• No results found

Hoofdstuk 4: Kennisinfrastructuur NME 4.1 Wat is NME?

4.4 Het NME beleid

De eerste rijksnota NME dateert uit 1988. Daarna is in opeenvolgende vierjaren-programma’s een aantal ontwikkelingen extra gestimuleerd, zoals vanaf 1992 NME in het onderwijs, vanaf 1996 buitenschoolse activiteiten en sinds 2000 de verbreding naar duurzaamheid. Bij het verschijnen van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2004-2007 is toegezegd dat op NME apart terug zou worden gekomen. Jaarlijks wordt ongeveer € 45 miljoen besteed in de kern van het NME werkveld. (Onderzoeksjaar 2003) Ongeveer twee- derde daarvan komt uit overheidsmiddelen, vooral van gemeenten. Circa € 15 miljoen komt vanuit private middelen (fondsen, postcode- loterij e.d.).

4.4.1 De NME Nota

De ministerraad heeft in 2008 op voorstel van ministers Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

Milieubeheer (VROM) en minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de nota 'Kiezen, leren, meedoen; naar een effectieve inzet van natuur- en milieu-educatie '

aangenomen met daarin voorstellen om natuur- en milieueducatie (NME) te versterken.

In vier jaar komt daarvoor 20 miljoen euro beschikbaar. Dit geld wordt ingezet om jongeren beter te bereiken, inhoudelijke kaders te scheppen, meer vraagsturing te realiseren, meer aandacht te geven aan beleving, meedoen, invloed uitoefenen en meer bestuurlijke regie te organiseren.

4.4.2 Taakverdeling en samenwerking tussen de overheden

Op dit moment is de afstemming tussen het landelijke NME-beleid en de regionale en lokale agenda’s beperkt. Ook de afstemming en coördinatie tussen overheden en het werkveld is niet structureel geregeld. Als er wél overleg is, wordt vaak teruggegrepen op vertrouwde onderwerpen en methodieken. Dit fenomeen wordt onder andere veroorzaakt door onbekendheid met nieuwe mogelijkheden in zowel inhoud als didactische benadering. Versterking van de visie en bekendheid met NME bij (politieke) opdrachtgevers en/of financiers kan hierin verandering brengen. Om burgers daadwerkelijk te kunnen betrekken bij beleid gericht op zorg voor natuur, milieu (en dierenwelzijn) is het wenselijk dat NME naast ‘funderende educatieve activiteiten’ - aansluit bij de actuele

beleidsagenda en bij het maatschappelijk discours. Hierdoor zal ook de samenwerking tussen (lokale) overheid en het (lokale) NME-werkveld verbeteren.

4.4.3 NME in het rijksbeleid

De centrale doelstelling van het NME rijksbeleid voor 2008-2011 is om iedereen –jong en oud- te betrekken bij en zich verantwoordelijk te doen voelen voor een duurzame eigen leefomgeving. Onderwerpen die hierop aansluiten zijn gezondheid, energiebesparing, natuurbehoud, dieren welzijn etc. Het kabinet heeft vijf speerpunten geformuleerd om haar ambitie met NME te verwezenlijken (NME Nota 2008):

1. Verbinden op inhoud via het vaststellen van een gezamenlijke agenda (canon) voor NME-kennis, inhoudelijk uit te werken naar prioritaire thema’s als natuur, voedsel, water, energie, dierenwelzijn etc. 2. Alle betrokkenen bij NME stimuleren om meer vraaggericht

te werken; financiële ondersteuning voor opdrachtgevende partijen.

bedrijfsleven wordt geïnvesteerd in voor de jeugd aansprekende activiteiten. 4. Al doende leren: ‘beleving’ praktijkervaringen en handelings-

perspectief centraal stellen;

5. Bestuurlijke samenwerking, gericht op gezamenlijke regie en een

meer effectieve aanpak. Er wordt een bestuurlijke regiegroep ingesteld met verschillende departementen (LNV, VROM, OCW en V&W), provincies, gemeenten en waterschappen. Ter ondersteuning van de stuurgroep werkt een programmabureau. Voor de uitvoering stellen LNV en VROM jaarlijks 4 miljoen en 1 miljoen euro beschikbaar.

