• No results found

Impliciete normativiteit in de opleiding van juristen In een (beroeps-)opleiding speelt het socialisatieproces dat studen-

ten doormaken om te worden tot professional een grote rol. 137 Dat

vaarwel toen zij voor een politiek ambt kozen’. Prof. mr. dr. E.M.H. Hirsch Ballin, hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht Tilburg University Law School en oud minister van Justitie, 18 maart 2011.

134 Hertogh 2011, p. 292. 135 Vago, p. 115.

136 Vago, p. 116-120 en 212-213 waar hij zich baseert op Drukheim, Cli- nard en Meier.

137 Ik spreek hier van impliciete normativiteit waarbij ik doel op het zoge- naamde verborgen curriculum dat in iedere opleiding aanwezig is ook in de rechtenstudie. Het gaat hier om elementen die impliciet worden aangeleerd en van groot belang zijn voor de beroepsuitoefening van een professional, zie Witman.

heeft eveneens invloed op de normativiteit van opleidingen, zoals in dit onderzoek de juridische opleidingen. Over die impliciete normativiteit gaat deze paragraaf.

Juridische opleidingen zijn van oudsher opleidingsplaatsen van en voor de maatschappelijke elite, zegt Stone.138 De juridische

opleiding stoomt mensen klaar voor een zeer diverse beroeps- uitoefening in de samenleving en levert afgestudeerden af die uiteindelijk vaak in belangrijke maatschappelijke functies te- recht komen. Heeft dat wellicht met de opleiding van juristen te maken? Het vermoeden is sterk. De opleiding is namelijk te typeren door de volgende zes elementen, die een bepaalde ritu- ele werkwijze weergeven: (deze zijn gebaseerd op bevindingen van verschillende onderzoekers en door mij generiek en ideaalty- pisch weergegeven).139

1 In het eerste jaar wordt het recht en het juridische systeem door docenten enigszins gemystificeerd. Het recht is een ‘prachtig’ systeem, dat in alle haarvaten van de samenleving zijn invloed heeft.140 De superioriteit van het recht als het systeem dat het

laatste woord heeft, gevoed door docenten die studenten dui- delijk maken dat het recht de werkelijkheid anders ziet dan de gewone burger, draagt bij aan het creëren van het gevoel tot een bijzondere groep te behoren. Een fiets die in je bezit is, hoeft nog niet je eigendom te zijn. Bezit en eigendom, vóór de studie nog synoniem, blijken eigenstandige juridische fenome- nen te zijn.

2 De wijze waarop docenten studenten benaderen kan hiërar- chisch zijn, volgens Susskind en anderen.141 De afstandelijke

138 Stone, p. 58.

139 Bedoeld worden de studies van Barton, Cooper en Trubek, De Groot- van Leeuwen, Sullivan en Wendt gecombineerd met mijn eigen waarne- mingen. Zie voor de verwijzingen de literatuurlijst. Zie eveneens Packer en Ehrlich, p. 5 en verder.

140 Sullivan, p. 146 noemt dit de practice for legal education zie ook Stone, pp. 56-88. Zie ook Spoormans 2014, p. 2987 en verder.

beoordeling van werkstukken, maar ook het soms formalis- tische taalgebruik142 leert studenten, de toekomstige juristen,

een manier van omgaan met de ander, die er toe zou kunnen leiden dat ze zich anders voelen dan de rest van de samen- leving. Hiërarchie en de daaruit voortvloeiende socialisatie- processen komen voor bij de meer traditionele studies zoals rechten, theologie en geneeskunde.143 Een uitvloeisel hiervan

vinden we in de rechtspraktijk. Juristen zijn waarschijnlijk nog de enige academisch opgeleiden in onze samenleving voor wie burgers opstaan als zij een zaal betreden. Immers als rechters de zittingzaal binnenkomen staan alle aanwezigen op.

