• No results found

De mogelijkheden die het bama-stelsel biedt tot innovaties van opleidingen lijken grenzeloos: er zijn nu meer masteropleidingen dan er afstudeerrichtingen waren voor de invoering van het stel- sel. Deze pluriformiteit leidt tot verregaande specialisaties, zoals bijvoorbeeld de gespecialiseerde afstudeerrichtingen aan de Vrije Universiteit Amsterdam als internetrecht, intellectuele eigendom en ICT of law and politics of international security en innovaties zoals bijvoorbeeld het Utrecht Law College, een intensieve honoursop- leiding, waarvoor de studenten apart geselecteerd worden.54

De kern van het bama-stelsel voor juridische opleidingen is het vaktechnische stramien, dat zich volgens Ashmann vertaalt in de intensieve discussies die in de literatuur zijn gevoerd rondom het civiele effect.55 Ashmann verwoordt de academische vorming

van een jurist door te wijzen op de kennis van positiefrechtelijke vakken, de analytische vermogens en het zelfstandige ‘juridische denken’. Haar opvatting wordt breed gedragen in de juridische faculteiten van ons land en komt neer op de garantie dat zij juris- ten afleveren die aan de wettelijk geformuleerde beroepseisen vol- doen.56 Het landelijk disciplineoverleg rechtsgeleerdheid heeft in

2005 afgesproken dat een ‘student grondige kennis van en inzicht in de rechtsgebieden moet verkrijgen, welke worden genoemd in het Besluit beroepsvereisten advocatuur en in het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren’ en in die vakken ten minste 200 studie- punten (ec’s) moet hebben behaald, waarvan ten minste 60 op

www.advocatenorde.nl/newsarchive/cie_hoekstra.pdf geraadpleegd 22 december 2015.

54 www.rechten.vu.nl/nl/opleidingen/masteropleidingen en www.uu.nl. Geraadpleegd 27 september 2014. Zie ook Bedaux en Bruin, p. 30. 55 Dorresteijn 2011, p. 1.

WO-bachelor en 60 op WO-master-niveau. Deze studenten krij- gen een diploma met daarop een verklaring van civiel effect.57

Dorresteijn en Van Otterlo komen in 2006 al tot verregaande con- clusies. Zij stellen dat er sinds de invoering van de bama-structuur juristen op de markt komen die door onvoldoende positiefrechte- lijke studiepunten in de hoofdrichtingen in hun bachelorfase, door het volgen van vakken als bestuurskunde of management, niet vol- doen aan de eisen van het civiel effect.58 Volgens hen is dit een onge-

wenst neveneffect van de invoering van het stelsel, dat een openheid met zich meebracht die voorheen niet of nauwelijks voorkwam. In het disciplineoverleg rechtsgeleerdheid worden de hoofddoel- stellingen van het juridisch opleiden in de bama-opleidingen als volgt beschreven: “

1. Juridische opleidingen zijn gericht op de vorming van juristen. Zij bieden daartoe samenhangende bachelor- en mastercurricu- la aan. Juristen zijn inzetbaar in traditionele juridische beroepen en voorts in uiteenlopende andere juridische functies. Voor de traditionele juridisch beroepen binnen de rechterlijke macht en de advocatuur zijn postinitiële opleidingen vereist. (…) Het niveau van de opleidingen is academisch in de zin dat, zoals be- schreven, een kritische reflectieve en evaluatieve attitude wordt bijgebracht, naast een state-of-the-artkennis van inhoud en be- heersing van vaardigheden. De opleidingen (…) leiden via een bacheloropleiding waarin de basis academische vaardigheden en kennis wordt bijgebracht en getraind, op tot een master die ver- dieping, specialisatie en/of verbreding biedt. In de loop van de studie wordt het academisch gericht accent sterker.

2. Ten slotte leiden de masteropleidingen studenten op tot de kwalificaties van relevante (beroepsgerichte) post-initiële op- leidingen (…)59

57 Ashmann 2011, p. 2.

58 Dorresteijn en van Otterlo 2006b, pp. 4-10. 59 Stolker 2013, p. 74.

Deze doelstellingen zijn in het referentiekader vervolgens vertaald in ‘eindkwalificaties’ van de opleidingen, te weten kennis, inzicht, vaardigheden en attitude. Ten aanzien van kennis en inzicht stelt het referentiekader: “De afgestudeerde jurist beheerst de juridische kernleerstukken van de hoofdonderdelen van het Nederlands recht: privaatrecht, staats- en bestuursrecht, strafrecht, en internationaal en Europees recht”. In een nota bene is aangegeven dat hiermee primair is gedoeld “op opleidingen die civiel effect beogen; waar dat niet het geval is, kunnen er afwijkingen bestaan.”60 De aan de

hbo-instellingen afgestudeerde bachelors of laws moeten derhalve een schakeltraject van 60 ec op WO niveau doorlopen alvorens ze kunnen worden toegelaten tot de masters met beoogd civiel effect, om op hetzelfde niveau in kennis van het positieve recht te komen als hun wetenschappelijke collegae.

