• No results found

(micro): op dit niveau worden nieuwe ideeën, praktijken, experimenten, projecten

en snelle veranderingen aangewakkerd. Hier ontstaan radicale vernieuwingen en zijn alledaagse activiteiten en gedrag van individuen te onderscheiden. Het nicheniveau is een plek waar variaties en nieuwigheden die binnen het geldende regime geen ontwikkelruimte kunnen vinden, zich kunnen ontwikkelen in een ‘incubatieruimte’. Niches ontstaan niet zomaar. Door leerprocessen, het verbeteren van de prijs-performanceratio, het opbouwen van een netwerk om de nieuwigheden te voeden en het communiceren van verwachtingen naar markten over wat de vinding wel en niet kan, kan een niche zich verder ontwikkelen en stabiliseren. Daarnaast bloeien niches op door toedoen van ‘koplopers’. Dit zijn eigenzinnige en dwarse mensen met visie, strategie en durf die de ruimte moeten krijgen in de praktijk. Ze hebben geheel eigen opvattingen over toekomstige ontwikkelingen in het gebied waar ze werkzaam zijn en denken ‘out of the box’. Wanneer een niche zich verder ontwikkelt kan het uitgroeien tot een nieuw regime dat in plaats van het oude regime komt of dat naast het oude regime komt te staan. In dit onderzoek wordt onder een niche een duurzaam initiatief vanuit de samenleving verstaan. (Rotmans 2012: 11, 258; Rotmans 2003: 64; Rotmans 2012: 243; Rotmans 2003: 18, 19, 32; LEI Wageningen UR 2009: 50, 52-55; Rotmans 2014: 21, 97).

v   v  

micro (niches) macro (landschap)    

meso (regime)

Figuur (3): Multi-Level-Perspectief (Geels in LEI Wageningen UR 2009: 62).

2.2.3. Het transitieproces

De in paragraaf 2.2.2. besproken schaalniveaus nemen hun eigen plaats in het transitieproces in. Hoe vanuit het MLP een vertaalslag gemaakt kan worden naar een concreet transitieproces zal in de volgende paragrafen besproken worden.

2.2.3.1. Het oude systeem brokkelt af

Op regimeniveau, in dit onderzoek het Nederlandse politieke en economische systeem, bestaat de meeste weerstand tegen verandering (zie paragraaf 2.2.2.) Rotmans (2012: 239; 2014: 97, 109) stelt dat in Nederland momenteel een zeer krachtig fossiel brandstoffenregime bestaat met diepe wortels in de samenleving, waarin decennialang veel geïnvesteerd is. Binnen dit brandstoffenregime verdedigen en dekken energiebedrijven, ministeries, kennisinstellingen en adviseurs elkaars belangen af. Ondertussen loopt in Nederland de druk rondom de klimaatcrisis op. Zo heeft volgens het kabinet (Rijksoverheid 2011: 1) de klimaatcrisis ervoor gezorgd dat de noodzaak toegenomen is om op zoek te gaan naar duurzame oplossingen. Door de druk van de klimaatcrisis groeit het regime (het huidige Nederlandse politieke en economische systeem) en haar omgeving steeds verder uit elkaar en ontstaan steeds meer spanningen omdat huidige sturingsvormen (zie Figuur 1) niet meer toereikend zijn om antwoorden te bieden op de klimaatcrisis. Door de druk van de klimaatcrisis en de spanningen die de crisis met zich meebrengt brokkelt het systeem steeds verder af en langzaam ontstaan de contouren van een nieuw systeem. Het besef is bij het kabinet

ontstaan dat zowel bedrijven als burgers kennis en technologie in huis hebben om met (innovatieve) duurzame oplossingen te komen en dat het belangrijk is om de ‘creativiteit van onderaf’ te benutten. Het kabinet zoekt daarom meer samenspel tussen overheid, bedrijfsleven en andere stakeholders zoals kennisinstellingen en Niet- Gouvernementele Organisaties (NGO’s) (Rijksoverheid 2011: 1).

