• No results found

3. Theoretisch Kader

3.4 China’s peaceful rise-discours

China wijst de realistische lezing van zijn opkomst echter nadrukkelijk af in zijn officiële discours over deze opkomst en de bijbehorende internationele betrekkingen. Dit discours presenteert een heel andere benadering van de opkomst van het land, namelijk het idee van een peaceful rise.88

86 Li, “International Status,” 33. Chen, “China’s Rise,” 62-63. Mearsheimer, “China’s Unpeaceful Rise,” 160-162. J. Mearsheimer, “The Gathering Storm: China’s Challenge to US Power in Asia,” The Chinese Journal of

International Politics 3 (2010): 385. Mearsheimer, The Tragedy, 4, 46, 56, 144, 375, 381 and 400-401. J.

Mearsheimer, The Tragedy of Great Power Politics (updated edition) (New York: W.W. Norton & Company, 2014), 361-397.

87 Chen, “China’s Rise,” 62-63. Mearsheimer, “China’s Unpeaceful Rise,” 160-162. Mearsheimer, “The Gathering Storm,” 385. Mearsheimer, The Tragedy, 4, 46, 56, 144, 375, 381 and 400-401. Mearsheimer, The Tragedy (updated edition), 361- 397.

88 “Brushwood and Gall.” Kirshner, “The Consequences,” 238. Ross and Feng, “The Rise of China,” 308. Yang, “The Relations,” 184. Hebron, “Globalization and China,” 351. Heilmann and Schmidt, China’s Foreign, 2. Johnston, “Is China a Status Quo Power?” 36. Z. Bijian, “China’s ‘Peaceful Rise’ to Great-Power Status,” Foreign

Affairs 84 (2005): 20, 22 and 24. S. Pathak, “The ‘Peace’ in China’s Peaceful Rise,” E-International Relations,

October 5, 2015, accessed March 6, 2017, http://www.e-ir.info/2015/10/15/the-peace-in-chinas-peaceful- rise/. J. Jing, “Chinese and Western Interpretations of China’s ‘Peaceful Development’ Discourse: A Rule- Oriented Constructivist Perspective,” Journal of China and International Relations 2 (2014): 61. “China’s Peaceful Development.”

32

Het gedachtegoed over een peaceful rise werd in 2003 geïntroduceerd door Zheng Bijian, een belangrijke hoogwaardigheidsbekleder en adviseur voor buitenlands beleid van president Hu Jintao. Het concept vormt een moderne uitwerking van eerder Chinees gedachtegoed als Deng Xiaopings peace and development en de five principles of peaceful

coexistence. In 2005 en 2011 bracht de Chinese regering twee white papers uit waarin ze dit

gedachtegoed overnam als basis voor het Chinese buitenlands beleid. Deze twee papers zullen hier dan ook mijn belangrijkste bronnen voor het officiële peaceful rise-discours zijn.89

Het discours dat de Chinese staat over zijn internationale betrekkingen voert, schildert de huidige wereldorde af als een vruchtbare basis voor langdurige vrede en groeiende welvaart in de wereld. Dit zou onder andere het geval zijn omdat opkomende landen zich binnen deze orde kunnen ontwikkelen en staten in deze orde een steeds gelijkwaardigere positie krijgen. China spreekt van democratisering van het systeem van internationale relaties, hoewel het hier ook nog wel ruimte voor verbetering ziet. De periode sinds het einde van de Koude Oorlog wordt door China dan ook aangemerkt als een tijd waarin vrede, ontwikkeling en samenwerking tussen staten centraal staan. Hiernaast wordt er veel nadruk gelegd op het belang van globalisering, waardoor landen nu en in de

toekomst steeds nauwer verbonden en onderling afhankelijk raken. In het Chinese discours wordt opgemerkt dat dit gevolgen zal hebben voor de soevereiniteit en onafhankelijkheid van landen, maar ligt de nadruk op de kansen die globalisering biedt voor de economische ontwikkeling van, met name, ontwikkelingslanden. Ook ziet China door deze toenemende verbondenheid tussen landen meer gedeelde belangen ontstaan, die ervoor zorgen dat landen samen optrekken in hun ontwikkeling. In tegenstelling tot de realistische zero sum- opvatting over macht en welvaart, meent China namelijk dat ook win-win scenario’s mogelijk zijn. China ziet deze toenemende verbondenheid als één van de factoren die in de huidige wereld voor vrede en stabiliteit zorgt.90

