• No results found

4. China’s betrekkingen met Iran en Saudi-Arabië

5.4 De Chinese lezing

Tegenover de interpretaties die een botsing tussen China en de Verenigde Staten in het Midden-Oosten voorzien, staan verschillende zienswijzen die benadrukken dat de Verenigde Staten en China ook veel belangen delen in de regio. China’s toenemende betrokkenheid daar zou volgens deze opvattingen niet genoeg reden voor een conflict met de Verenigde Staten zijn. Volgens sommigen heeft deze ontwikkeling zelfs potentieel voor meer stabiliteit in de regio.199

Ook uit het Chinese discours over zijn opkomst en buitenlands beleid volgt een dergelijke interpretatie van China’s groeiende banden met het Midden-Oosten. Dit discours spreekt van een wereld waarin globalisering voor alsmaar meer verbondenheid zorgt en een internationale gemeenschap die zich sinds de Koude Oorlog steeds meer richt op vrede, samenwerking en ontwikkeling. China’s groeiende banden met Iran en Saudi-Arabië zouden hier een uiting van zijn.

Meer intense, vooral economische, samenwerking tussen landen zou volgens dit discours leiden tot een hogere mate van economic interdependence en breder gedeelde

198 Mearsheimer, The Tragedy, 139 and 154. Mearsheimer, The Tragedy (updated edition), 368 and 370. 199 “Less Biding and Hiding.” Shi, “Xi Asserts.” Alterman and Garver, The Vital Triangle, 99, 105-106 and 115. Aarts and Rijsingen, “Beijing’s Rising Star,” 50-51.

71

belangen in de internationele gemeenschap. Ook zou het de ontwikkeling van landen stimuleren, waardoor het algehele welvaartsniveau in de wereld stijgt. Door deze effecten zou er binnen de internationale gemeenschap minder reden zijn tot onderlinge conflicten, waardoor de wereld stabieler en vrediger wordt. Volgens deze opvatting zouden China’s groeiende banden met het Midden-Oosten dus kunnen bijdragen aan meer welvaart en stabiliteit in beide regio’s. Ook de Verenigde Staten zouden van deze positieve

ontwikkelingen kunnen profiteren, omdat het Chinese discours uitgaat van de mogelijkheid tot win-winsituaties, in tegenstelling tot het zero-sum principe van Mearsheimer.

China streeft in zijn relaties met Iran en Saudi-Arabië onder andere naar wederzijds respect voor elkaars soevereiniteit en territoriale integriteit, wederzijdse non-agressie en non-interventie, gelijkwaardigheid en wederzijds voordeel, zoals in zijn five principles of

peaceful coexistence beschreven staat. China ziet deze betrekkingen dan ook als een

onderdeel van de ontwikkeling naar een ander soort, meer gelijkwaardige relaties tussen staten, ofwel de democratisering van internationele betrekkingen.

Naast deze ontwikkeling spreekt het Chinese discours van nog een andere trend, namelijk de overgang naar een multipolaire wereldorde. Deze ontwikkeling zou onder meer bespoedigd worden door meer multilaterale samenwerking. Ook in zijn relaties met het Midden-Oosten probeert China hierop in te spelen, bijvoorbeeld door veel samen te werken met de Arabische Liga en de Gulf Cooperation Council. China probeert Iran verder actief bij de SCO te betrekken. Hiernaast ziet China de Verenigde Naties, en met name de

Veiligheidsraad, als geschikt forum om unilaterale interventies, onder meer in het Midden- Oosten, zoveel mogelijk te voorkomen. Deze samenwerking tussen verschillende landen om hegemonie en interventionisme tegen te gaan, zou onderdeel van de ontwikkeling naar een multipolaire wereldorde zijn. Het Chinese bondgenootschap met Iran zou eveneens als zodanig opgevat kunnen worden, maar ook de gezamenlijke oppositie van China en Saudi- Arabië tegen de invasie van Irak en het Broader Middle East and North Africa Initiative. In plaats van unilaterale interventies, legt het Chinese discours veel nadruk op onderhandelingen en bemiddeling als methoden om geschillen te beslechten. China past dit in het Midden-Oosten bijvoorbeeld toe door afgevaardigden van het Syrische regime en de oppositie uit te nodigen in Beijing en door oplaaiende spanningen tussen Saudi-Arabië en Iran doormiddel van shuttle diplomacy te sussen. Sterke defensiemachten blijven in de

72

Chinese optiek wel nodig, maar met name om non-traditionele dreigingen als terrorisme het hoofd te bieden. Zo werkt China met Iran samen aan de stabiliteit van Centraal-Azië en met Saudi-Arabië aan anti-terreurmaatregelen. Deze veiligheidssamenwerking vormt in Chinese ogen dan ook geen bedreiging voor de belangen van de Verenigde Staten.