3 Er is een sterke rangorde in de banen waarvoor we studenten in het recht opleiden. De commerciële advocatuur staat hoog in aanzien bij de pas afgestudeerden. Bij maatschappelijke de- batten worden juridische hoogleraren aan het woord gelaten in de kranten en op radio en tv, vaak om de kaders aan te geven van het recht. Of het nu gaat over de positie van de weigerambtenaar ten aanzien van het homohuwelijk of over de beslissingskracht van een demissionair kabinet: de status van de juridisch hoogleraar is hoog, mede door zijn publieke optredens. Daarnaast is er in de juridische wereld zelf ook een onzichtbare, maar onmiskenbare hiërarchie. Advocaten staan hoog op de juridische beroepsladder, gemeentejuristen laag. Rechters staan hoog, juridisch medewerkers bij een rechts- bijstandsverzekeraar laag, bankjuristen hoog en juristen die werken bij een uitkeringsinstantie laag, wo-juristen hoog en hbo-juristen la(a)g(er). Vaak heeft dat met de financiële ver- goeding voor de functie te maken, maar er is van meet af aan al een rangorde in toekomstige beroepen voor de juridische student. Heel anders is dat bijvoorbeeld bij sociale weten- schappers voor wie de toekomstige beroepsuitoefening zeer

142 “Kijk links en rechts van u: die student zit er volgend jaar niet meer”, is een beroemde neerbuigende openingszin in het eerste college inleiding recht.

diffuus is. Zo wordt bij juristen dus al in de studie een virtueel gilde geschapen waarin studenten hun plek moeten zien te veroveren, aldus Blasi.144

4 De juridische opleiding richt zich op een snelle socialisatie van de studenten in een juridische manier van denken, zo stellen Luichies en De Groot-van Leeuwen.145 Deze socialisatieprocessen zijn an-

ders in het juridische domein dan in andere domeinen, omdat ze niet zozeer gericht zijn op het scheppen van intersubjectiviteit, maar op het scheppen van een rangorde.146 De opleiding is gericht

op het leren onderscheiden van de feiten in juridische feiten en gewone feiten en gericht op conflicten en de juridische aanpak daarvan. Hierdoor gaan studenten snel als een jurist denken. 5 Dit brengt een enigszins eenzijdige manier van lesgeven met

zich mee. Er wordt veel aandacht besteed aan analytische vaar- digheden. Het is in de studie noodzakelijk het recht als een formeel en rationeel systeem voor te spiegelen, om het goed te kunnen aanwenden voor de analyse van een casus. Veel min- der aandacht wordt geschonken aan wat het gebruik van deze vaardigheden doet met de jurist zelf. De normativiteit van zijn beroepsuitoefening staat eigenlijk niet ter discussie in de stu- die. De jurist heeft altijd gelijk, is zo’n platitude, die men vaak hoort tijdens de studie.147

6 De juridische denk- en redeneermethode is gericht op een haarfijne analyse van een casus op basis van feiten en overwe- gingen die in het geding zijn. Fraemon geeft aan dat hiermee wordt gefocust op wat betwijfelbaar is en niet op wat vast-

144 Blasi, p. 125.

145 Luichies, p. 263 en De Groot-van Leeuwen 2011, p. 258.

146 Kunneman geeft aan dat socialisatieprocessen in beroepsgroepen een waardevol element hebben, namelijk dat van de afstemming van het scheppen van een intersubjectieve beroepswaarheid. Bij juristen is het hier bedoelde socialisatieproces vooral een rangorde scheppen en een vaardigheid aanleren. Kunneman 2012, pp. 92-93.

147 Zie ter illustratie de zaken die Kat beschrijft, bijvoorbeeld p. 78 en ver- der.

staat.148 Anders gezegd: er wordt in een conflict tussen partijen

niet primair gekeken naar wat hen bindt of wat tussen hen als overeengekomen vaststaat, maar juist naar wat hen onder- scheidt. De diepgang van de studie zit in de juridische vak- ken. De sociale, ethische en culturele aspecten komen relatief weinig aan bod.149 Deze laatste aspecten krijgen geïndividu-

aliseerd marginaal aandacht in een enkel vak, zoals beroeps- ethiek, rechtsfilosofie, rechtssociologie of geschiedenis van het westers ethisch denken. Vaak zijn dit keuzevakken die niet of nauwelijks worden gekozen en daarom steeds minder aandacht krijgen in het curriculum.150

Ook de als visionair voor het juridische beroep beschouwde En- gelse hoogleraar Susskind, duidt in zijn boeken tien impliciete ele- menten aan die het klassiek historische juridische denken onder- steunen.151 Juristen worden volgens hem opgeleid in:

1 advisering: de juridische dienstverlening is gericht op een ad- vies beperkt tot specifieke omstandigheden;

2 één op één contact: de jurist geeft advies aan één cliënt en niet aan een groep cliënten in dezelfde omstandigheden die niet zijn cliënt zijn;

3 reactieve dienstverlening: het initiatief ligt bij de cliënt, de ju- rist reageert;

4 tijdgebonden facturering: juristen wordt geleerd dat tijd geld is

148 Fraemon, p. 168 en verder. Zie ook: Van Otterlo en Kinneging in Ars Aequi 2008.

149 Zie hiervoor de stand van de juridische studie op de website: www.rech- tenstudie.nl, geraadpleegd 18 november 2016.

150 Zo is mijn eigen ervaring als docent rechtsfilosofie aan de Universiteit Utrecht. Het is overigens ook bijzonder dat studenten die ik later trof in hun werkzame leven, vaak spraken over het belang van deze rela- tiverende vakken. Zij gaven aan met het positieve recht vaak de basis geleerd te hebben die al bijna verouderd was bij het afstuderen terwijl bijvoorbeeld de rechtsfilosofie hen het denken over bepaalde normen en waarden had aangeleerd, die ze pas in hun beroepsuitoefening blijvend wisten te waarderen.

151 Susskind 1996, pp. 41-46. Zie ook: www.susskind.com geraadpleegd 13 juli 2016.

en dat advocaten bijvoorbeeld rekenen per tijdseenheid van 6 minuten. Hierdoor is er geen sprake van waardenmaximalisatie; 5 restrictief communiceren: juristen worden opgeleid met een

systeemvisie waarbij hen geleerd wordt obstakels op te werpen. Het recht –zo wordt hen geleerd- is zeker geen systeem dat ‘em- powert’ of erop gericht is altijd het beste uit mensen te halen; 6 een defensieve houding: juristen wordt geleerd altijd op hun

hoede te zijn. Het onderwijs put niet uit voorbeelden van een mensenleven of een onderneming waar het allemaal goed ging. Het gaat altijd om de uitzonderingen op het geval, de valkuilen, de beren en wolven die iedere jurist op zijn weg behoort te zien; 7 een focus op het recht: het recht is eerst en vooral bepalend

voor de studie en de oplossingen van casuïstiek. Commercië- le en sociale belangen en het voorkomen van juridische pro- blemen worden wel genoemd, maar vaardigheden op dat vlak worden niet primair aangeleerd;

8 traditionele conflictbeslechting: deze is in de opleiding een klassiek juridische. Problemen worden opgelost door een onaf- hankelijke en onpartijdige rechter. Arbitrage, mediation of an- dere vormen van alternatieve conflictbeslechting worden wel genoemd in de studie, maar de probleemoplossing is gebaseerd op de klassieke centrale vraag: ‘wat gaat de rechter beslissen’; 9 een toegewijde juridische beroepsopvatting: juristen wordt

aangeleerd dat zij de enige professionals zijn die het recht zouden kunnen begrijpen en toepassen, de zogenaamde ‘clo- sed-shop’mentaliteit;

10 het feit dat nog steeds papier centraal staat: hoewel andere bij- voorbeeld elektronische manieren van communiceren steeds meer toenemen (en zelfs als bewijs in zaken worden toegela- ten), wordt de wereld van het recht voornamelijk door papier gedomineerd. Van bezwaarschriften tot hypotheekaktes, alles moet idealiter op papier zijn vastgelegd.

Het heersende beeld kenmerkt zich, kort gezegd, door een juridisch, vaktechnisch, inhoudelijk op het positieve recht gericht stramien.152

152 ‘Het is begrijpelijk dat er juristen worden afgeleverd die routinelijnen aflopen in hun beroepsuitoefening, maar dat betekent niet dat we juris-

