• No results found

Belang-stellend ontwikkelen in de praktijk: HJO

5.1 Aanleiding

Veel van wat in dit proefschrift is samengekomen, heeft met mijn verwondering en met mijn eigen drijfveren te maken. Ikzelf heb vaak gedacht dat juridisch opleiden anders zou kunnen, anders zou moeten. Ik heb daar ook aanleiding voor gezien in de praktijk. De vraag Hoe dan anders? zal ik hier proberen te verhelderen door de normatieve professionalisering in het juridisch opleiden te posi- tioneren, geïnspireerd vanuit de ideeën van de preventive-law-be- weging. Deze vraag drijft mij in mijn werk aan Zuyd Hogeschool. Mijn droom was en is een keurmerk preventive-law-school aan onze eigen opleiding te kunnen verbinden. Een keurmerk waar- mee we aangeven dat onze juristen in hun opleiding juridische problemen hebben leren voorkomen zowel als oplossen.

Ik stel daarin duidelijk een belang.684 Ik heb dan ook niet vra-

gend en zonder oordeel deelgenomen aan de verschillende ver- gaderingen en denk-sessies over hoe juridisch opleiden anders zou moeten. Ik heb mijn stem laten horen, geïnspireerd vanuit de preventive-law-beweging zoals ik die in het vorige hoofdstuk heb weergegeven. Voor de ontwikkeling van een curriculum, dat probeert anders naar juridische problemen en het opleiden van juristen te kijken was dat een welkom geluid, bleek achteraf. Het morele leerproces van implementatie van nieuwe ideeën van en reflectie op preventive law, heeft voor mij altijd in het teken ge- staan van het beantwoorden van de vraag: Aan welke toekomst denk ik als het gaat om ‘mijn’ juridische opleiding in Limburg? Een juridische opleiding met een keurmerk preventive-law-school, is gemakkelijk gezegd en geschreven, maar de weg daarnaartoe is vol met gedoe en gehannes. Het is zoeken, proberen, volhouden,

niet luisteren en toch doen, luisteren en volharden. Maar die weg is betekenisvol; het is de praktijk in ontwikkeling brengen en zelf zichtbaar, aanwezig en al lerend daaraan willen bijdragen.

Vier elementen spelen impliciet een rol in dit hoofdstuk: allereerst het schuren met bestaande ideeën dat een reflectie over een nieuwe invulling van een juridische opleiding met zich meebracht. Ten tweede het element dat ikzelf verscheen als iemand die bewogen is, een visie heeft en een eigen bijdrage wil leveren aan de curri- culuminnovatie. Ten derde het element dat mijn visie een plek moest krijgen in een groepsproces, doordat bijvoorbeeld anderen ideeën overnamen en ook in hun zoektocht geïnspireerd werden door preventive law. Uiteindelijk heb ik een steen in de vijver van het nadenken over de opleiding in Limburg gegooid en is het de rimpeling of de golven in het water die ik hier beschrijf. Ten slotte het element van de tegenkrachten, in het bijzonder de systeemver- eisten, die de zoektocht naar vernieuwing en reflectie niet altijd vergemakkelijkten.

In dit hoofdstuk doe ik verslag van die zoektocht. De casus waar- mee ik mijn praktijkoptreden toon, behelst mijn bijdrage aan de poging die wij als Hogere Juridische Opleiding (HJO) van de Fa- culteit Management en Recht aan Zuyd Hogeschool in Sittard doen tot het ontwikkelen van normatieve professionalisering in de opleiding met als uitgangspunt de paradigmawijziging die Barton voorstelt, geïnspireerd op de preventive-law-beweging.

Deze casus is eveneens een bijdrage aan de theorie en praktijk van de normatieve professionalisering; een weergave van een belang-stel- lende en waarde geladen zoektocht in een relatief onbekend gebied (preventive law in juridisch opleiden). Vanuit het spanningsveld tussen het rationele complexe systeem van juridisch opleiden en de onderwijswerkelijkheid met de bijbehorende systeemeisen ener- zijds en de relatief onbekende preventieve benadering anderzijds hoop ik bij te dragen aan de theorie en praktijk van de normatieve professionalisering, in het bijzonder ten aanzien van het bevorde- ren van normatieve reflexiviteit in het professioneel handelen in

het juridisch opleidingsdomein.685 Het is slechts een eerste voor-

zichtige aanzet tot reflectie op het wijzigen van het curriculum. Ju- risten (ook in Sittard) zijn genoodzaakt en geneigd toch vooral vast te houden aan de juridisch-technische inhoud. Men moet immers eerst de kunst van het vak leren alvorens men kan ingrijpen om te voorkomen dat de kunst toegepast moet worden.

In dit hoofdstuk laat ik ook zien hoezeer de preventive-law-bewe- ging wat mij betreft van juristen vraagt dat ze als morele actor in hun werk verschijnen. Het gaat daarbij om het bredere maatschap- pelijke en morele belang voor de opleiding om bij te dragen aan goed werk van juristen, in het bijzonder ten aanzien van conflicten tussen burgers. Dit vraagt van mij en anderen vakinhoudelijke ken- nis, maar vooral ook steeds weer aan de orde stellen en levend hou- den van de morele horizon van het juridisch onderwijs als bijdrage aan een rechtvaardige samenleving. De beschrijving in dit hoofd- stuk laat zien hoezeer ik daar vanuit mijn verantwoordelijkheid een bijdrage aan heb geleverd en hoezeer ik vanuit mijn inspiratie op basis van de preventive-law-beweging telkens heb geworsteld om samen met anderen de morele horizon van de rechtvaardige sa- menleving voor ogen te houden. Een belangrijke component van normatieve professionalisering is immers om aan andere geïnte- resseerden te laten zien wat eigen ervaringen zijn geweest bij het streven werk dat deugt en deugd doet te bevorderen. In die zin is mijn onderzoek niet herhaalbaar of generaliseerbaar, maar zou het exemplarisch, oftewel voorbeeld-stellend,686 genoemd kunnen

worden, in de zin van door anderen tot op zekere hoogte in hun eigen situatie navolgbaar.

