• No results found

3. Theoretisch Kader

3.2 Offensief realisme

De Amerikaanse politicoloog John Mearsheimer introduceerde in 2001 met het boek ‘The

Tragedy of Great Power Politics’ zijn realistische theorie over de betrekkingen tussen

grootmachten. Deze theorie, die hij ‘offensief realisme’ noemt, stelt dat het primaire doel van staten is om te overleven, en dat het vergaren van zoveel mogelijk relatieve macht de beste manier is om dit doel te bereiken. Hij richt zich daarom in zijn theorie op

internationale machtsverhoudingen en niet op de andere doelen of intenties van staten, omdat deze veel minder van invloed zouden zijn op de verhoudingen tussen

grootmachten.78

Het offensief realisme kenmerkt als realistische theorie de internationale arena als anarchistisch. Staten handelen binnen deze omgeving als rationele actoren die strategisch denken en hierbij ook oog hebben voor de langere termijn. Daarnaast veronderstelt hij dat staten altijd een vorm van offensieve militaire macht hebben en bovendien nooit zeker kunnen zijn van elkaars intenties. Hierdoor vormt de militaire macht van staten per definitie een bedreiging voor andere staten, die zich hiertegen willen beschermen. Zoals vermeld, ziet Mearsheimer relatieve macht als beste, en enige, garantie voor veiligheid. Staten zullen dan ook bijna nooit tevreden zijn met hun huidige machtspositie en altijd een sterk motief hebben om de machtsbalans in hun voordeel te veranderen.79

Mearsheimers definitie van het concept ‘macht’ valt uiteen in twee delen. De eerste, en belangrijkste, vorm van macht is feitelijke militaire (land)macht, omdat deze macht gebieden kan veroveren en controleren. Nucleaire wapens hebben volgens Mearsheimer maar weinig invloed op het belang van conventionele strijdmachten zolang er meerdere

Relations, ed. C. Reus-Smit and D. Snidal (Oxford: Oxford University Press, 2008) 142-143. J. Kirshner, “The

Tragedy of Offensive Realism: Classical Realism and the Rise of China,” European Journal of International

Relations 18 (2012): 53-54 and 71. Johnston, “Is China a Status Quo Power?” 5. Ikenberry, “The Rise of China

and the Future,” 23-24.

78 Chen, “China’s Rise,” 62. J. Mearsheimer, The Tragedy of Great Power Politics (New York: W.W. Norton & Company, 2001), xi-xiii, 2, 21, 31-33, 47-48, 53-54 and 408.

29

nucleaire grootmachten zijn, die elkaar ervan weerhouden nucleaire wapens in te zetten. De tweede vorm van macht die Mearsheimer onderscheidt, is potentiële macht. Deze macht schuilt vooral in de bevolkingsgrootte en de economie van een land, omdat deze factoren de belangrijkste basis vormen voor de feitelijke macht van een staat.80

De belangrijkste strategieën die staten volgens Mearsheimer ter beschikking staan om hun macht te behouden of te vergroten, zijn oorlog, balancing en buck-passing. Doormiddel van een offensieve oorlog kunnen staten hun relatieve macht vergroten.

Balance of power-theorie speelt een grote rol binnen het realistisch gedachtegoed. Het stelt

dat staten op een concentratie van macht reageren door hun eigen macht te vergroten, ookwel internal balancing, of door allianties aan te gaan met andere staten, ookwel external

balancing genoemd. Een verwante theorie is de balance of threat- theorie, waarbij gesteld

wordt dat staten al balanceren tegen de dreiging van een mogelijke machtsconcentratie. Deze dreiging wordt meestal gevormd door het militair en economisch potentieel van een staat. Bij buck-passing probeert een staat de verantwoordelijkheid voor het bieden van tegenwicht aan een opkomende staat, af te schuiven op een andere staat, zodat het zelf de kosten voor het neutraliseren van de dreiging niet hoeft te dragen.81

Mearsheimer ziet regionale hegemonie als de hoogst haalbare machtspositie die een staat kan bereiken, omdat, tot op heden, onoverkoombare obstakels globale hegemonie onmogelijk maken. De Verenigde Staten vormen in zijn visie de enige staat, tot op heden, die regionale hegemonie hebben bereikt. Voor een regionale hegemoon is het overigens wel mogelijk om in andere regio’s als zogenaamde offshore balancer op te treden. Bij offshore-

balancing probeert een regionale hegemoon de opkomst van een hegemoon in een andere

regio te voorkomen, door een alliantie aan te gaan met andere landen in de regio.82

Mearsheimers offensief realisme krijgt vanuit verschillende hoeken veel kritiek. Ten eerste is er kritiek op het structuralistische karakter van zijn theorie. Sommigen zijn van mening dat structuralistische theorieën niet in staat zijn degelijke verklaringen te leveren omdat ze geen oog hebben voor de specifieke context van situaties. Ook zou Mearsheimers

80 Mearsheimer, The Tragedy, 43, 46, 55-57, 61, 83, 86, 129-133 and 146.

81 Wohlforth, “Realism,” 141-142. Mearsheimer, “China’s Unpeaceful Rise,’ 161. Mearsheimer, The Tragedy, 13, 138-141 and 156-159.

82 Wohlforth, “Realism,” 141-142. Mearsheimer, “China’s Unpeaceful Rise,’ 161. Mearsheimer, The Tragedy, 41-42, 84 and 141-143.

30

theorie hierdoor de effecten missen die historische ontwikkelingen op het economische, politieke en sociale vlak hebben op het gedrag van staten.83 Hiernaast is er, vooral uit

liberale hoek, kritiek op Mearsheimers gelijkschakeling van het streven naar veilligheid en het streven naar macht. Er bestaat veel discussie over wanneer de veiligheid en het

voortbestaan van een staat nu echt bedreigd worden en velen wijzen erop dat staten soms andere belangen nastreven, ten koste van hun veiligheid.84 Ook wordt Mearsheimers stelling

dat staten naar regionale hegemonie zouden streven, omdat dit de best mogelijke veiligheidspositie biedt, in twijfel getrokken. De geschiedenis laat immers zien dat het streven naar hegemonie de veiligheid van een staat juist vaak ten slechte komt en niet zelden tot de ondergang van een staat of regime leidt. Een ander veelgehoord argument luidt dat de kosten van een gewapend conflict tegenwoordig vaak zo hoog zijn dat het extreem onaantrekkelijk is een dergelijke oorlog te beginnen. Het offensief realisme stelt hier echter tegenover dat staten nooit zeker kunnen zijn van de heersende condities in de toekomst en er dus altijd naar streven de machtsbalans in hun voordeel uit te doen slaan. Bovendien wijst Mearsheimer erop dat bepaalde conflicten ook economische voordelen met zich mee kunnen brengen.85