• No results found

transitiemanagement en overheidssturing binnen de Green Deal aanpak

Respondent 5 Beleidsadviseur Ministerie van Economische Zaken Respondent 6 Beleidsmedewerker Ministerie van Economische Zaken

6. Aanvullende toelichting op het narratives-model

6.2 De energieke samenleving en intrinsieke motivatie om te verduurzamen 1 Door de bril van overheidsmedewerkers

6.3.1. Door de bril van overheidsmedewerkers

De gesproken respondenten hebben zeer tegenstrijdige toekomstvisies van de Green Deal aanpak. De eerste respondent zegt dat er echt iets zou missen als de Green Deal aanpak zou stoppen (Respondent 2: 12). De reden die hij hiervoor noemt is omdat hij vindt dat de Green Deal aanpak verschilt van andere duurzaamheids(beleids)instrumenten van de overheid omdat het een aanspreekpunt (in de vorm van een overheidsmedewerker) biedt binnen de overheid voor dealpartijen. Dit aanspreekpunt werkt vervolgens samen met dealpartijen aan een oplossing (Respondent 2: 12). De tweede respondent denkt dat de Green Deal aanpak langzaam verdwijnt en hoopt ook dat de Green Deal aanpak wordt afgeschaft (Respondent 3: 4). Hij ziet in de praktijk dat de Green Deal niet effectief werkt en dat veel business modellen binnen de aanpak niet rond te rekenen zijn. Dit komt doordat bij veel deals toch wordt gevraagd om financiering en deze ook wordt gegeven in de vorm van

‘procesgeld’. Het procesgeld van alle deals loopt op tot een bedrag van 1 miljoen euro. Volgens de respondent kan dit bedrag beter worden omgezet in subsidie, dit zou volgens hem tot meer groene groei leiden dan de huidige Green Deal aanpak (Respondent 3: 4, 5).

6.3.2. Door de bril van transitiedenkers

De reactie van de transitiedenkers is negatief. Zo denkt een respondent die zich veel heeft bezig gehouden met de Green Deal aanpak dat de Green Deal aanpak binnen één, anderhalf jaar, wordt opgeheven (Respondent 5: 14). Tot nu toe vindt hij de Green Deal aanpak een “volstrekte verspilling van tijd en geld” (Respondent 5: 15). De respondent verklaart zijn reactie door te zeggen dat hij bijna geen ondernemer kent die tevreden is met de aanpak en dat de aanpak tot niets extra’s heeft geleid (Respondent 5: 18). Ook zegt hij dat de Green Deals niet optellen tot een groot resultaat, ze te divers zijn, te weinig focus hebben en dat het het goede beleidsinstrument is maar dan tien jaar te laat (Respondent 5: 10-12, 19). Om de Green Deal aanpak te verbeteren is een strengere selectie nodig op de deals. Het is het beste om daarbij te focussen op drie à vier grote deals (Respondent 5: 15). Ook moet de overheid pro-actiever beleid gaan voeren wat betreft het verduurzamingsproces (Respondent 5: 11, 14).

6.3.3. Door de bril van evaluatiemedewerkers van de Green Deal aanpak

De evaluatiemedewerkers van de Green Deal aanpak zijn gematigd positief over de toekomst van de Green Deal aanpak. Zo zegt de eerste respondent dat hij wel gelooft dat de Green Deal aanpak zal blijven bestaan gezien het ook eerdere kabinetten heeft overleefd maar ziet hij ook verbeterpunten voor Green Deal aanpak (Respondent 4: 4). Zo vindt hij het onduidelijk welke activiteiten schuil gaan achter “de vlag van de Green Deal” en dat het bijna lijkt alsof de Green Deal aanpak een soort convenant begint te worden. Daarnaast vindt de respondent dat de Green Deal aanpak niet teveel gebruikt moet worden voor koepelafspraken met bijvoorbeeld VNO-NCW of een andere brancheorganisatie. De respondent denkt dat deals dan te groot worden om er goed toezicht op te kunnen houden (Respondent 4: 4). De tweede respondent ziet de aanpak ook zijn plek in de toekomst behouden. Volgens hem zou het “naïef zijn van het kabinet om volgend jaar te besluiten de Green Deals niet meer te laten doorgaan”

(Respondent 6: 3). De respondent merkt op dat veel mensen en partijen positief over de aanpak zijn en dat de laatste evaluatie gematigd positief is. Mocht de volgende evaluatie ook gematigd positief zijn of positiever dan dat dan is volgens hem geen reden om met de aanpak te stoppen (Respondent 6: 3). Daarnaast denkt de respondent dat de effecten van de Green Deal aanpak pas op langere termijn zichtbaar worden en dat er niet zo snel over geoordeeld kan worden. Ook zegt de respondent dat er te weinig geld in de Green Deal aanpak zit om het een doelwit van politici te maken om het van de begroting af te krijgen; het zou te weinig impact hebben (Respondent 6: 7). De respondent ziet net als de vorige respondent verbeterpunten voor een toekomstige aanpak: kritisch kijken naar het huidige portfolio en daarbij deals die niet optimaal werken schrappen, richtlijnen opstellen waardoor in de toekomst op een selectievere manier deals worden aangenomen. Daarnaast vind hij dat de overheid in de toekomst meer moet faciliteren in plaats van ‘trekken’ (Respondent 6: 8).

