• No results found

STAD RONDE 1 RONDE 2 RONDE 3 AMSTERDAM 5 afgevallen

3.2 Nieuwe vriendschappen tussen de gemeente en het bedrijfsleven

Vanaf het begin van de kandidatuur werd financiële steun van het Nederlands bedrijfsleven als enerzijds broodnodig en anderzijds vanzelfsprekend beschouwd. Met de gedachte dat het bedrijfsleven uiteindelijk veel baat zou hebben bij de komst van de Spelen, poogde de SOSA grote en kleine Nederlandse bedrijven aan zich te binden. Tijdens de sponsoracties bleek echter dat deze steun ver te zoeken was en het geld veel langzamer dan verwacht binnenstroomde. Er was dus een probleem, want waar andere kandidaat-steden vaak tot over drie tot vier keer zoveel geld beschikten

188 Joop Holthausen, ‘Etty: “Wel of geen Spelen, winst is er”’, Het Parool (6 maart 1986) 21. 189 Ibidem.

voor hun promotiecampagne als Amsterdam, had de SOSA überhaupt te weinig geld, met als gevolg dat de SOSA niet de volledige promotiecampagne kon financieren, noch al hun personeel kon blijven betalen. 190 Kortom, er was geld nodig en dat geld kon in deze crisistijd enkel bij het

bedrijfsleven vandaan komen.

3.2.1 De langverwachte sponsoractie

Aangezien het kabinet pas in oktober 1985 definitieve toestemming verleende voor de kandidatuur van Amsterdam kon de sponsoractie pas laat op gang komen en had het slechts een jaar, van oktober 1985 tot oktober 1986, om financiële steun te werven. Verantwoordelijk voor de sponsoracties waren drie personen: voorzitter P. Kranenberg, oud-directeur van Heineken; een administratief medewerker; en een ondersteunend medewerker, M. Eijck, die door Heineken voor de volledige periode was ‘uitgeleend’. Samen moesten zij 14,5 miljoen gulden binnenhalen om daarmee de promotiecampagne te financieren. 191 Dat het project geleid werd door (voormalig)

Heinekenmedewerkers leek niemand te deren. Het ‘uitlenen’ van personeel door bedrijven werd zelfs als vanzelfsprekend gezien. Werknemers uit het bedrijfsleven hadden immers meer verstand van zaken als het op promotie aankwam en het kwam dan ook vaker voor. Zo kreeg de projectgroep voor de tentoonstelling in Lausanne advies van twee werknemers van Philips en Heineken, en nam ook een werknemer van Grabowsky & Poort deel aan de projectgroep.192 In de SOSA werkten

ambtenaren en het bedrijfsleven dus nauw samen.

De bedoeling was dat onder leiding van Kranenberg 10 miljoen gulden uit het bedrijfsleven zou worden opgehaald. Daarvan zou de ‘top 250’ gezamenlijk 4,5 miljoen gulden moeten doneren. 500 middelgrote bedrijven zouden dan allemaal 2500 gulden aan sponsorgeld leveren en het resterende bedrag zou worden aangevuld door de steun van kleine bedrijven, waarvan er 60.000 werden aangeschreven.193 Bedrijven als de AKO, Bruna, de P.T.T., Shell, Esso, Tuschinski, A.C.

Wegrestaurants, Perry Sport, V&D, Ikea, Philips, Heineken, Unilever, AEGON, Douwe Egberts, de Hoogovens, Schiphol, de Efteling, DSM, de RAI, (haven)transportbedrijven en een aantal

190 Joop Holthausen, ‘Miljoenen te kort bij promotie O.S.’, Het Parool (14 november 1985) 5. 191 ‘Amsterdam ’92 vraagt steun bedrijfsleven’, NRC Handelsblad (22 november 1985) 8.

192 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 7, voortgangsreportage project Lausanne,

bijlage 3.