Centraal in de curriculumwijzigingen die de opleiding HJO van Zuyd Hogeschool sinds het opleidingsjaar 2013-2014 doormaakt, staat het volgende uitgangspunt: Wij willen juristen opleiden die sterk zijn in het voorkomen en oplossen van juridische problemen.687

685 Nap, 2012, pp. 171-172 en Kunneman 2010. 686 Van der Vet, 2015, paragraaf 3.2.4.

687 Zie het stroomschema van de competenties HJO 9/6/2015 M. Cortel: Bijlage figuur 4.

Daartoe is een proces in gang gezet na de accreditatieronde in 2012, waarbij de deelnemende docenten en staf vooral gefocust waren op een toekomstbestendige onderwijsinnovatie die recht zou doen aan de eisen die het landelijk overleg van juridische op- leidingen stelt, alsook aan de eisen die voortkomen uit het op- leiden van professionals die willen kunnen omgaan met vragen die niet op voorhand beantwoord kunnen worden. Professionals die hun eigen professionaliteit ontwikkelen door te reflecteren en het debat met elkaar aan te gaan.688 In de Limburgse regio spe-

len rondom de juridische beroepsuitoefening, zoals overal, pro- blemen en deze werden in geval van HJO gecombineerd met de vraag naar een duidelijk beroepsbeeld voor de juridisch opgelei- den in deze regio (een juridische bachelor waarvoor HJO opleidt is niet een typisch beroep).689 Deze vraag is door mijn lectoraat

opgepakt. In paragraaf 5.3 wordt hierop nader ingegaan. Het een heeft echter niet op het ander gewacht: de curriculumcommissie is in 2013 aan het werk gegaan, zo ook de groep onderzoekers met hun onderzoek naar het beroepsbeeld. De uitkomsten van het onderzoek bleken goed aan te sluiten bij de beoogde curri- culumwijziging. Parallel hieraan liep mijn eigen zoektocht naar de implementatie van denkbeelden, normen en theorie van de preventive-law-beweging. Ik begin met mijn parallelle zoektocht en noem dat de ‘aanloop’.690

5.2. De aanloop

Toen ik in 2011 werd benoemd als lector aan Zuyd Hogeschool koos ik ervoor in mijn rede als lector recht in Europa, recht in de Euregio, naast de focus op het Europees burgerschap een focus aan te brengen op preventive law. Ik was zo gegrepen door pre- ventive law, dat ik een onderzoeksleerlijn proactieve rechtspleging ontwierp.691 Dit was anders dan men had verwacht. Een lector

688 Geelen, p. 7. 689 Geelen, p. 7.

690 Kunneman 2012 en Nap hoofdstuk 9 en p. 180 geven aan dat dit soort zoek- tochten niet altijd alleen voorspoedig gaan, zo was het ook in mijn geval. 691 Van de Luytgaarden 2013, pp. 38 e.v.

recht in Europa richt zich toch vooral op Europees recht. Tot op de dag van vandaag probeer ik uit te leggen dat door samenwerking en dan vooral vooraf in preventie, veel meer Europese gezamen- lijkheid verwacht kan worden in de juridische beroepsuitoefening, dan te verwachten is van het Europese recht. Bovendien zijn voor het laatste op de universiteit genoeg geleerden die zich daarmee bezighouden. Ik koos voor proactieve rechtspleging en Europees burgerschap.

Dat eerste was een vreemde eend in de juridische bijt en ik heb de eerste maanden van mijn lectoraat vooral en vaak uitgelegd wat ik daaronder verstond. Een belangrijk onderdeel van proactieve rechtspleging is onderzoek te doen naar de mogelijkheden tot sys- tematische reflectie in de juridische opleidingen om juristen op te leiden tot professionals die niet alleen problemen oplossen, maar ze ook helpen te voorkomen, omdat dat een rechtvaardige samen- leving zou kunnen bevorderen. Een innovatie voor de Limburgse regio, die ik daarvoor (2004-2010) in mijn Utrechtse tijd als lector had ontwikkeld, maar die ook daar niet bij iedereen was geland. Proactieve rechtspleging stelt elementen als vertrouwen, samen- werken en doelgericht handelen centraal. Deze aanpak in het recht had mij gegrepen sinds een congresbezoek in 2005 aan de Univer- siteit van Turku in Finland, waar ik kennismaakte met preventive lawyers. Ik was in die tijd lector beroepsuitoefening juridische ba- chelors aan de Hogeschool Utrecht. In die periode hebben Kaisa Sorsa, Helena Haapio en ik met vallen en opstaan een subsidie gekregen voor een project genaamd PamPal (proactive manage- ment en proactive law). Deze subsidieaanvraag werd na eerste af- wijzing in tweede instantie gehonoreerd door de Europese Unie. Het project kreeg vorm tussen 2008 en 2010, samen met colle- gae uit verschillende Europese landen.692 Dit project heeft geleid

tot twee grote uitkomsten namelijk een game die in verschillende landen werd verzorgd aan universiteiten en een boek met theorie

692 Zie: julkaisut.turkuamk.fi/isbn9789522162458.pdf, geraadpleegd 19 maart 2016. Het betreft Deense, Finse, Franse, Nederlandse en Spaanse collegae.