6.4 Conclusie

Uit Hoofdstuk 6 kunnen een aantal conclusies getrokken worden. De respondenten van dit onderzoek zijn het allen eens dat een duurzaamheidsperspectief beter ingebed kan worden binnen de overheid. Overheidsmedewerkers stellen dat de overheid meer naar buiten kan treden, problemen niet in hokjes moet willen stoppen en minder vaak in zee moet gaan met de ‘usual suspects’ (zie paragraaf 6.1.1). Transitiedenkers stellen dat de overheid te snel een initiatief stopt wanneer positieve resultaten uit blijven (zie paragraaf 6.1.2.). Evaluatiemedewerkers van de Green Deal stellen dat de overheid niet bereid is om meer geld in duurzaamheid te stoppen en dat ze bij het opstellen van doelen niet verder dan 2020 kijkt (zie paragraaf 6.1.3.). Over het algemeen merken de respondenten wel op dat de overheid een nieuwe sturingsfilosofie probeert toe te passen maar moeite heeft met de uitvoering (zie paragrafen 6.1.1. – 6.1.3.). De resultaten wat betreft het duurzaamheidsperspectief duiden dat transitiedenkers overheidsmedewerkers zouden kunnen helpen meer out of the box te denken door middel van trainingen of workshops.

Wat betreft het bestaan van de energieke samenleving verschillen de meningen van de respondenten. Waar overheidsmedewerkers constateren dat het lastig is om contact te leggen met de energieke samenleving omdat de laatste weinig initiatief toont, spreken transitiedenkers van bakken energie in de samenleving (zie paragrafen 6.2.1. en 6.2.2.). Transitiedenkers stellen dat er meer dan genoeg energie in de samenleving zit en dat de

overheid dit alleen maar hoeft te faciliteren (zie paragraaf 6.2.2.). Evaluatiemedewerkers van de Green Deal aanpak constateren dat de samenleving simpelweg meer organiserend vermogen dan voorheen heeft en dat het voor mensen een kwestie van geld is of zij uiteindelijk willen verduurzamen. Weinig mensen zouden bereid zijn om meer te betalen voor een duurzamere levensstijl (zie paragraaf 6.2.3.).

Ook wat betreft het laatste thema, de toekomstvisie van de Green Deal aanpak, lopen de meningen van de respondenten uiteen. Overheidsmedewerkers zijn niet eensgezind: de één vindt de aanpak onmisbaar, de ander ziet de Green Deal aanpak het liefst afgeschaft worden (zie paragraaf 6.3.1.). Transitiedenkers zijn overwegend negatief over de Green Deal aanpak (zie paragraaf 6.3.2.). Evaluatiemedewerkers van de Green Deal aanpak zien echter over het algemeen de meerwaarde in van de aanpak en stellen dat het simpelweg wat tijd nodig heeft om positieve effecten te constateren (zie paragraaf 6.3.3.).

7. Conclusies

In dit onderzoek naar de Green Deal aanpak werd naar antwoorden gezocht op de volgende twee onderzoeksvragen: ‘Hoe kunnen transitiemanagement en overheidssturing elkaar binnen de Nederlandse Green Deal aanpak versterken? Kunnen op basis van deze analyse conclusies getrokken worden over de effectiviteit van transitiemanagement?’. In Hoofdstuk 5 werd een overzicht gegeven van de kenmerken van zowel het macro- narrative van overheidssturing binnen de Green Deal aanpak als van het macro-narrative van transitiemanagement. Tevens werd een overzicht gegeven van de micro-narratives (beleidsinstrumenten) die aanhangers van beide macro-narratives bepleiten. In Hoofdstuk 6 werd inzicht gegeven in de reacties van aanhangers van het transitiemanagement-macro- narratives en het overheids-macro-narrative, deze hielpen verklaren waarom aanhangers van een macro-narrative vóór of tegen een bepaald micro-narrative (beleidsinstrument) pleiten.

In dit hoofdstuk worden ter beantwoording van de twee onderzoeksvragen de belangrijkste conclusies van het onderzoek uiteengezet. Tevens wordt een verificatie van het narratives-model gegeven. Als laatste komen in dit hoofdstuk de beperkingen van dit onderzoek evenals de aanbevelingen voor toekomstig onderzoek (naar aanleiding van dit onderzoek) aan bod. In hoofdstuk 8 worden de twee onderzoeksvragen ook beantwoord maar dan in de vorm van concrete aanbevelingen op basis van de resultaten die zijn voortgekomen uit dit onderzoek.

7.1 Conclusies