Het civiele effect heeft een tweeledige basis. Enerzijds bepaalt de wet dat de toelating tot juridische beroepen en functies vereist dat er bepaalde diploma’s behaald moeten zijn en anderzijds kunnen de advocatuur, de rechterlijke macht en het notariaat aanvullende eisen stellen wat betreft het beroep. Dit is geconcretiseerd door te eisen dat ten minste 140 van de 180 studiepunten in de ba- chelorfase in de juridische vakken moeten zijn behaald. Juridische opleidingen met een flinke component bestuurskunde of manage- ment en de daarbij behorende reflecties op het juridische, zijn niet gericht op de ‘echte’ togaberoepen.61

De invoering van het bama-stelsel bood voor de juridische oplei- dingen veel kansen, aldus de praktijkjurist Tanja.62 Er is naar zijn

inzicht bijvoorbeeld de noodzaak tot verregaande specialisatie naar de Europese en internationale rechtspraktijk, met de nadruk op ‘business law’, internationaal procesrecht en conflictbeslechting. Ten tweede ziet hij kansen in het kader van Europese rechtsverge- lijking. Ten derde zijn er mogelijkheden voor Anglo-Amerikaans recht en de Common-Law traditie, verdergaand dan het huidige

60 Ashmann 2011, pp. 4-5.

61 Dorresteijn en Van Otterlo 2006a, pp. 390-391. 62 Tanja, p. 93.

inleidende niveau. Ten vierde is een specialisatie mogelijk in meer- voudig handelsrecht, het recht betreffende het internationale han- delsverkeer en tenslotte is het een kans in het uitwerken van een specialistenopleiding in het internationale contractenrecht. Daarnaast bood het bama-stelsel kansen om af te stappen van het traditionele college geven en de praktijk een prominentere rol te bieden door de studie heen, door bijvoorbeeld on-the-job-learn- ing vanaf het eerste jaar; een stage door de hele studie heen, aldus Tanja. Hij constateert echter dat de invoering van het bama-stel- sel onvoldoende veranderingen in de juridische opleidingen heeft opgeleverd.63 Er wordt wel opvallend meer aandacht gegeven aan

Europees recht en aan schrijfvaardigheden en analyseren, maar overigens is het vakkenaanbod grotendeels gelijk gebleven aan dat van de voorgaande decennia, hooguit zijn de namen gewijzigd.64

Tanja noemt de rechtenopleiding vooral intern gericht op het aan- leren van gespecialiseerde juridische kennis van het Nederlandse recht, waardoor het de afgestudeerde studenten ontbreekt aan professional consulting skills en de mogelijkheden om ‘out-of-the- legal-box’ te denken.65 Deze opvatting staat haaks op die van Dor-

resteijn en van Otterlo in 2006.66

Brouwer geeft ook aan dat de kans die de bama-structuur bood en biedt niet wordt opgepakt. Juristen duiken de diepte in van de techniek, van het positieve recht, in plaats van meer om zich heen te kijken, vindt hij.67 De bama-structuur was oorspronke-

63 Er zijn wel wijzigingen in de studie, maar die zijn altijd gericht op het versterken van de juridische inhoud. Neem de invloed van Europa. Eu- ropese regelgeving is door ons rechtstelsel een onderdeel van het natio- nale recht geworden en wordt als zodanig ook gezien. Natuurlijk zijn er ook specifieke Nederlandse juridische invloeden te bemerken bij het in- ternationaal zakendoen, neem bijvoorbeeld hoe je Amerikaanse juristen moet uitleggen wat de werking van redelijkheid en billijkheid is´. Mr. J.D. Loorbach, algemeen deken van de Nederlandse Orde van Advoca- ten, 14 april 2011.

64 Ashmann 2006, p. 57. 65 Tanja, p. 93.

66 Dorresteijn en Van Otterlo, 2006a en 2006b.

lijk niet gemaakt om juristen toegang te verlenen tot de juridi- sche masters. Vandaar de wat verwrongen Nederlandse situatie.68

In tegenstelling tot de situatie in het Verenigd Koninkrijk is het bij ons niet toegestaan een toga-beroep uit te oefenen indien men de positiefrechtelijke vereisten niet heeft voldaan. De invoering van het bama-stelsel heeft in ons land geleid tot een sterke na- druk op het positieve recht juist vanwege de civiel-effect-vereisten. Kenmerkend is de drempel die is opgeworpen voor hbo-juristen die slechts na een 60 EC universitair schakelprogramma met hun juridische bachelors door kunnen studeren in de universitaire mas- ters. Dit staat haaks op de basisgedachte van de bama-structuur, waarbij studentmobiliteit centraal stond.69