China’s banden met Iran en Saudi-Arabië zouden naast deze brede tendensen in de internationale orde, ook meer specifiek de vredige ontwikkeling van China tot grootmacht weerspiegelen. Door de banden met Saudi-Arabië aan te halen, zou China verder integreren in de bestaande wereldorde. De handels- en investeringsrelaties met het land zijn bovendien een vredige manier om kapitaal en grondstoffen te vergaren voor China’s groeiende

economie. Hiernaast leiden hechtere banden tussen landen volgens China’s discours tot meer wederzijds vertrouwen en meer inzicht in elkaars intenties, iets dat China’s weg naar de status van grootmacht moet vergemakkelijken.

Gezien door de lens van het Chinese discours over internationale betrekkingen, zijn China’s groeiende banden met het Midden-Oosten dus geen aanleiding voor concurrentie of een conflict met de Verenigde Staten in de regio. Hechtere (economische) banden tussen China en landen in de regio zouden juist voor meer ontwikkeling en stabiliteit zorgen, iets waar ook de Verenigde Staten belang bij hebben. Bovendien laten China’s betrekkingen met Saudi-Arabië zien dat China zich op een vreedzame manier tot grootmacht wil ontwikkelen.

5.5 Reflectie

De offensief realistische kijk op China’s groeiende banden met het Midden-Oosten laat een tamelijk pessimistisch beeld zien. Het idee dat China op de lange termijn de Golfregio zal willen beheersen en de confrontatie met de Verenigde Staten in de regio aan zal gaan, verklaart echter wel China’s politieke steun aan Iran. Ook de Chinese opstelling jegens het conflict in Syrië past goed bij deze vermeende intentie om de Amerikaanse invloed op de regio zoveel mogelijk te beperken.

China’s groeiende banden met Saudi-Arabië lijken volgens Mearsheimers opvattingen echter een weinig logische ontwikkeling. Tenzij China gelooft de banden tussen het

koninkrijk en de Verenigde Staten geheel te kunnen doorbreken, iets dat in de nabije toekomst erg onwaarschijnlijk lijkt, zou het voor China onverstandig zijn op het gebied van een essentiële grondstof als olie zo afhankelijk te worden van een Amerikaanse bondgenoot

73

in de regio. Het feit dat deze economische banden bijdragen aan China’s welvaart en dus zijn potentiële macht, lijkt nauwelijks op te wegen tegen een dergelijke afhankelijkheid. Ook zou het, met het oog op een toekomstige confrontatie met de Verenigde Staten in de regio, onwijs zijn wapens te leveren aan een land waarvan te verwachten valt dat het de Verenigde Staten zal steunen in een dergelijk conflict. Beijings steun aan het regime in Jemen lijkt evenmin te rijmen met de offensief realistische opvattingen. Al deze steun aan Saudi-Arabië doet bovendien een deel van China’s balancing ten opzichte van de Verenigde Staten via Iran teniet.

Hoewel China’s matige enthousiasme om meer politiek en militair betrokken te raken bij de regio gezien kan worden als een manier om zich de Verenigde Staten niet te vroeg tegen het harnas te jagen, doet dit sentiment toch af aan de geloofwaardigheid van het idee dat China bewust zijn invloed op de regio aan het vergroten is om in de toekomst de invloed van de Verenigde Staten te kunnen evenaren. Ook China’s inspanningen om Iran te bewegen zijn conflict met de internationale gemeenschap op te lossen, zouden een manier kunnen zijn om de Verenigde Staten niet te vroeg te agiteren, maar lijken niet logisch vanuit de opvatting dat China door Iran te steunen aan een vorm van balancing of bloodletting doet. Over veel aspecten van de Chinese betrekkingen met Iran en Saudi-Arabië valt aan de hand van het offensief realisme maar weinig te zeggen. Aan culturele en interpersoonlijke banden besteedt deze theorie bijvoorbeeld geen aandacht omdat deze volgens

Mearsheimer nauwelijks van invloed zijn op geopolitieke machtsverhoudingen. Ook

samenwerking op het gebied van anti-terreurmaatregelen of het bestrijden van andere non- traditionele dreigingen valt buiten het bereik van het offensief realisme, omdat dit zich alleen op staten als actoren richt.