De studie typeert zich door een focus op regels, interpretatie en ana- lyse van die regels en de verdeling van macht. Impliciet wordt er veel aangeleerd dat de focus op het klassieke rechtsdenken ondersteunt. Stolker concludeert dat de rechtsgeleerdheid een opleiding is waarin een grondige kennis en inzicht wordt verworven op een aantal tradi- tionele rechtsgebieden, maar waarin bijvoorbeeld de internationale component beperkt blijft tot enige vorm van rechtsvergelijking en waarin er een internationale stage niet wordt gestimuleerd. Even- eens is er volgens hem te weinig sprake van training in de ethische dimensie van de op de rechtsbeoefening gerichte vakken.153 De Ne-

derlandse rechtssocioloog Schuyt stelt dat rechtsgeleerdheid, wil het een goede wetenschappelijk en universitaire opleiding zijn en blij- ven, naast de gedegen theoretische scholing, gehouden is impliciet te werken aan het scheppen van een inlevingsvermogen voor juristen in de dop. Zo leren zij dat ze deel gaan uitmaken van een levende recht- scultuur, waarin de waarden van de rechtsstaat, de gemeenschap- pelijke component van alle juridische beroepsuitoefening, centraal staan.154 Het wrange is dat Schuyt in zijn opvattingen over inlevings-

vermogen en waarden van de rechtsstaat, behoorlijk geïsoleerd staat. Het is volgens Dorresteijn geen gemeengoed onder degenen die de juridische opleiding vormgeven, dat de ethische onderlegger van een rechtenstudie ampele aandacht verdient.155

ten mogen opleiden tot gewillige ingenieurs. De jurist wordt geacht een eigen verantwoordelijkheid te hebben en zich bekwaamd te hebben in een eigen beroepsethos. Juist het aanleren van een beroepshouding die de waarden van de rechtsstaat beschermt en vormgeeft is naast gedegen kennis van het recht onontbeerlijk.’ Prof. mr. dr. E.M.H. Hirsch Ballin, hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht Tilburg Uni- versity Law School en oud minister van Justitie, 18 maart 2011. ‘Open mindedness, creatief denken, klantgericht zijn, zijn belangrijke zaken voor een jurist en advocaat. Toch moet de studie zich primair richten op het aanleren van het juridische handwerk: analyseren van een casus, goed gebruik van wet- en regelgeving, jurisprudentie en andere typi- sche juridische basisvaardigheden zijn essentieel. Er is on-the-job genoeg ruimte en noodzaak voor het aanleren van buitenjuridische vaardighe- den en disciplines’. Mr. J.D. Loorbach, algemeen deken van de Neder- landse Orde van Advocaten, 14 april 2011.

153 Stolker 2013, p. 74 en p. 78. 154 Schuyt 2011, p. 23.

Ashmann concludeert dat in de impliciete beroepsvorming teveel variaties zijn binnen de juridische opleidingen.156 Volgens

Dorresteijn is deze variatie juist goed, omdat uniformiteit in de op- leidingen zou leiden tot verstarring en profilering en zo innovatie zou blokkeren.157 Zijn opvatting is echter dat socialisatie primair

op de bestudering van het positieve recht moet zijn gebaseerd.158

Hij bedoelt hiermee, dat de jurist in opleiding zijn academische vorming, professionalisering, socialisatie en reflexieve scholing tij- dens zijn studie maar zelf moet modelleren.159

Stolker heeft in zijn studie over de toekomst van het juridisch onderwijs, dezelfde kanttekeningen geplaatst bij de ontwikkelin- gen van de rechtenstudie als in deze paragraaf zijn beschreven.160

De conclusie die hij in grote lijnen trekt, is dat juridische oplei- dingen niet toe zijn aan ingrijpende wijzigingen als het gaat om het impliciete curriculum. De traditionele juridische beroepen zijn nog volop zoekende als het gaat om het ideale opleidingstra- ject.161 Het aantal beschikbare bronnen, artikelen en boeken over

juridisch onderwijs is, zeker internationaal gezien, enorm. Stolker constateert echter, dat er sinds de vergadering van de Nederlandse Juristen Vereniging in 1931 over dit thema eigenlijk weinig nieuws onder de zon is. Kort gezegd was er toen een roep om enerzijds praktische en anderzijds filosofische scholing; om verdieping van de wetenschappelijke kwaliteit; er moest meer aandacht besteed worden aan de didactiek en aan de beroepssocialisatie en studen- ten bleken gekenmerkt te worden door een zekere gemakzucht en matige analytische- en taalvaardigheden. Die roep is er volgens Stolker nog steeds.162 Stolker vindt dat er een dringende behoefte

bestaat de studie meer professiegericht te maken, wat aan te zet-

156 Zij koppelt haar onderzoek aan de grote uitval (25%) van raio-studen- ten (rechterlijke ambtenaren in opleiding) wegens de gebrekkige kennis van bijvoorbeeld het civiele recht, het grote struikelblok in de opleiding. Ashmann 2011, p. 3 en 8.