4.4.4 NME in het provinciaal beleid

NME thema’s zijn vaak subthema’s binnen de provinciale agenda. Volgens Peter de Roode, beleidsmedewerker van de Provincie Zuid-Holland (in een live-interview door Van der Waal in het kader van het project Onderwijsstrategie Groene Thema’s, 23062008), voelen provincies het thema voedselkwaliteit bijvoorbeeld niet als hun thema. Natuur wel, evenals Groen in en om de Stad (GIOS), de relatie stad en platteland en cultuurhistorie. De provincies hebben geen vastgestelde inhoudelijke taakopvatting voor groene educatie en de structuur ervan. Provincies zien het IVN Consulentschap en NME eerder als beperkt beleidsinstrument. Natuur en groen vallen vaak onder een aparte afdeling Groen binnen een provincie. Daar valt vaak ook de subsidie van het IVN Consulentschap onder. De provincies hebben volgens Sollart (2008) vooral invloed op de prijs van het NME aanbod in de provincie. Zij dragen in belangrijke mate structureel bij aan de financiering van de provinciale IVN Consulentschappen, die de provinciale taken ondermeer ten aanzien van NME in het basisonderwijs overnemen. NME-ondersteuning van het basisonderwijs is hierbij een kerntaak. Bij de provincies is continuïteit van de NME-ondersteuning echter niet vanzelfsprekend. Dit heeft ondermeer te maken met wisseling van provinciaal bestuur en veranderend beleid. Gemiddeld dragen de provincies 1/3 tot de helft van het totale inkomen van de Consulentschappen bij. Er is hierbij echter meer en meer sprake van projectfinanciering i.p.v. programmafinanciering.

Binnen het provinciale beleid vormt LvDO een belangrijke schakel met NME thema’s. Een groot deel van het programmabudget van LvDO wordt beheerd door de provincies, die in een Provinciaal Ambitie Statement (PAS) aangeven welke accenten zij binnen hun provincie van belang achten. Het budget wordt gebruikt om projecten op te zetten die erop gericht zijn om bij belangrijke besluiten zoveel moegelijk aspecten van duurzame ontwikkeling mee te laten wegen (IVN 2006).

4.4.5 NME in het gemeentelijk beleid

De wijze van NME-ondersteuning door gemeenten verschilt sterk. Een gemeente kan een NME-centrum financieel ondersteunen en verder weinig zelf met natuur- en milieueducatie of - communicatie doen. Er zijn ook gemeenten die juist vanuit het eigen beleid heel actief zijn.

Vaak zijn dat de gemeenten van grote steden. Sommige gemeenten hebben beleid voor PO, andere ook voor VO en sommige nog voor burgerparticipatieprojecten. Anderen geven slechts ondersteuning aan vrijwilligersorganisaties die het beleid van de gemeente uitvoeren. Belangrijkste oorzaak van het ontstaan van deze verschillen tussen gemeenten is het feit dat NME geen wettelijke kerntaak van gemeenten is, zodat zij zelf kunnen bepalen hoe en in welke mate NME wordt ontwikkeld dan wel ondersteund. Gemeentelijke fusies hebben er soms toe geleid dat de plek van NME binnen de gemeenten niet meer duidelijk is, waardoor er zaken zijn blijven liggen. Soms verschuiven contactambtenaren NME naar een andere afdeling (bijvoorbeeld afd. Voorlichting), waardoor hun takenpakket met bijvoorbeeld afval en milieu wordt uitgebreid en er minder tijd over is voor NME. In sommige gemeenten hebben veranderingen in prioriteiten en/of bezuinigingen geleid tot krimp of sluiting van lokale en regionale NME- centra.

4.5 Financiering van NME