Nederlandse banken kregen allemaal een verzoek.194 Voor de grootste bedrijven van Nederland

werd ook nog een speciaal diner georganiseerd.195 Vervolgens moest de overige 4,5 miljoen komen

uit inkomsten van de sportwereld, de verkoop van olympische artikelen en loterijen, zoals de particuliere donateursactie, waarbij mensen het symbolische bedrag van 19,92 gulden konden doneren en kans maakten op een prijs.196

Hoewel er veel vertrouwen was, liep de campagne na de start niet bepaald storm. Van Thijn zelf zag nog geen gevaar in het gebrek aan steun uit het bedrijfsleven, maar hij gaf in oktober 1985 wel aan zenuwachtig te zijn geworden. Zo zei hij tegen Het Parool:

De andere partijen, de gemeente en de rijksoverheid, hadden ieder al twee miljoen gulden op tafel gelegd voor de promotiecampagne. Ik wel [sic] wel bekennen: we waren wat nerveus. Er ligt nog niets aan hard geld op tafel van het bedrijfsleven, maar de mensen uit de raad van beheer die uit het bedrijfsleven afkomstig zijn, zeggen: maak je maar niet ongerust. Dat geld komt er wel. Persoonlijk denk ik nu dat het best voor elkaar komt. Sponsering van de Olympische Spelen is geen filantropie, maar een buitengewoon interessant project.197

In diezelfde krant verscheen op dezelfde dag echter ook een artikel dat het tegendeel stelde: meerdere grote Nederlandse bedrijven, zoals de Amrobank en de verzekeringsmaatschappijen Nationale-Nederlanden en AEGON, gaven aan er nog niet echt over te hebben nagedacht. Ook KLM, Philips en Heineken, de drie grote bedrijven die al eerder via hun eigen materiaal en mensen hadden bijgedragen aan de promotiecampagne, konden geen uitspraken doen over eventuele financiële steun.198 Het zou dus nog spannend worden.

194 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 73, sponsoruitnodigingen van de SOSA aan

onder andere deze bedrijven; SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 74.

195 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 9, brief aan F.A. Maljers, Unilever van de

SOSA, 29 oktober 1985. Uitgenodigd waren onder andere Ahold, Aegon, Heineken, KLM, Hoogovens, Douwe Egberts, Philips, Shell, Unilever, Fokker en een aantal banken.

196 ‘Donateurs-actie Spelen ’92 brengt ruim vier ton op’, Het Parool (12 september 1986) 19; SAA, Archief van de Stichting

Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 8, verslag fondsenwerving door P. Kranenberg, 2 januari 1987.

197 Joop Holthausen, ‘De burgemeester zit in het goede wiel’, Het Parool (19 oktober 1985) 13.

198 Ruud Peys, ‘Bedrijven zien nog niets in Spelen. “Laat Amsterdam eerst maar eens zien dat ze evenement in ’92 krijgt”’, Het

Toch waren de eerste reacties in december 1985 positief.199 Op kerstavond 1985 werd

bekend dat de SOSA al 2 miljoen gulden had opgehaald. 200 En op 14 januari was het bedrag

opgelopen tot 3 miljoen gulden.201 Kranenberg streefde ernaar om op 1 maart de gewenste 10

miljoen gulden binnen te hebben.202 Of dat ging lukken bleef echter de vraag. De sponsering kwam

nog altijd niet snel genoeg op gang en met name grote steun liet op zich wachten.203 Eind maart

werd duidelijk dat er slechts 7,5 miljoen euro was binnengehaald. Daarbij was er overigens één bedrijf dat zich in de loop van de sponsoractie opvallend fanatiek ging inzetten voor de SOSA: Philips. Dit bedrijf dacht als leverancier van verlichting en andere apparatuur dat het veel geld aan de Spelen kon verdienen.204 W. Dekker, directeur van Philips, wilde niet alleen samenwerken om

het Olympisch stadion van de grond te krijgen, maar hielp Kranenberg ook door de zogeheten Schiphollunch te organiseren. Voor deze lunch was een aantal grote bedrijven uitgenodigd met als doel deze zo ver te krijgen ook te investeren in de Spelen.205 Uiteindelijk werd er met de lunch één

miljoen gulden opgehaald, een bedrag dat voor de SOSA overigens te weinig was.206

