

bedrijven energiegebruik en grondstofverbruik te laten verminderen of kringlopen in hun bedrijven te laten sluiten. Banken kunnen zakelijke klanten daarin bijstaan door kennis, netwerken en optimale financiële dienstverlening te verschaffen (Banken 2014). Ook een andere respondent werkzaam binnen het werkveld van transitie(s) stelt dat het belangrijk is om in de kantelfase de fiscale regelgeving en het financieringsconstruct van de markt te herstructureren zodat deze meer aansluit op een duurzame economie (Respondent 5: 4, 5, 14).

5.2.2.5. Reguleren en creëren van nieuwe bedrijven

Door aanhangers van beide macro-narratives wordt niet gesproken over ‘limiet op de grootte van bedrijven’ en ‘coöperatief eigendom’. Wel spreken aanhangers van beide macro-narratives zich positief uit over twee beleidsinstrumenten die te maken hebben met ‘het creëren van nieuwe bedrijven’ en ‘business modellen’. Aanhangers van het transitiemanagement-macro-narrative zien voordeel in het creëren van nieuwe business modellen omdat een kantelfase zou vragen om innovatieve technologieën en vernieuwende business modellen (Het Groene Brein 2014; SMO 2014: 11). Aanhangers van het overheids-macro-narrative zien voordeel in het creëren van nieuwe business modellen omdat het toepasbaar is in de Green Deal aanpak. Door de Green Deal aanpak verwacht de overheid volgens respondenten bij EZ “een leereffect op te brengen” dat inzicht moet geven in “welke initiatieven business modellen zitten en in welke niet” (Respondent 2: 6; Respondent 3: 2). Op basis van de uitkomsten van Green Deals kunnen goed werkende business modellen opgeschaald en toegepast worden bij meer bedrijven en organisaties.

5.2.2.6. Regulering van internationale handel

Hoewel het ‘reguleren van problemen rondom globalisering’ door aanhangers van beide macro-narratives benoemd wordt sluit de inhoud niet volledig aan op de inhoud van de betekenis die er in het narratives-model aan gegeven wordt. Zo spreken aanhangers van beide macro-narratives wel over de negatieve gevolgen van globalisering (zie paragraaf 5.1.1.5.) maar spreken ze daarbij niet over de exploitatie van arme landen of bedreigingen voor lokale communities. Zo zegt een respondent werkzaam bij EZ dat hij het jammer vindt dat discussies rondom “hoeveel mensen er per vierkante meter zouden kunnen of mogen leven” en “hoeveel welvaart mensen zouden moeten hebben” en “hoeveel druk

natuurlijk kapitaal zou mogen hebben” afwezig zijn in Nederland (Respondent 3: 8, 9). Hij spreekt bij bovengenoemde discussies vooral over het proces van ongeremde wereldbevolkingsgroei en dat dit uiteindelijk een halt toegeroepen moet worden omdat de wereldbevolking niet kan blijven groeien. Dezelfde respondent beweert echter dat een internationale discussie over dit onderwerp niet zal helpen omdat dit alleen maar gesprekken zou opleveren zonder uitkomst (Respondent 3: 9). Aanhangers van het transitiemanagement-macro-narrative spreken ook over de negatieve gevolgen van globalisering zoals ernstige tekorten op het gebied van milieu, arbeid, gezondheid, veiligheid en rechtvaardigheid en de daarop volgende bedreiging van de ecologische, economische en sociaal-culturele kwaliteit van samenlevingen (Verstegen, Seters, Grin 2005: 10). Aanhangers van het transitiemanagement-macro-narrative (5.2.2.5) zien voor lokale communities echter geen bedreiging in globalisering maar juist een uitdaging. Globalisering zou communities alleen maar meer in staat stellen om op lokaal niveau eigen producties op te zetten (Jan Gitsels 2013; Strategisch-adviseur 2013).

5.2.2.7. Nieuwe beleidsinstrumenten voor economische progressie

Aanhangers van beide macro-narratives spreken niet over de beleidsinstrumenten. De beleidsinstrumenten hebben te maken met het ‘tegengaan van het autocratische bewind’ waarbij het BBP boven het belang van welvaart wordt gesteld.

5.3 Conclusie

Uit de resultaten van het narratives-model kunnen een aantal conclusies getrokken worden. In de resultaten van onderdeel 1 van het narratives-model valt op dat de meeste resultaten overeenkomen met die uit het artikel van Urhammer & Røpke (zie paragrafen 5.1.1.1. – 5.1.1.6.). Enkele afwijkende resultaten hebben betrekking op dat in dit onderzoek door aanhangers van beide macro-narratives vaker over ‘boosdoeners’ gesproken wordt en ook over nieuwe ‘boosdoeners’ in de vorm van de EU en haar regelgeving (zie paragraaf 5.1.1.6.). Het hebben van gemeenschappelijke boosdoeners kan betekenen dat aanhangers van beide macro-narratives de handen ineen kunnen slaan om deze aan te pakken. Een ander verschil is dat in dit onderzoek aanhangers van beide macro-narratives weinig over ‘slachtoffers’ spreken maar wel dezelfde actoren als ‘slachtoffers’ aanwijzen, namelijk de koplopers (zie paragraaf 5.1.1.5). Diezelfde koplopers worden tegelijkertijd ook als ‘helden’ beschouwd wat aangeeft dat de actoren die proberen te verduurzamen hierin beperkt worden (zie paragraaf

5.1.1.4.). Dit resultaat duidt er op dat aanhangers van beide macro-narratives samen kunnen werken in het wegnemen van barrières voor koplopers.

In de resultaten van onderdeel 2.1 valt op dat meer overlap te constateren is dan in het model van Urhammer & Røpke (zie Tabel 15). Dit zou in theorie betekenen dat er genoeg micro-narratives (beleidsinstrumenten) zijn om duurzaamheid mee te bevorderen, waar aanhangers van beide macro-narratives het over eens zijn. In de resultaten van onderdeel 2.2 valt op dat aanhangers van het overheids-macro-narrative vrijwel geen enkel beleidsinstrument benoemen dat een structurele socio-economische verandering teweeg brengt, in tegenstelling tot aanhangers van het transitiemanagement-macro-narrative (zie Tabel 16). Overigens komt dit resultaat wel overeen met de resultaten uit het artikel van Urhammer & Røpke. Over het algemeen kan uit de resultaten van onderdeel 2 geconcludeerd worden dat aanhangers van beide macro-narratives pleiten voor: ‘ecologische belastinghervormingen’, ‘emissieplafonds’, ‘subsidies’ (hoewel niet binnen de Green Deal aanpak), ‘de overheid als launching customer’ en het ‘opzetten van nieuwe business modellen’ (zie paragrafen 5.2.1.1.1 – 5.2.1.1.3.).