Een aantal veranderingen is echter in de juridische curricula vol- gens Ashmann wel doorgevoerd: Europees recht, alternatieve vak- ken zoals mediation, meer tijd voor schrijfvaardigheden en het aanleren van een analytische academische houding, lijken de kern van deze verandering te zijn.70 Er is een bindend studieadvies in-

gevoerd dat na het eerste jaar moet leiden tot het bevorderen van de kwaliteit van de studenten die hun studie voortzetten en ver- der moeten studenten een groot keuzevak volgen (een minor van 30 ec; een half jaar studie). De beoogde opzet was dat studenten

klein land. In de breedte is weinig te halen dus moeten we de diepte in. In het postindustriële dienstentijdperk waarin wij leven betekent dat voor bijvoorbeeld de rechtenstudie dat we meer en dieper de techniek induiken. Meer juristen die meer technische juridische kennis en vaar- digheden beheersen betekent meer keuze in talent en meer diepgang. Hierin schuilt ook het gevaar van het te zeer richten op het eigen vak, terwijl het recht midden in de samenleving moet staan.’ Mr. H. Brouwer voorzitter van het College van procureurs-generaal 18 januari 2011. 68 Ashmann 2006.

69 Dorresteijn en Van Otterlo 2006a en 2006b.

70 Ashmann 2006, p. 57 ‘De belangrijke drie ontwikkelingen in de rech- tenstudie van de laatste decennia zijn: 1) de hernieuwing van de grond- slagenstudie van het recht, 2) de bestudering van het internationale en Europese recht en 3) de verregaande differentiatie in specialisaties ge- richt op het afnemende werkveld.’ prof. mr. dr. E.M.H. Hirsch Ballin, hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht Tilburg Uni- versity Law School en oud minister van Justitie, 18 maart 2011.

deze keuze mogelijkheid zouden benutten om naast hun hoofdvak (major) een ander dan juridische vak te kiezen. De praktijk wijst echter uit dat de minoren vaak voornamelijk juridisch worden in- gevuld. De verwachtingen dat ‘Bologna’ aanleiding zou geven tot een wezenlijke studie-innovatie zijn tot op heden nog niet ver- vuld, aldus Dorresteijn en Van Otterlo. Hoewel er volgens hen wel aanleiding toe was.71 Zij wijzen op de weinig geprofileerde master

Nederlands recht. Anders dan specialisaties zoals bijvoorbeeld een Engelstalige master International Business in Utrecht, Intellectual Property and Knowledge Management in Maastricht en een on- derzoeksmaster in Groningen is er geen grotere diversiteit in afstu- deerrichtingen gekomen.72 De praktijk leert, volgens deze auteurs,

dat het overgrote deel van de studenten kiest voor de ‘veilige’, posi- tiefrechtelijke route. Een master met civiel effect waarbij grondige kennis van en inzicht in de traditionele rechtsgebieden gegaran- deerd is.73 Zij concluderen daaruit dat er ook geen behoefte is aan

grotere diversiteit in afstudeerrichtingen.

Al met al lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de in het begin van deze paragraaf geschetste grenzeloze mogelijkheden tot gron- dige vernieuwingen, die de invoering van het bama-stelsel bood slechts in zeer beperkte mate zijn aangegrepen. Sterker nog: ter- wijl de bedoeling van de opstellers van de Bologna-verklaring was om de bachelor-fase meer algemeen vormend (interdisciplinair) te doen zijn, lijken de rechtenfaculteiten hun curriculum steeds verfijnder juridisch te willen invullen.74 Deze constatering wordt

onderstreept door het feit dat er begin 2016 een convenant is op- gesteld tussen de juridische faculteiten en de Nederlandse Orde van Advocaten en de Raad voor de Rechtspraak.75 Dit convenant

benadrukt nogmaals de positiefrechtelijke kennisvereisten aan de juridische opleidingen met civiel effect. De rechterlijke macht en

71 Dorresteijn en van Otterlo 2006a, p. 389. 72 Dorresteijn en van Otterlo 2006b, p. 390. 73 Dorresteijn en van Otterlo 2006b, p. 392.

74 Voermans komt in 2014 tot een eensluidende conclusie.

75 Zie https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Raad- voor-de-rechtspraak/Nieuws/Paginas/Harde-afspraak-over-kwaliteit-ju- rist-die-togaberoep-wil-uitoefenen.aspx, geraadpleegd 12 april 2016.

de advocatuur zijn met de juridische faculteiten overeengekomen, dat er niet op verschillende wijze invulling gegeven mag worden aan de vereisten voor het civiel effect. Studenten hadden voor het convenant te veel keuzevrijheid en daarmee waren de juridische opleidingen te weinig eenvormig, aldus de opstellers van het con- venant. Dit bracht het keurmerk civiel effect in gevaar, omdat er kennisverschillen tussen studenten van verschillende opleidingen waren in de kernvakken civiel recht, bestuursrecht en strafrecht. Om dit te voorkomen is in het convenant nogmaals de nadruk ko- men te liggen op de positiefrechtelijke vakken. Dit staat haaks op de ideeën die aan de invoering bama-stelsel ten grondslag lagen: verbreding en invloed van andere dan de juridische disciplines.76

1.4. Historische ontwikkeling van de juridische opleiding in de