Binnen het Chinese discours over zijn opkomst en internationale betrekkingen is er meer ruimte voor deze aspecten van de banden tussen China en het Midden-Oosten. Deze worden opgevat als kenmerken van een meer verbonden wereld, waarin staten op steeds meer gebieden samenwerken en de onderlinge banden aanhalen. Ook de Chinese zienswijze komt echter niet helemaal overeen met het Chinese Midden-Oostenbeleid. De Chinese wapenleveringen aan Iran en Saudi-Arabië lijken bijvoorbeeld niet te stroken met het Chinese discours over het resoluut afwijzen van traditionele wapenwedlopen tussen staten. Ook legt het discours de nadruk op een nieuwe soort, meer gelijkwaardigere betrekkingen

74

tussen staten waarbij respect voor elkaars soevereiniteit en win-winsituaties centraal

zouden staan. China’s relatie met Iran is echter moeilijk gelijkwaardig te noemen, omdat Iran ernstig beperkt is in zijn keuze van economische en politieke partners. China lijkt er weinig moeite mee te hebben om misbruik van deze situatie te maken door bijvoorbeeld lagere prijzen voor Iraanse olie te bedingen.

Hoewel zijn groeiende relaties met Iran en Saudi-Arabië volgens de Chinese opvatting geen bedreiging vormen voor Amerikaanse belangen in de regio, is het moeilijk de Chinese militaire steun aan Iran en China’s opstelling jegens het conflict in Syrië in dat licht te zien. Ook draagt China’s steun aan Irans verzet tegen de wil van de internationale gemeenschap niet bij aan het idee dat China juist integreert in deze gemeenschap.

Al met al, kennen beide analytische lenzen zo hun beperkingen. Het offensief realisme lijkt China’s politieke en militaire banden met Iran het best te kunnen verklaren, maar biedt een erg nauwe visie op de overige Chinese betrekkingen met Iran en Saudi- Arabië. Het Chinese discours heeft daarentegen meer oog voor de verschillende aspecten van China’s betrekkingen met de regio en weet goede verklaringen aan te dragen voor China’s opbloeiende relatie met Saudi-Arabië. Dat de beide theorieën beperkingen kennen, is overigens niet meer dan logisch. Het wijde scala aan theorieën die (een onderdeel van) internationale betrekkingen pogen te verklaren, hoeft niet gezien te worden als een serie alomvattende verklaringen voor internationale politiek die elkaar per definitie uitsluiten. Alle theorieën versimpelen de werkelijkheid en leggen de nadruk op één of enkele factoren die van invloed zijn op een situatie. Verschillende theorieën kunnen elkaar vaak juist erg goed aanvullen. De laatste jaren vindt er ook meer samenwerking en wederzijdse beïnvloeding plaats tussen de verschillende scholen en stromingen binnen de leer van internationale betrekkingen, waardoor bestaande theorieën verrijkt worden en nieuwe inzichten worden opgedaan.200 Deze dynamiek is mijns inziens een zeer positieve ontwikkeling en hoewel ik

me hier op twee specifieke theorieën heb gericht, ben ik zeker ook een voorstander van

200 Legro, “Purpose Transitions,” 179. Li, ”International Status,” 33. Chen, “China’s Rise,” 71. Reus-Smit and Snidal, “Between Utopia and Reality,” 1, 10 and 33. Wohlforth, “Realism,” 141-146. Moravcsik, “The New Liberalism,” 249-250. I Hurd, “Constructivism,” in The Oxford Handbook of International Relations, ed. C. Reus- Smit and D. Snidal (Oxford: Oxford University Press, 2008), 311. Mearsheimer, The Tragedy, 10-11.