2.2.3.2. De kantelfase

Het punt waarop het oude systeem langzaam begint om te vallen heet de ‘kantelfase’ (Rotmans 2012: 11, 238; Loorbach 2007: 58). De kantelfase is te vergelijken met het eerder genoemde proces van creatieve destructie waarbij oude technologieën, technieken en sturingsvormen die niet meer naar behoren werken, worden vervangen door nieuwe technologieën, technieken en sturingsvormen, waardoor het regime gedwongen wordt zichzelf te reorganiseren (Rotmans 2012: 13). Rotmans (2012: 6, 20, 22, 24) constateert dat Nederland zich momenteel al in een kantelfase bevindt (Rotmans 2003: 5; Rotmans 2014: 12). Rotmans (in LEI Wageningen UR 2014: 12) bemerkt dat de Nederlandse samenleving verschuift van een verticale, centrale en verzuilde samenleving naar een horizontale, decentrale netwerksamenleving. Deze horizontale, decentrale netwerkmaatschappij vraagt om een nieuwe sturingsvorm: niet langer sturend vanuit controle, beheersing en zekerheid maar vanuit onzekerheid, complexiteit en constante aanpassing.

2.2.3.3. De opkomst van niches wordt versneld

Doordat de Nederlandse overheid experimenteert met nieuwe technologieën, technieken en sturingsvormen versnelt de opkomst van nieuwe impulsen (Rotmans 2012: 13). Onder de opkomst van nieuwe impulsen worden de eerder besproken niches verstaan die in dit onderzoek worden geduid als duurzame initiatieven vanuit de samenleving. Volgens Rotmans (2012: 239, 240; 2014: 98) is de duurzame energieniche in Nederland erg divers, gefragmenteerd en nog niet hecht georganiseerd maar ontwikkelt het zich wel in hoog tempo door opwekking van decentrale duurzame energie.

2.2.3.4. Mogelijkheden van het regime in de kantelfase

Voor actoren binnen het regimeniveau is het in een kantelfase noodzaak om nadruk te leggen op het selecteren en faciliteren van niches. Actoren binnen het regimeniveau

moeten daarbij samenwerken met anderen actoren uit andere niveaus want alleen als op alle niveaus (landschap, regime, niche) dezelfde dynamiek (trends, ontwikkeling en gebeurtenissen) heerst kan een kantelfase uitgroeien tot een succesvolle transitie. Rotmans (2012: 13) zegt hierover: “niet langer meer een auto met één chauffeur, maar met meer chauffeurs zoals de maatschappelijke actoren die ook meesturen.” In Figuur 3 is geïllustreerd hoe het regime binnen de niveaus een buffer vormt tussen de snelle dynamiek van het nicheniveau en de trage dynamiek van het landschapsniveau en daarmee een cruciale plek inneemt. Actoren binnen het regimeniveau kunnen ruimte geven aan radicale innovaties zodat zij op nicheniveau kunnen doorbreken naar het landschapsniveau en vervolgens een transitie teweeg brengen kunnen. Actoren binnen het regimeniveau kunnen zich dan reorganiseren en hun hulpbronnen aan de niches beschikbaar stellen. (Rotmans 2012: 243).

De kans dat een kantelfase uitgroeit tot een succesvolle transitie is klein (Rotmans 2003: 19; Rotmans 2012: 246). Dit kan mogelijk liggen aan het verschijnsel dat actoren binnen het regimeniveau te snel ongeduldig worden bij het uitblijven van resultaten op de korte termijn, of zoals Rotmans beschrijft: “naarmate de tijd vordert en de transitie nog onvoldoende tot ontwikkeling is gekomen en nog niet tot zichtbare resultaten heeft geleid, wordt de politiek ongeduldig, en zal men geforceerd gaan ingrijpen. Maar je kunt de groei van een plant nu eenmaal niet versnellen door er aan te trekken, dan gaat hij juist stuk” (Rotmans 2003: 67). Het is voor actoren binnen het regimeniveau dus zaak om geduld te hebben en de huidige klimaatcrisis als een ‘window of opportunity’ te zien die een stem kan geven aan de duurzame energieniche als alternatief voor het fossiele energieregime (Rotmans 2012: 26, Nu.nl 2014; Trouw 2012; Rotmans 2014: 41).

