• No results found

Beleving van het migrant zijn, een literatuurverkenning

3.2.1 Omgaan met het migrant zijn

In de literatuur wordt weinig specifieke aandacht besteed aan het belevingsaspect van migratie. Het blijft meestal bij cognitieve en gedragsaspecten en de manier van omgaan met de gevolgen van de migratie en het migrant zijn. Het belevingsaspect lijkt op het onzichtbare gedeelte van een ijsberg. Wanneer er toch aandacht aan wordt besteed, gaat het meestal om de vraag hoe negatief de migratie is of hoe eventuele negatieve kanten bepalend zijn voor het belevingsaspect. Het feit dat migratie ook verrijkend kan zijn, wordt soms aangestipt, maar zelden uitgewerkt. Daarom willen we in dit onderzoek allereerst nagaan in hoeverre het migrant zijn in de beleving wordt ervaren als negatief of positief etc., (on)afhankelijk van de concrete omstandigheden. Om het belevingsaspect te traceren, zal uiteraard ook gebruik gemaakt worden van een brede range van cognitieve- en gedragsaspecten. Daarom worden hieronder de manieren die uit de literatuur bekend zijn over omgaan met het migrant zijn onder de loep genomen.

Banning (1986) onderscheidt vijf verschillende reactiepatronen in het omgaan met het migrant zijn. Hij maakt hiervoor gebruik van vijf aspecten van de leefwereld van de migrant: (i) de gehechtheid aan en de solidariteit met de eigen groep, zowel ten aanzien

Beleving van het migrant zijn, een literatuurverkenning

85

3 van de belangen van de groep als de cultuur van de groep; (ii) de aantrekkingskracht van

de Nederlandse groep en cultuur en de mate van inpassing in de Nederlandse samenleving; (iii) de beleving van dominanti e en uitbuiti ng door de Westerse en dus ook Nederlandse samenleving; (iv) heimwee naar het land van herkomst en (v) de eigen levensgeschiedenis, gezins-, school- en werksocialisati e, de eigen strijd om zich te handhaven. Volgens Banning (1986) kan deze onderverdeling, dat wil zeggen het profi el(patroon) op deze vijf elementen, er bij iedere migrant anders uitzien. Sommigen hechten meer waarde aan bijvoorbeeld het eerste en het vierde element en anderen waarderen weer andere aspecten.

Eén van de belangrijkste en bekendste theorieën over omgaan met het migrant zijn en het leven als migrant, is die van het acculturati eproces van Berry (1992). ‘Acculturati e’ is een begrip om de culturele beïnvloeding tussen twee culturen aan te duiden (Redfi eld, Linton, & Herskovits, 1936). Het gaat om het vertrouwd raken van een persoon met een andere cultuur en het in staat zijn tot adequaat functi oneren in een andere cultuur of andere omgeving, met behoud van de eigen culturele identi teit. Dit is één vorm van socialisati e (Phalet & Verkuyten, 2001) en een proces van cultuuroverdracht door persoonlijke contacten tussen individu-en individu-en/of groepindividu-en (Van Bekkum, Van dindividu-en Ende, Heezindividu-en, & Hijmans van dindividu-en Bergh,1996). Dit proces heeft sterk in de belangstelling van wetenschappers gestaan. In dit kader zijn verschillende vragenlijsten ontwikkeld, de meeste afgeleid van de acculturati etheorie van Berry, om het acculturati eniveau van migranten te meten. De meest bekende assessmen-ti nstrumenten zijn: de Acculturaassessmen-ti on Raassessmen-ti ng Scale for Mexican American (ARSMA; Cuel-lar, Harris, & Jasso, 1980), de Suinn-Lew Asian Self-Identi ty Acculturati on Scale (SL-ASIA; Suinn, Rickard-Figueroa, Lew, & Vigil,1987), de African American Acculturati on Scale (AAAS; Landrine & Klonoff , 1994), de Acculturati on Scale for Hispanics (Marin, Sabogal, Marin, & Otero-Sabogal, 1987), de Greek American Acculturati on Scale (Harris &Verven, 1996), de Taiwan Aboriginal Acculturati on Scale (Cheng & Hsu, 1995), de Hawaiian Acculturati on Scale (Rezentes, 1993), de Acculturati on Scale for Southeast Asians (Anderson et al., 1993), de Psy-chologische Acculturati e Schaal (PAS; Tropp, Erkut, Coll, Alarcon, & Garcia,1999) en de Low-lands Acculturati on Scale (LAS; Mooren, Knipscheer, Kamperman, Kleber, & Komproe, 2001).

