• No results found

NAAM FUNCTIE BINNEN RVB WERK NAAST DE SOSA A A M VAN AGT Bewaking en beveiliging/juridische

R. J WALRAVEN Amsterdamse aangelegenheden en Amsterdamse promotie

2.4 Kritiek uit verschillende hoeken

In de loop van 1985 zwol de kritiek op de Spelen aan. Daarbij kwam de afkeuring niet alleen uit de activistische hoek, maar waren er meer groepen die elk hun eigen twijfels hadden. De meeste kritiek had te maken met het gebrek aan overleg en inspraak. Zo hekelde niet alleen het Komitee Olympische Spelen Nee de besluitvorming, maar voelden ook de sportbonden en tuinders uit Sloten zich weinig gehoord door de SOSA. Het actiecomité keerde zich vervolgens tegen de gehele Spelen, de amateurclubs en tuinders wilden vooral duidelijkheid.

2.4.1 Beperkte inspraak

Het Komitee Olympische Spelen Nee richtte zich in 1985 sterk op het tekort aan inspraak en het gebrek aan democratische controle. Daarbij had het specifieke kritiek op de Raad van Beheer van de SOSA. Dat er mensen uit het bedrijfsleven zitting namen in de Raad werd al als problematisch beschouwd, maar dat ook de staatssecretaris, burgemeester en wethouder in de Raad zaten werd nog veel kwalijker gevonden. Volgens het comité hadden zij hierdoor ‘hun onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid als bestuurders ondergeschikt gemaakt aan de doelstelling van de Stichting’.159 Op een hoorzitting in december 1984 over de locatiekeuze van het Olympisch Stadion

was de kritiek dan ook fel. Tijdens deze avond, waar 200 bezoekers op af waren gekomen, sprak een aantal ambtenaren van de gemeente en wethouder Michael van der Vlis over de plannen voor het Olympisch stadion. Vrijwel meteen werd de eerste ambtenaar onderbroken door een onbekende spreker, die zei de toelichting gemist te hebben over:

de invloed die de burgers van Amsterdam hebben op het al dan niet organiseren van de O.S.? Nu ligt ter discussie voor de plaats van het stadion, terwijl z.i. eerst de vraag gesteld had moeten worden of de burgers de Olympische Spelen wel in Amsterdam willen hebben? […] veel burgers zullen zeggen: ‘laat die last aan ons voorbijgaan.160

Ook Saar Boerlage, voorzitter van het Komitee Olympische Spelen Nee, sloot zich bij deze kritiek aan: ‘tegenwoordig is het gebruikelijk dat voor het kappen van een boom al inspraak wordt gegeven.

159 IISG, Archief Komitee Olympische Spelen Nee (Amsterdam) (ARCH01910), inv.nr. 1.2, persbericht Komitee Olympische Spelen

Nee, 14 maart 1985.

160 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 1, verslag van de hoorzitting plaatskeuze

Maar voor zeer belangrijke zaken zoals de O.S. die iedere Amsterdammer raakt, wordt geen of slechts beperkte inspraak gegeven’.161 Wethouder Van der Vlis, die de zaak moest verantwoorden,

gaf daarbij aan dat er inderdaad een gebrek aan inspraak was geweest, hierbij vooral doelend op het stadion. Maar, zo stelde hij:

dat valt te verklaren uit de tijdsdruk waaronder wij moesten werken. Er moesten, in verband met de presentatie in Los Angeles nu eenmaal beslissingen worden genomen. Het gemeentebestuur is die verantwoordelijkheid niet uit de weg gegaan.162

Tijdsdruk fungeerde dus als een excuus, iets wat ook door Fred Feddes wordt beargumenteerd. Zo stelt hij in 1000 jaar Amsterdam dat het organiseren van de Olympische Spelen niet alleen een manier was om ‘het positivisme onder de bevolking te stimuleren’, maar dat het ook als doel had om bepaalde plannen sneller te laten verlopen, waarbij de bouw van Nieuw Sloten als voorbeeld wordt genoemd.163