89 Hebron, “Globalization and China,” 351. Zhang, “Rethinking China’s Grand Strategy,” 331. Zhang, “China’s New Foreign Policy,” 8. Pathak, “The ‘Peace’.”

90 Johnston, “Is China a Status Quo Power?” 35-36. Bijian, “China’s ‘Peaceful Rise’,” 20. Heilmann and Schmidt,

China’s Foreign, 2. R. Xiao, ”The International Relations Theoretical Discourse in China: One World, Different

Explanations,” Journal of Chinese Political Science 15 (2010): 100. Ross and Feng, “The Rise of China,” 308. “China’s Peaceful Development.” “Full Text: China’s Military Strategy,” China.org.cn, May 26, 2015, Accessed March 20, 2017, http://www.china.org.cn/china/2015-05/26/content_35661433.htm. “White Paper on Peaceful Development Road Published.” China.org.cn, December 22, 2005, accessed March 5, 2017, http://www.china.org.cn/english/2005/Dec/152669.htm.

33

In deze wereldorde ziet China dan ook veel mogelijkheden voor samenwerking tussen verschillende staten. Deze samenwerking zou ideaal gezien op basis van gelijkwaardigheid en wederzijds respect voor elkaars soevereiniteit moeten plaatsvinden, ook als er tussen staten een machtsverschil bestaat. Ideologie hoeft volgens China eveneens geen negatieve rol te spelen in de onderlinge relaties tussen landen. China benadrukt dat samenwerking gedeelde belangen kan dienen en wederzijds voordeel kan opleveren. Ook zouden landen veel van elkaar kunnen leren door intensief samen te werken. Staten zouden in hun

betrekkingen met andere staten dan ook vooral kansen voor samenwerking op verschillende gebieden moeten zoeken, in plaats van hier bedreigingen in te zien.91

Het discours laat verder zien dat China multilateralisme als belangrijke vorm van internationale samenwerking beschouwt. Dit zou namelijk de transitie van een bipolaire wereldorde naar een multipolaire orde, waarin de wereld zich volgens het officiële Chinese discours sinds het einde van de Koude Oorlog bevindt, ondersteunen. Binnen een

multipolaire orde zouden de verschillende grootmachten voor een machtsbalans zorgen, waardoor aggressieve unilaterale acties voorkomen worden. Internationale instituties spelen hierbij een belangrijke rol. Zowel op regionaal als op globaal niveau kunnen deze

internationale betrekkingen op het gebied van economie, politiek en defensie reguleren.92

De Chinese visie breekt met het realistische idee dat een opkomende staat per se een bedreiging vormt voor de huidige internationale orde. Het introduceert een, naar eigen zeggen, nieuw idee over een vredige ontwikkeling van opkomende machten tot grootmacht. Dit idee legt meer nadruk op het proces van integratie in de bestaande wereldorde en op het vredig verkrijgen van kapitaal, technologie en grondstoffen.93 Een opkomende staat zal er

niet per definitie op uit zijn om het internationele systeem te domineren, maar zal zeker wel inspraak willen hebben.94

91 Bijian, “China’s ‘Peaceful Rise’,” 21-22. “China’s Peaceful Development.” “White Paper on Peaceful Development Road.”

92 Li, “International Status,” 39-40. Heilmann and Schmidt, China’s Foreign, 2. Johnston, “Is China a Status Quo Power?” 29. Xiao, “The International Relations,” 107. “China’s Peaceful Development.” “White Paper on Peaceful Development Road.” “China’s Foreign Trade,” Information Office of the State Council, The People’s Republic of China, December, 2011, accessed March 20, 2017,

http://english.gov.cn/archive/white_paper/2014/08/23/content_281474983043184.htm.