Hoe migranten met acculturati e omgaan, wordt door verschillende deskundigen anders geïnterpreteerd. Zo noemt Meszaros (1961) vijf reacti epatronen: (i) de overaccepti ng immigrant ofwel de bovenmati g accepterende migrant die enthousiast is, moeilijkheden ontkent, moeite heeft zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden, hosti liteit ondedrukt en vaak zijn/haar etnische afk omst afwijst; (ii) de acti ve criti cal immigrant die nieuwe om-standigheden afwijst, nadelige vergelijkingen maakt, de voormalige maatschappij ideali-seert, vaak depressief is en zich gediscrimineerd voelt; (iii) de inhibited immigrant ofwel de geremde migrant die emoti es inhibeert en weinig emoti es vertoont met betrekking tot het verleden en het heden en die gevoelens van onzekerheid en angst beleeft ; (iv) de hypo- re-acti ve immigrant die vaak gevoelens van verbazing en verlies heeft , moeite heeft met het

Hoofdstuk 3

86

aangaan van aanpassingstaken en die verder gevoelens van onbehagen, wrok, chronische eenzaamheid en heimwee heeft; en tot slot (v) het hyper- reactive type dat emotionele labiliteit en afwisselende gedragspatronen vertoont. Dit laatste type kan onder bepaalde omstandigheden agressief gedrag vertonen en loopt het risico op psychoses en pogingen tot zelfdoding.

Volgens Berry (1992; Berry et al., 2006) heeft dit acculturatieproces verschillende fasen, aangeduid met de termen ‘contact’ (pre- en initieel contact), ‘conflict’, ‘crisis’ en ‘aanpassing’. Volgens hem heeft dit proces ook eigen uitkomsten, zoals: integratie, assimi-latie, separatie en marginalisatie. In dit kader wordt acculturatie steeds meer vanuit een bidimensionaal model (contact houden met de eigen cultuur en contact maken met de nieuwe cultuur) geanalyseerd (Berry, 1997; Phalet & Verkuyten, 2001; Vedder & Van de Vijver, 2003; Ward & Kennedy, 1993) in plaats vanuit een unidimensionaal model (Leininger, 2002). Hier-bij wordt ook gesproken over ‘psychologische acculturatie’. Dit betreft veranderingen op het individuele niveau die het gevolg zijn van langdurig contact met mensen uit andere culturen (Hertz, 1997; Phalet & Verkuyten, 2001; Smith et al., 2006). In recente studies naar het aanpassingsproces worden deze processen vanuit drie uitgangspunten benaderd: (i) unidirectional adaptation (van de ene naar een andere cultuur), (ii) bidirectional adaptation (zich thuisvoelen binnen beide culturen) of (iii) multidirectional adaptation (tot één cultuur behoren maar zich ook thuis voelen in meerdere andere culturen) (Sciarra,1999). Bourhis, Moise, Perreault, en Sénécal (1997) gaan er vanuit dat acculturatie plaatsvindt tussen twee basisdimensies, zoals cultuurbehoud en cultuurovername. Dit resulteert in vier accultura-tiehoudingen á la het model van Berry: integratie, assimilatie, separatie en marginalisatie. Aan de andere kant gaat het ‘identificatiemodel’ er vanuit dat migranten zich zowel met hun eigen groep, als met de meerderheidsgroep kunnen identificeren. Hieruit komen vier verschillende identiteitspatronen voort (Hutnik,1991): acculturatief (gelijkwaardige hou-dingen tegen over één of meer groeperingen), assimilatief (overwegend oriëntatie op de meerderheid), dissociatief (identificatie met de eigen etnische groep) en marginaal (noch met de eigen etnische, noch met de meerderheid identificeren). Volgens onderzoek over etnische zelfdefinities van Turkse jongeren definieert 64% van Turkse jongeren zichzelf als ‘dissociatief’, 20% als ‘acculturatief’, 10% als ‘assimilatief’ en 6% als ‘marginaal’ (Verkuyten, 1999). Eén van de verklaringen voor het feit dat migranten (meer) waarde hechten aan hun etnische groep is afkomstig van Phinney (1992). Hij benadrukt het belang van het gevoel om ‘bij een etnische groep te horen’. Hierdoor kan een migrant het gevoel van veiligheid krijgen en op steun van de desbetreffende groep rekenen. Dit is essentieel voor (over)leven in een vreemd land.