Veel later dan gepland, had de SOSA eind mei 9,5 miljoen gulden aan sponsorgeld binnengehaald.207 De steun uit het bedrijfsleven viel voor sommigen uiteindelijk tegen. Het duurde

lang en beleggingsmaatschappijen en pensioenfondsen wilden nauwelijks investeren, evenmin als een aantal betrokken gemeenten.208 Wat dat betreft was Amsterdam wellicht nog te vroeg. De

gevolgen van de economische crises uit de jaren zeventig en vroege jaren tachtig en de financiële onzekerheid waarmee bedrijven, maar dus ook overheden, mee kampten, maakten de financiering van een megaproject als de Spelen lastig en slecht verkoopbaar. Niet alleen Den Haag had dus zo zijn reserveringen, maar ook het bedrijfsleven.

199 ‘Bedrijfsleven steunt Spelen Amsterdam’, NRC Handelsblad (13 december 1985) 8. 200 ‘Twee miljoen voor Amsterdam ’92’, NRC Handelsblad (24 december 1985) 11. 201 ‘Drie miljoen voor Spelen in Amsterdam 1992’, NRC Handelsblad (14 januari 1986) 6. 202 ‘Twee miljoen voor Amsterdam ’92’, NRC Handelsblad (24 december 1985) 11.

203 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 66, notitie Contingency planning St. OSA van

Leo Deuzeman en Bert Brunninkhuis, 13 maart 1986.

204 Eefke Smit, ‘Philips, Akzo steunen Spelen in Parijs’, NRC Handelsblad (27 maart 1986) 11.

205 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 6, notitie fondsenwerving door P. Kranenberg,

28 juli 1986; SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 303, memo Schiphollunch aan W. Dekker van P. Kranenberg 27 mei 1986.

206 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 303, notitie Schiphollunch, datum onbekend. 207 ‘Amsterdam nadert de tien miljoen’, Het Parool (29 mei 1986) 21.

208 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 6, notitie fondsenwerving door P. Kranenberg,

3.2.2 De financiële situatie van de SOSA

Een van de gevolgen van de slechtlopende sponsoractie was dat niet alleen de promotiecampagne in de problemen kwam, maar ook de SOSA zelf. Daar kwam nog bij dat de SOSA haar begroting moest aanpassen omdat de rijksoverheid onder andere de beveiligingskosten niet ging betalen.209

Bovendien deden er dit keer zes steden mee aan de kandidatuurstrijd, met als gevolg dat alles uit de kast werd getrokken en de kosten voor alle kandidaatsteden steeds verder opliepen.210 In

augustus was duidelijk dat de SOSA over 10.1 miljoen gulden aan inkomsten beschikte, maar tot 17 oktober zeker 13 miljoen gulden aan uitgaven had. De Raad van Beheer had dus zo zijn zorgen.211

Uit het eindverslag blijkt vervolgens dat niet alleen dat de kosten nog hoger lagen, maar ook dat het bedrijfsleven eigenlijk wel voor een groot deel van de inkomsten heeft gezorgd.

WIE GULDEN PROCENT

RIJKSOVERHEID 4.752.000 27 GEMEENTE AMSTERDAM 2.877.000 16 COMITÉ FONDSENWERVING 8.350.000 48 DONATEURSACTIE/LOTERIJ 663.000 4 MERCHANDISING/SOSA- WINKEL 916.000 5 OVERIGE 28.000 - TOTAAL 17.586.000 100

Figuur 4: Overzicht van de verschillende financiële bronnen, overgenomen uit eindverslag 1984-1987 Stichting Olympische Spelen Amsterdam 212

209 Joop Holthausen, ‘Spelen miljoenen duurder. Optimisme tv-rechten risicovolle basis voor begroting van Amsterdam’, Het Parool

(18 april 1986); ‘Amsterdam heeft meer geld nodig voor Spelen in ’92’, Het Parool (18 april 1986) 1.