75

76

Conclusie

In zijn boek over de groeiende banden tussen China en het Midden-Oosten merkt Ben Simpfendorfer, een econoom gespecialiseerd in deze betrekkingen, terecht op dat westerse media maar weinig aandacht aan dit onderwerp besteden.201 Hoewel dit in zekere zin logisch

is, omdat deze ontwikkeling nog relatief weinig impact heeft op veel westerse landen, zijn er ook veel redenen waarom deze ontwikkeling wel meer aandacht verdient.

Deze scriptie richtte zich dan ook op de Chinese betrekkingen met Saudi-Arabië en Iran. Ten eerste wilde ik de betrekkingen die China met beide landen onderhoudt grondig omschrijven om ze vervolgens binnen het kader van het algehele Chinese buitenlands beleid te plaatsen. Daarnaast wilde ik deze betrekkingen, binnen het kader van de opkomst van China, op twee verschillende manieren interpreteren. Hiervoor heb ik het offensief realisme van John Mearsheimer en het Chinese discours over internationale betrekkingen en de opkomst van China gekozen als analytische lenzen.

Allereerst heb ik het historisch kader van de Chinese betrekkingen met het Midden- Oosten geschetst. Verschillende Zijderoutes bleken de kern te vormen van de relatie tussen beide regio’s in het verleden. In de 19e en het begin van de 20e eeuw doofde dit contact

enigszins uit, onder andere vanwege de hevige veranderingen die beide regio’s in deze tijd ondergingen. Ook onder Mao was er vanuit de Volksrepubliek China maar weinig interesse voor het Midden-Oosten. De Arabische Golfstaten bevonden zich stevig in het Amerikaanse kamp van de Koude Oorlog en pogingen van Israël om diplomatieke betrekkingen aan te knopen werden door China afgewezen om de sympathie van Arabische nationalistische bewegingen te winnen. Veel van deze bewegingen richtten zich echter liever tot de Sovjet- Unie dan tot China. Vanaf de jaren ’70 vond er een grote verschuiving plaats in het Chinese buitenlands beleid. De Volksrepubliek kreeg meer internationale erkenning en de

betrekkingen tussen China en de Verenigde Staten verbeterden aanzienlijk. Na de dood van Mao introduceerde zijn opvolger Deng in 1978 bovendien het reform and opening-up beleid, waarmee China zich definitief openstelde voor relaties met de rest van de wereld. China knoopte in deze periode dan ook diplomatieke betrekkingen aan met ondere andere Iran, Turkije, Libanon en Jordanië. Toen Iran door de Islamitische Revolutie geïsoleerd raakte,

77

groeiden zijn banden met China snel. De beide landen deelden voornamelijk ideeën over de Amerikaanse invloed op de wereld en het Midden-Oosten in het bijzonder. Ondanks deze relatie met Iran, knoopte China steeds meer, voornamelijk economische, banden aan met Amerikaanse bondgenoten in de regio. In het begin van de jaren ’90 ging het formele betrekkingen aan met Saudi-Arabië en Israël. Sindsdien groeien China’s banden met Saudi- Arabië gestaag.

Sinds China in 2001 lid is geworden van de Word Trade Organisation, is deze groei echter in een hogere versnelling geraakt. De kern van China’s betrekkingen met Saudi-Arabië wordt gevormd door economische relaties op het gebied van fossiele brandstoffen. Saudi- Arabië vormt een betrouwbare leverancier voor China’s groeiende economie, die afhankelijk is van deze brandstoffen. Hiernaast onderhouden beide landen ook economische

betrekkingen op het gebied van hernieuwbare energie, kwaliteitschemicaliën, constructie en consumentengoederen. Met het aanknopen van politieke banden met Saudi-Arabië is China tot dusver voorzichtig. Omdat Saudi-Arabië als energieleverancier van groot strategisch belang is voor China, vallen deze banden echter niet geheel te vermijden. De landen steunen elkaar onder meer in hun wens tot een hervorming van de huidige internationale orde en de Verenigde Naties. Ook houden de landen politieke consultaties, onder andere op het gebied van regionale conflicten. Regelmatige wederzijdse bezoeken van

hoogwaardigheidsbekleders versterken de politieke band tussen beide landen. Op het gebied van veiligheidssamenwerking lijkt China nog niet bereid de rol van de Verenigde Staten in de regio over te nemen, maar begint het langzaam banden met de Golflanden aan te knopen. Zo houden China en Saudi-Arabië gezamenlijke anti-terreuroefeningen en levert China wapens aan het land. Culturele uitwisselingen tussen beide landen worden officieel door zowel het Chinese als het Saudische regime aangemoedigd, maar zijn in de praktijk nog maar weinig ontwikkeld.