Naast deze bekende modellen is er een ander model in opkomst. Het gaat om het fusion model (Hermans & Kempen, 1998). Hier ligt de nadruk op een nieuw gecreëerde cultuur als een combinatie of mix van de beste of bijzondere kanten van minstens twee

Beleving van het migrant zijn, een literatuurverkenning

87

3 culturen, zoals de cultuur van het oorspronkelijke land en de cultuur van het huidige land.

Een meer psychoanalyti sch georiënteerde benadering tenslott e beweert dat het proces van integrati e met de omgeving een kwesti e is van ‘mentale geïntegreerdheid’, die afh angt van iemands capaciteit om verandering en verlies te verdragen en van de capaciteit om alleen te zijn en af te wachten (Grinberg & Grinberg, 1990). Deze factoren zijn uiteraard niet los te zien van de persoonlijkheid en het identi teitsgevoel van de migranten (zie Hoofdstuk 5).

Naast de bovengenoemde psychologische en antropologische benaderingen zijn er ook sociologische ideeën. Daarin ligt de nadruk op de sociaalstructurele dimensie van het integrati eproces, zoals sociale integrati e (Schuringa, 2001) en sociaal-structurele integrati e. Met name aan de hand van de klassieke sociologische theorieën van Durkheim en Parsons wordt sociaalstructurele integrati e beschreven als het proces waarbij allochtonen na ver-loop van ti jd weten door te dringen tot elk denkbaar beroep, elk beroepsmati g of vrijwillig sociaal netwerk en elke vereniging en/of organisati e. Deze vorm van integrati e vereist sa-menwerking van mensen van verschillende etnische afk omst binnen alle sectoren van het maatschappelijke leven (Latuheru, De Vries, & De Jong, 1994). Als gevolg hiervan kunnen er vier verschillende culturele aanpassingstypen ontstaan: assimilati e, kolonisati e, acculturati e en pluralisati e.

Binnen dit zowel sociologische als psychologische proces kan ook acculturati estress ontstaan, gekenmerkt door een moeilijk hanteerbaar verschil tussen ideaalbeeld en werkelijkheid en door het bestaan van referenti ekaders die niet meer aansluiten bij de nieu-we nieu-werkelijkheid (Van Bekkum et al., 1996; Van Dijk, 1997). Men heeft steeds meer moeite om zich aan te passen aan veranderingen in de privé-sfeer, de publieke sfeer en de werkom-geving (Van Bekkum et al., 1996). Hoe het acculturati eproces verloopt (in welke fase en op welke wijze) is ook in belangrijke mate afh ankelijk van andere factoren. De belangrijkste zijn: (i) de manier van omgaan van het individu met het acculturati eproces, (ii) individuele (o.a. waardering, atti tude) en persoonlijke kenmerken (bijvoorbeeld status, open of gesloten opstelling, starre of fl exibele houding, overtuigingen, vaardigheden), (iii) groepskenmerken (leeft ijd/ generati e, status, sociale steun e.d.), (iv) aard van de oorspronkelijke cultuur, zoals distanti e, beïnvloeding en bekendheid met betrekking tot de cultuur en (v) de aard van de ontvangende samenleving (multi cultureel of gericht op assimilati e, sociale en wett elijke bescherming tegen vooroordelen, xenofobie, racisme, discriminati e e.d.) en de verschillen tussen beide culturen (zie ook White & Boucke, 2003). In dit kader is het de moeite waard om te vermelden dat onderzoek naar multi culturele atti tudes van leden van de ‘ontvangende’ samenleving en de invloed daarvan op de acculturati estrategieën van allochtonen op basis van het acculturati emodel van Berry (1992) aangeeft dat dit een proces is dat beide parti jen (zowel allochtonen als autochtonen) betreft (Breugelmans, 2000).

Hoofdstuk 3

88