210 ‘Amsterdam heeft meer geld nodig voor Spelen in ’92, Het Parool (18 april 1986) 1.

211 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 6, verslag eenentwintigste vergadering RvB,

16 juni 1986; SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 90, verslag van het overleg tussen de St. OSA 1992 en WVC, 5 augustus 1986.

212 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 8, Eindverslag 1984-1987 Stichting

Ook heeft de SOSA ‘sponsering in natura’ ontvangen: materiaal, personeel, en werkzaamheden die niet, of met veel korting, in rekening zijn gebracht en dus niet in de begroting zitten. De SOSA schatte in dat dit ging om een bedrag van 15 tot 16 miljoen gulden, waarvan circa 10 miljoen gulden door het bedrijfsleven is betaald.213 Daarmee valt er een kanttekening te plaatsen bij het beeld dat

het bedrijfsleven nauwelijks steun wilde verlenen. De ‘sponsering in natura’ en de 48 procent die uit de fondsenwerving kwam, waarvan vrijwel het gehele bedrag afkomstig was uit het bedrijfsleven, tonen aan dat het bedrijfsleven wel degelijk een enorme bijdrage heeft geleverd.214

Het was alleen simpelweg te weinig en het kwam te laat op gang om de andere kandidaten bij te benen en tot een sluitende begroting te komen.

Financieel heeft de SOSA het nooit helemaal kunnen redden. Op 11 oktober, een week voor de stemming, bleek er nog altijd sprake te zijn van een financieel tekort. De overheid had daarvoor al één miljoen gulden extra overgemaakt, maar tijdens de presentatie in Lausanne was er alsnog een gat van een half miljoen gulden over.215 Uiteindelijk hebben de gemeente, het ministerie van

Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en het ministerie van Economische Zaken elk een laatste voorschot gegeven en was afwikkeling mogelijk. Er bleef een klein tekort van 28.000 gulden over, maar de Raad van Beheer verwachtte dat dit ook dit goed zou komen.216

Dan rest de vraag wat deze enorme bedragen op de langere termijn hebben opgeleverd. Of het heeft bijgedragen aan de toenemende welvaart in Amsterdam is lastig te bepalen, wel is duidelijk dat de politiek en het bedrijfsleven elkaar in het midden van de jaren tachtig weer hebben weten te vinden.217 Twee weken na het debacle in Lausanne antwoorde Van Thijn bijvoorbeeld op

de vraag wat er verbeterd was in Amsterdam sinds de kandidatuur: ‘de lijnen naar Den Haag zijn korter geworden en vooral ook de lijnen naar het bedrijfsleven’.218 Op de laatste vergadering van

de Raad van Beheer formuleerde hij het mooier door te stellen: ‘het was ook een unieke joint- venture van overheid en bedrijfsleven, waarbij vele vriendschappen zijn ontstaan c.q.

213 Ibidem, 35.

214 Ibidem, 33 en 35. Het bedrag fondsenwerving bestond voor 7.719.000 gulden uit het bedrijfsleven, 218.000 gulden kwam van

gemeentes en 413.000 gulden kwam van sportorganisaties.

215 Joop Holthausen, ‘Geldnoot bij presentatie in Lausanne’, Het Parool (11 oktober 1986) 1; SAA, Archief van de Stichting

Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 90, brief van staatssecretaris WVC F. Venema aan Max Geldens, SOSA, betreft extra financiering, 9 juli 1986.

216 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 8, verslag van de vijfentwintigste (en laatste)

vergadering RvB, 16 februari 1987.