China zet in de nabije toekomst, volgens het vorig jaar uitgebrachte Arab Policy

Paper, nog verder in op het verbreden en verdiepen van zijn relaties met de Arabische

landen. Hierbij richt China zich voornamelijk op energiesamenwerking, maar ook op het aanleggen van infrastructuur en het stimuleren van overige handels- en investeringsrelaties. Ook in de Chinese relatie met Iran staat de Chinese import van olie centraal. De

78

van China als afzetmarkt. China hoopt zich, door veel invloed te verwerven in deze sector, te verzekeren van een stabiele olie-aanvoer, ook in het geval van een conflict met de Verenigde Staten. Ook andere sectoren van de Iraanse economie beschouwt China als groeimarkten voor zijn eigen bedrijven. Chinese constructiemaatschappijen zijn erg actief in het aanleggen van infrastructuur in Iran en Chinese bedrijven leveren telecomdiensten en

consumentenproducten aan het land. Op politiek gebied is Iran voor China, naast een strategische olieleverancier, ook een bondgenoot in zijn streven naar een andere wereldorde dan de huidige, door de Verenigde Staten geleide, orde. Samen met Iran

probeert China de Amerikaanse invloed op het Midden-Oosten te verkleinen, onder andere door Iran wapens te leveren. Ook leidt het ondersteunen van Iran een deel van de

Amerikaanse aandacht af van de Chinese activiteiten in Oost-Azië. China hecht echter meer waarde aan zijn (economische) relatie met de Verenigde Staten dan aan zijn betrekkingen met Iran en zet deze laatste betrekkingen dan ook op een lager pitje als de verhoudingen tussen China en de Verenigde Staten daarom vragen. Tussen China en Iran vinden er verder regelmatig culturele en interpersoonlijke contacten plaats, die over het algemeen door beide regimes worden aangemoedigd.

De relaties die China met Saudi-Arabië en Iran onderhoudt, passen goed binnen het algehele buitenlands beleid dat China voert. Dit beleid wordt gestuurd door nationale

belangen, waarvan de groei van de Chinese economie vaak als de belangrijkste gezien wordt. De meeste betrekkingen die China met Iran en Saudi-Arabië onderhoudt, dienen dan ook dit belang, door een stabiele toevoer van brandstof te verzekeren en bij te dragen aan een vredige internationale omgeving waarin de Chinese economie zich verder kan ontwikkelen. Daarnaast vergroot China zijn status en internationale aanzien door zijn invloed over de wereld te verbreiden. China hoopt verder dat zijn relaties met Iran en Saudi-Arabië bijdragen aan zijn territoriale integriteit en soevereiniteit in de Xinjiang-provincie.

Naast deze nationale belangen, zijn ook een aantal principes leidend in China’s buitenlands beleid. Zo vormen de five principles of peaceful coexistence nog steeds de basis voor veel van China’s buitenlands beleid. Het non-interference principe dat hieronder valt, maakt China voor landen als Iran en Saudi-Arabië een aantrekkelijke partner. Ook het idee van Deng dat China zich terughoudend op zou moeten stellen in de internationale arena, is nog terug te zien in China’s voorzichtige politieke opstelling het Midden-Oosten. De Chinese

79

relaties met Iran en Saudi-Arabië worden verder, net als het overige Chinese buitenlands beleid hevig beïnvloed door de verhoudingen tussen China en de Verenigde Staten.

China’s buitenlands beleid en zijn opkomst krijgen sinds de jaren ‘90 veel aandacht in de media en de academische gemeenschap. Er zijn dan ook al diverse theorieën op los gelaten die verschillende interpretaties hebben opgeleverd. In dit onderzoek wilde ik twee uiteenlopende visies uit het debat over China’s opkomst gebruiken als analytische lenzen om China’s relaties met het Midden-Oosten door te bezien. Het offensief realisme van John Mearsheimer gaat ervan uit dat staten altijd meer relatieve macht en invloed nastreven omdat dit meer bestaanszekerheid zou geven. Deze theorie schetst een enigszins

pessimistisch beeld van China’s activiteiten in het Midden-Oosten en van China’s opkomst in