Actoren binnen het regimeniveau kunnen niches onder andere ondersteunen door een ‘transitiearena’ te creëren. Dit is een beschermde innovatieruimte waar koplopers veilig en onbekommerd hun visie kunnen tonen en hun plannen kunnen voorleggen aan gelijkgestemden (Rotmans 2012: 14, 15). In een transitiearena definiëren koplopers een gezamenlijk probleem en gaan zij op zoek naar ‘transitiepaden’: kleinschalige doorbraakexperimenten die een sneeuwbaleffect in de maatschappij kunnen creëren (Rotmans 2012: 15).

2.3 De Green Deal aanpak: transitieproces in praktijk

Zoals gezegd heeft de klimaatcrisis het kabinet doen inzien dat de noodzaak voor duurzame oplossingen steeds groter wordt en dat de hulp van de samenleving goed gebruikt kan worden (Rijksoverheid 2011: 1). Een initiatief waarbij de overheid niches probeert te faciliteren, ruimte probeert te geven en als het ware een transitiearena te realiseren (zie paragraaf 2.2.3.4) is de Green Deal aanpak.

De Green Deal aanpak is in 2011 in het leven geroepen en werd voor het eerst genoemd in een begeleidingsbrief aan de Tweede Kamer door toenmalig minister Verhagen (2010-2012) van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) toegelicht. In de brief beweert minister Verhagen dat sommige oplossingen ‘van onderaf’ niet vragen om financiële prikkels maar juist om een doortastende of coördinerende rol van de overheid. Voorbeelden hiervan zijn: het bij elkaar brengen van partijen, het wegnemen van knelpunten in wet- en regelgeving, het creëren van markten die er nog niet zijn en het verbeteren van de toegang tot de kapitaalmarkt (Rijksoverheid 2011: 2). Zojuist genoemde niet-financiële oplossingen kunnen als gevolg hebben dat duurzame projecten van andere partijen daadwerkelijk gerealiseerd worden (Rijksoverheid 2011: 2). Geslaagde projecten moeten vervolgens een ‘spin-off’ creëren en brede navolging in de maatschappij krijgen. Door duurzame projecten te realiseren stimuleert de Green Deal aanpak groene economische groei in Nederland en geeft de aanpak concrete invulling aan het kabinetsbeleid voor duurzaamheid (Rijksoverheid 2011: 3; PBL 2012: 8).

2.3.1. Het selecteren van Green Deals

Om projecten aan te trekken die een faciliterende en coördinerende rol van de overheid vragen benaderde de overheid bestaande en bekende contacten en opende zij een internetportaal.8 Deze werkwijze zorgde voor een opbrengst van 200 concrete, kansrijke, groene projecten die konden leidden tot een Green Deal. Uit de 200 voorstellen werden uiteindelijk 50 Green Deals geselecteerd door Economische Zaken (EZ) en de Green Deal board.9 De 50 Deals zijn overeenkomsten tussen private                                                                                                                          

8 Bedrijven, burgers, e.a. kunnen tot op de dag van vandaag initiatieven aanmelden bij het internetportaal van de

Rijksoverheid, via: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-economie/green-deal

9 Voor het aanjagen van nieuwe initiatieven, het volgen van de voortgang van de projecten en het monitoren en evalueren

van de resultaten is de ‘Green Deal Board’ opgericht. De board bestaat uit leden die afkomstig zijn uit het bedrijfsleven, decentrale overheden, milieuorganisaties en adviesbureaus (PBL 2012: 21).

partijen en de overheid die op korte termijn resultaten kunnen boeken op terreinen van onder andere energiebesparing, duurzame energie, duurzame mobiliteit en duurzaam gebruik van grondstoffen en water. De 50 gekozen Deals werden geselecteerd op basis van de volgende selectiecriteria (Rijksoverheid 2011: 3; PBL 2012: 20):

1. Gaat het om een concreet duurzaam initiatief op het gebied van energie, water,