• No results found

11. De borg

11.2 De omvang van de borgtocht

De verplichtingen van een debiteur vloeien voort uit een verbintenis. Verbintenissen kunnen ontstaan uit overeenkomst of uit de wet. De verbintenis kan bestaan uit het geven, doen of niet te doen. Voorbeelden van

verbintenissen uit de wet zijn het betalen van belasting of het verrichten van diensten voor de overheid.

Petschow en Koschaker stellen dat de borgtocht oorspronkelijk niet de voldoening van een schuld van een debiteur door de borg inhield.114 De borg verbond zich er zorg voor te dragen om de debiteur, indien hij niet tijdig aan zijn verplichtingen voldeed, aan de crediteur uit te leveren. De crediteur was vervolgens in staat zijn debiteur in schuldslavernij te nemen. De borg was als het ware uitvoeringsorgaan van de crediteur. Een voorbeeld hiervan is tekst Cyr. 147.115 In deze tekst is Diditum pût šêpi ša debiteur. Zij staat ervoor in dat de debiteur niet ana ašar šanamma italka d.i. naar een andere plaats gaat. Wanneer de debiteur niet naar elders afreist of zich voor de executie

beschikbaar stelt, is de verplichting van de borg geëindigd. Een voor de borg verdergaande variant is pût abâka našû d.i. de garantie voor het brengen (van de debiteur). Wanneer de debiteur wel afreist of de borg hem niet brengt, is laatstgenoemde een vergoeding verschuldigd. Tekst Br.82-7-14,94 maakt het

112

Idem, p. 95 - 97. In de teksten is sprake van een juridisch vakjargon. Het is zinloos om dergelijk archaïsch taalgebruik filologisch te ontleden om vervolgens op grond hiervan juridische consequenties te trekken. Ook heden ten dage wordt in notariële actes een taalgebruik gebezigd, dat voor een leek op juridisch gebied volstrekt onbegrijpelijk is. Zo heeft hoofdelijkheid niets te maken met hoofd.

113

San Nicolo 1951, p. 113 - 114

114 Petschow 1951, p. 27 - 28 en Koschaker 1911, p. 75 e.v. 115

52 aannemelijk dat de hoogte van de vergoeding gelijk is aan het door de debiteur verschuldigde.116 In tekst Cyr. 281 verbindt de borg zich wanneer de debiteur, die in de boeien is geslagen d.i. ina bît kâre simerê parzilli idduššu en na zijn voorlopige vrijlating afreist, zelf het werk van laatstgenoemde te verrichten d.i. ana dullušu ippuš. In tekst BE IX 57 bevrijdt de borg de debiteur uit de

gevangenis en zegt toe om in geval van ontvluchting zonder proces of tegenspraak d.i. ša la dinu u ragamu een bedrag van 10 mina zilver aan de crediteur te voldoen. In tekst BE X 10 bestaat de vergoeding uit het betalen van 1 mina zilver. 117 De drie teksten hebben gemeen, dat de debiteur zich in de gevangenis bevindt. De zaak bevindt zich derhalve in de executie fase. Van een toekomstige verplichting is dus geen sprake meer. Het optreden van de borg kan niet anders bedoeld zijn dan de debiteur in de gelegenheid te stellen alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

Koschaker stelt dat met hiervoor omschreven subsidiaire verplichting van de borg -de borg hoeft alleen te betalen als hoofddebiteur niet aan zijn

verplichtingen voldoet- de ontwikkeling van de borgtocht naar een subsidiaire betalingsverplichting is begonnen.118 De overlevering door de borg van de debiteur aan de crediteur met als substituut het verrichten van arbeid door de borg of het betalen van een vergoeding, heeft geleid tot de situatie waarin de borg uitsluitend tot betaling van het door de debiteur verschuldigde verplicht was. Koschaker gaat echter voorbij aan de uiteenlopende aard van de

verplichtingen van een debiteur. Zolang de verplichtingen van de debiteur bestaan uit het geven van genus- d.i. soortzaken als zilver, gerst of dadels is de opvatting van Koschaker juist. Zelfs in het geval de onderliggende verplichting bestaat uit het verrichten van arbeid zoals in tekst Cyr. 281 kan dit het geval zijn. Het betoog van Koschaker gaat echter niet op als de verplichtingen van de debiteur bestaan uit het geven van een species zaak (b.v. een bepaald huis), uit het doen (b.v. het vervaardigen van een bepaald sieraad) of het niet doen.

Het vorenstaande blijkt uit een groot aantal door Dougherty bewerkte teksten.119 In al deze teksten is sprake van pût šêpi………..našû of pût abâku …..našû van de borg ten opzichte aan de Eanna tempel. Steeds is sprake om 116 Idem, p. 49 en Kohler-Peiser iv 1898, p. 57. 117 Koschaker 1911, p. 58 - 59. 118 Koschaker 1911, p. 77. 119 Dougherty 1930, p. 73 - 103.

53 een persoon op een bepaald tijdstip of op afroep -d.i. ūmu ša rēšu inaaššû d.i. lett.: wanneer hij, de tempelfunctionaris, zijn hoofd optilt- in de tempel voor te geleiden. In de meeste gevallen heeft de hoofddebiteur een belastingschuld of een achterstand in de betaling van de pacht aan de tempel. Dit wordt dan ook als zodanig in de teksten vermeld en de verplichting van de borg bij vlucht of niet verschijnen van de hoofddebiteur bestaat dan ook uit betaling van het door de hoofddebiteur verschuldigde. In de teksten RECC 1 en REN 234 is echter geen verband gelegd tussen een schuld van hoofddebiteur en de door de borg bij vlucht of niet verschijnen van de hoofddebiteur en de door de borg te betalen boete. Er is zelfs geen schuld van de hoofddebiteur vermeld.

In tekst REN 219 daarentegen waren een drietal slaven voor een schuld door Bêl-ețir aan de Eanna tempel verpand. Bêl-ețir wenste voor een zekere tijd de beschikking te hebben over de slaven. Dit werd door de tempel

toegestaan en drie personen stelden zich hoofdelijk borg. De borgtocht hield in dat de drie slaven op eerste afroep terug zouden keren naar de tempel, bij gebreke waarvan de borg aansprakelijk zouden zijn voor de schuld van Bêl-ețir. Een zelfde verbintenis van de borg is beschreven in de teksten RECC 178 en RECC 176.

De opvatting van Koschaker en Petschow inhoudende dat er sprake zou zijn van een ontwikkeling in de tijd van een pût šêpi/abâku našû naar een pût ețêri našû vindt geen steun in de teksten. In alle periodes nemen borgen uiteenlopende verplichtingen op zich. Er was kennelijk sprake van maatwerk. Dit maatwerk werd mogelijk bepaald door de aard van de verbintenis van de hoofddebiteur, de mate van bereidheid van de borgen om zich te verbinden en de persoon van de debiteur.