93 Hebron, “Globalization and China,” 351. Zhang, “Rethinking China’s Grand Strategy,” 331. Zhang, “China’s New Foreign Policy,” 8. Bijian, “China’s ‘Peaceful Rise’,” 20-22.

94 Bijian, “China’s ‘Peaceful Rise’,” 24. “China’s Peaceful Development.” “White Paper on Peaceful Development Road.”

34

Centraal in dit perspectief staat de veronderstelling dat staten elkaar niet noodzakelijk als een dreiging hoeven te zien. De kansen voor samenwerking zijn in de Chinese optiek belangrijker dan de eventuele dreiging die een land kan vormen. Uit het Chinese discours blijkt ook dat de intenties van een land in dit opzicht een belangrijke rol spelen. Zo doet China zelf veel moeite om duidelijk te maken dat het niet van plan is expansie of hegemonie na te streven. Daarnaast zouden strategische dialogen en hechte samenwerking wederzijds vertrouwen tussen landen moeten kweken. Ook zijn collectieve veiligheidsmechanismen volgens China een goede manier om conflicten en oorlogen actief te voorkomen en het vertrouwen tussen landen te versterken. Deze mechanismen kunnen tevens bijdragen aan de vreedzame oplossing van conflicten, doormiddel van

onderhandelingen en bemiddeling. Wapenwedlopen, oorlogen en de vicieuze cirkel van geweld die deze volgens China creëren, zouden resoluut afgewezen moeten worden. Toch is een sterke defensiemacht ook in China’s optiek geen overbodige luxe. Het discours wijst op de noodzaak om legers te moderniseren zodat deze ook niet-traditionele dreigingen als terrorisme het hoofd kunnen bieden. Ook op dit gebied ziet China kansen voor samenwerking tussen landen. Multilaterale veiligheidssamenwerking zou tevens dreigingen als hegemonie en unilateraal interventionisme kunnen beheersen. Het is daarbij essentieel dat ook grootmachten onderling samenwerken op het gebied van veiligheid.95

Deze intensieve veiligheidssamenwerking dient volgens China het belang van alle staten. Een vredige en stabiele internationale omgeving is immers bevordelijk voor de interne en economische ontwikkeling van staten. Daarom is het in China’s perspectief logisch dat staten, zeker nu globalisatie zorgt voor meer onderlinge afhankelijkheid, investeren in gezamenlijke veiligheid. China gelooft daarbij dat welvarende landen ook minder snel geneigd zijn een conflict te initiëren, waardoor economische ontwikkeling bijdraagt aan een vredige internationale omgeving. Vrede en ontwikkeling worden in het Chinese discours dan ook neergezet als elkaar versterkende effecten.96

De visie op internationale betrekkingen die het Chinese discours laat zien, kent veel elementen die overeenkomen met ideeën uit de liberale school. Zo wordt uit deze visie

95 Bijian, “China’s ‘Peaceful Rise’,” 24. “Full Text: China’s Military Strategy.” “Brushwood and Gall.” “China’s Peaceful Development.” “White Paper on Peaceful Development Road.”

96 Zhang, “Rethinking China’s Grand Strategy,” 332. Bijian, “China’s ‘Peaceful Rise’,” 19 and 22-24. “China’s Peaceful Development.” “White Paper on Peaceful Development Road.”