157 Dorresteijn 2011, p.2. 158 Dorresteijn 2011, p. 2.

159 Beljaars, p. 194 e.v, Stolker 2013, p. 79. 160 Stolker 2014.

161 Stolker 2013, p. 72. 162 Stolker 2013, pp. 72-73.

ten in zwaarte en meer aandacht te schenken aan evidence based legal education en de accommodatie met het beroepenveld als het ware concretere vormen te laten aannemen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een vergelijkbare studie als het gaat om de verhou- ding academisch/beroepsgericht, zoals geneeskunde, ontbeert de rechtenstudie een duidelijke verbinding met de verscheidenheid van de beroepen zoals artsen in opleiding dat wel hebben. Die verbinding is voor de socialisatie in het beroep van groot belang, vindt Stolker.163

Het impliciete curriculum speelt derhalve wel degelijk een belang- rijke rol, maar er is een diversiteit aan opvattingen over wat die rol dan precies is of moet zijn. Centraal staat wel dat er aandacht aan socialisatie of het impliciete curriculum moet worden geschonken. Sommigen (zoals Stolker) noemen dit Bildung.164 Stolker zegt dat

dit echter nauwelijks de gangbare praktijk is. Dit moge onder an- dere blijken uit een opvatting die is weergegeven in NRC Han- delsblad van 17 maart 2014. Vijf bestuursvoorzitters van grote ad- vocatenkantoren deden een oproep om de juridische opleiding te verbreden: meer Bildung in te bouwen. Het was een cri de coeur die neerkomt op het verminderen van de juridisch technische ken- nis in de juridische opleidingen ten faveure van een verbreding in multidisciplinaire en beroepsmatige, socialiserende zin. Het model van de zogenaamde T-shaped-client-loving-lawpreneur: een jurist die juridische kennis (de staander in de T) combineert met bre- de kennis van psychologie, sociologie, gedragskunde, omgangs- vormen, politicologie en economie et cetera (de ligger in de T). Waarom? Omdat de problemen van alledag te complex zijn om ze louter met kennis van het recht te tackelen. Er is een duidelijke expertise nodig van andere (impliciete) vakgebieden.165 Ze roepen

163 Stolker 2013, p. 75.

164 Stolker 2013, p. 77. Hoezeer juristen dit ook als ethische dimensie van hun vak zien, de aandacht daarvoor is minimaal.

165 Zo vindt ook Marjan Bastiaan directeur van OSR juridische opleidingen in: Mr Magazine 9 jrg 11 2015, p. 47. Het betreft hier: Martijn Snoep bestuursvoorzitter van De Brauw Blackstone Westbroek, Arnold Croiset van Uchelen, bestuursvoorzitter Allen & Overy, Johan Rijlaarsdam, be- stuursvoorzitter Houthoff Buruma, Michaëla Ulrici, bestuursvoorzitter

op tot wijziging van de wet om de juridische opleiding in die zin aan te kunnen passen; men zou kunnen zeggen om vele impliciete elementen te expliciteren.166

Dit geluid werd recent nog eens versterkt tijdens het Landelijk Juridisch Jaarcongres op 29 januari 2016, waar het beroepenveld klaagde over een gebrek aan ethische bewustzijnsvorming en mul- tidisciplinariteit in de rechtenopleidingen. Afgestudeerden werd een tekort aan zelfreflectie en omgevingsbewustzijn verweten en men was eveneens niet blij met de kennelijk aangeleerde houding om alle problemen juridisch te ‘framen’. De tekortkomingen van de opleidingen zijn dus niet juridisch inhoudelijk, maar vooral ge- richt op het niveau waarop afgestudeerden moeten kunnen func- tioneren.167

1.7 Normatieve opvattingen over de vernieuwingen van het