217 Zoals beschreven in hoofdstuk 1, pagina 22 en 23, was de relatie tussen de gemeente Amsterdam en het bedrijfsleven aan het

begin van de jaren tachtig slecht. Midden jaren tachtig werd deze relatie verbeterd.

geïntensiveerd.’219 Geldens reageerde daarna vanaf de andere kant door aan te geven dat hij ‘in de

startblokken’ stond om ‘Van Thijn weer te helpen bij een volgend projekt’.220 Het ontstaan van

deze nieuwe vriendschappen past in een breder beeld over de omslag in de gemeentepolitiek in de jaren tachtig. Duco Hellema en Margriet van Lith laten bijvoorbeeld zien dat juist in gemeentes waar PvdA-politici op lokaal niveau aan de macht zijn, meer marktgeoriënteerde ideeën opkomen. Daarbij werd voor ‘ambitieuze stadsvernieuwingsprojecten’ bovendien naar een samenwerking met het bedrijfsleven gezocht.221 Uit dit onderzoek blijkt dat dit zeker ook voor Amsterdam gold.

Daarbij staat de Olympische kandidatuur aan een nieuw begin van stedelijk bestuur waarbij het bedrijfsleven niet langer werd geschuwd, maar juist omarmd. Het bedrijfsleven moest meer ruimte krijgen en betrokken worden bij de ontwikkeling van de stad en Van Thijn was als burgemeester van Amsterdam het middelpunt in deze nieuwe vriendengroep.222

Gedurende de kandidatuur is deze samenwerking vervolgens altijd als een noodzakelijkheid gepresenteerd. Zonder de grote bedrijven was het volgens de gemeente Amsterdam en de SOSA immers niet mogelijk de Spelen binnen te halen, en dat laatste was volgens dezelfde retoriek nu eenmaal nodig om de Amsterdamse economie te stimuleren.223 Deze gedachtegang was niet uniek

en kan in een bredere context geplaatst worden van overheden die marktgerichte oplossingen als enige mogelijkheid presenteerden. Colin Hay noemt dit de ‘normalisering’ van beleid, waardoor economisch beleid wordt gedepolitiseerd en ontdemocratiseerd.224 Hoewel Hay met name spreekt

over Groot-Brittannië, valt deze omwenteling ook bij de Olympische kandidatuur waar te nemen. Er was geen sprake van politieke discussie en aan burgers werd niet gevraagd of het een ‘goed idee’ was. Dat laatste hoeft ook niet in een representatieve democratie, maar doordat de nationale en lokale politiek de verantwoordelijkheid bij een semionafhankelijke stichting hadden gelegd, werd

219 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 8, verslag van de vijfentwintigste (en laatste)

vergadering RvB, 16 februari 1987.

220 Ibidem.

221 Duco Hellema en Margriet van Lith, Dat hadden we nooit moeten doen. De PvdA en de neoliberale revolutie van de jaren

negentig (Amsterdam 2020) 44-47.

222 Merijn Oudenampsen, ‘Amsterdam Noord: van sociale naar ruimtelijke maakbaarheid’, Justitiële verkenningen 5 (2010) 27-40,

aldaar 34; Dirk Wolthekker, Een keten van macht. Amsterdam en zijn burgemeesters vanaf 1950 (Amsterdam 2006) 246.

Wolthekker beschrijft hoe Ed van Thijn zich inzette voor de economische ontwikkeling van Amsterdam en bijvoorbeeld een netwerk opbouwde met belangrijke lieden uit het bedrijfsleven die elkaar zo nu en dan ontmoetten in de burgemeesterswoning.

223SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr.77, ‘Rapport Olympische Spelen Amsterdam

1992’, 5 maart 1984, 25; Erik Oudshoorn, ‘ “Zachte lobby” om Olympische Spelen naar Nederland te halen. Anneke le Coultre ziet perspectief, Van der Reijden gereserveerd’, NRC Handelsblad (15 februari 1984) 9.

de besluitvorming buiten een democratisch raamwerk en de daaraan verbonden verantwoordelijkheid geplaatst.