35

duidelijk dat staten soms andere belangen dan veiligheid als prioriteit zien, met name economische belangen. Ook laat de Chinese visie zien dat staten uitstekend samen kunnen werken als hun belangen bij elkaar aansluiten. Vooral op het gebied van economische

ontwikkeling en het nastreven van een vredige internationale omgeving zou dit in de praktijk het geval zijn. Ook de gedachtegang dat meer (economische) verbondenheid en

afhankelijkheid tussen staten een belangrijke kracht is achter een vredige internationale omgeving, sluit aan bij het liberale gedachtegoed.97 Tevens valt de nadruk die het Chinese

discours legt op de belangrijke rol van internationale instituties goed te verenigen met het institutionalistische gedachtegoed, dat volgens velen nauw verwant is aan het liberalisme.98

Desondanks bevat het Chinese perspectief ook realistische elementen. Zo gebruikt China in zijn discours over een multipolaire wereldorde het concept van een balance of power.99

Hoewel over het Chinese buitenlands beleid en discours vaak in termen van bekende, oorspronkelijk ‘westerse’, scholen en stromingen gesproken wordt, past men in China ook steeds vaker nieuwe ‘Chinese’ invalshoeken toe om naar buitenlandse betrekkingen en internationale politiek te kijken. Hoewel er nu nog weinig coherente Chinese theorieën over internationale betrekkingen aan te wijzen zijn, laat het peaceful rise-discours zien dat er zeker bewust gewerkt wordt aan de ontwikkeling van nieuwe theoretische perspectieven.100 Zoals het offensief realisme veel kritiek te verduren krijgt, is er natuurlijk ook kritiek op de liberale en institutionalistische ideeën die in China’s visie op internationale

betrekkingen terugkomen. Zo brengen realisten tegen het idee dat economische

verbondenheid tot meer stabiliteit zou leiden in dat al eerder in de geschiedenis staten met nauwe economische banden onderling oorlogen hebben uitgevochten en dat economische

97 “Brushwood and Gall.” Art, “The United States,” 269. Chen, “China’s Rise,” 65. Moravcsik, “The New Liberalism,” 243. Mearsheimer, The Tragedy, 16 and 370. “China’s Peaceful Development.” “White Paper on Peaceful Development Road.”

98 “China’s Peaceful Development.” “White Paper on Peaceful Development Road.” Johnston, “Is China a Status Quo Power?” 40.

99 “China’s Peaceful Development.” “White Paper on Peaceful Development Road.” “Full Text: China’s Military Strategy.”

100 Kavalski, introduction, 2-4. Chen, “China’s Rise,” 70. Zhang, “Rethinking China’s Grand Strategy,” 339. Yaqing, “Development of International Relations,” 186 and 195. C. Reus-Smit and D. Snidal, “Between Utopia and Reality: The Practical Discourses of International Relations,” in The Oxford Handbook of International

Relations, ed. C. Reus-Smit and D. Snidal (Oxford: Oxford University Press, 2008), 11 and 27. Xiao, “The

International Relations,” 99-100 and 115. L. Cunningham-Cross and P. Kristensen, “Chinese International Relations Theory,” Oxford Bibliographies, May 29, 2014. Accessed November 4, 2016.

36

samenwerking ook een bron van conflicten kan zijn. Bovendien zouden staten die voor hun economische ontwikkeling erg afhankelijk zijn van bepaalde grondstoffen ook geweld

inzetten om deze te verkrijgen en kunnen perioden van economische crises de zekerheid die handelsbetrekkingen zouden geven, aantasten.101

Van internationale instituties menen realisten verder dat deze weliswaar de transparantie tussen staten kunnen vergroten en afspraken tussen staten kunnen

vergemakkelijken, maar dat het toch vooral instrumenten in de handen van machtige staten blijven. De machtigste staten in het systeem zullen de belangrijkste instituten domineren en zullen hun ‘realistische’ gedrag niet aanpassen onder invloed van deze instituties. Zo wordt internationaal recht door sommigen gezien als westers instrument om minder machtige landen te beïnvloeden, terwijl machtige staten dit recht soms zonder gevolgen met voeten kunnen treden.102

Hiernaast is er ook kritiek op het Chinese discours zelf, die met name de

geloofwaardigheid hiervan in twijfel trekt. Velen zien het discours als een bewuste afleiding van de bedreiging die China’s groeiende macht vormt en wijzen op recente assertieve acties van China, die niet in lijn met dit discours zouden liggen.103