Onderwijl nam de angst voor actiegroepen binnen de Raad van Beheer toe. Walraven gaf daarom tijdens een vergadering op 14 januari 1985 aan dat er iets gedaan moet worden aan de voorlichting binnen Amsterdam. Mocht dit te lang duren, dan zou de stilte gebruikt kunnen worden door tegenstanders van de Spelen. Volgens Walraven zou het Komitee Olympische Spelen Nee grote problemen kunnen veroorzaken en ook Van der Reijden waarschuwde dat de actiegroepen niet onderschat moesten worden. Daarbij stelde C. Spaan, die binnen de Raad van Beheer verantwoordelijk was voor de communicatie, dat er twee groeperingen waren: ‘de ene, met zakelijke argumenten, kun je overtuigen; de andere groep, van mw. Boerlage, overtuig je niet, daar zul je een publieke discussie mee moeten aangaan om naar derden toe je integriteit als organisatie te laten blijken’.164 Wat dit betreft had Spaan gelijk; Saar Boerlage zou niet overtuigd worden.

Het Komitee Olympische Spelen Nee was ondertussen vooral nog actief via het schrijven van brieven en het aantekeningen van bezwaar, maar na de beslissing van het kabinet in oktober 1985 veranderde dit. Het actiecomité kondigde aan dat ‘omdat grote groepen in Amsterdam de Olympische Spelen en de besluitvorming daarom heen niet accepteren, zeer wel denkbaar [is] dat 161 Ibidem.

162 Joop Holthausen, ‘Buurtprotest tegen O.S. in Amsterdam. Omwonenden Stadion vrezen overlast’, Het Parool (12 december

1984) 5.

163 Fred Feddes, 1000 jaar Amsterdam. Ruimtelijke geschiedenis van een wonderbaarlijke stad (Busssum 2017) 325.

deze Spelen in 1992 allesbehalve rustig gaan verlopen’.165 In eerste instantie richtte het actiecomité

zich dus vooral op de besluitvorming en het gebrek aan inspraak, maar na oktober 1985 ging het over tot een algehele anti-Spelen retoriek en in het volgende hoofdstuk zal blijken dat ook de acties steeds agressiever werden.

2.4.2 Tuinders en sportverenigingen

Inmiddels kwam de kritiek ook uit andere hoek. Met name het gebrek aan overleg en duidelijkheid zorgde voor ergernis bij de sportverenigingen en tuinders. Daarom keken beide groepen naar de gemeente voor hulp. De voorzitter van de Amsterdamse sportraad wees er bijvoorbeeld op dat er nauwelijks overleg was geweest tussen de sportraad en de SOSA, terwijl de SOSA wel wilde dat een aantal complexen van verenigingen konden worden ingezet voor de Spelen. Bovendien moest een aantal verenigingen wijken voor olympische sportlocaties. Een voetbalvereniging in Buitenveldert zou bijvoorbeeld plaats moeten maken voor een Olympisch tenniscomplex, tot grote ergernis van de voorzitter van de Amsterdamse voetbalbond die hierop reageerde met de woorden: ‘hoe zou het gemeentebestuur het vinden als de SOSA op het idee komt straks een aantal binnensporten in de nieuwe Stopera te projecteren, omdat die zo lekker centraal ligt?’.166 De

sportbond vroeg de gemeente om hulp en keerde zich dus vooral tegen de SOSA. Overigens kwam de kritiek van de sportbonden voor de Raad van Beheer niet uit de lucht vallen. In een vergadering in maart 1985 werd al gevreesd dat meerdere sportbonden ontevreden zouden zijn over het geringe contact. Reitsma, voorzitter van de commissie ’85, gaf bijvoorbeeld aan dat er nog geen contact was geweest met de voetbalbond. Reden hiervoor was dat het volgens hem simpelweg geen prioriteit had. Een opmerkelijke redenering, gezien de SOSA ook de steun van de amateursport nodig had, wilde het gebruik maken van de sportcomplexen en vrijwilligers. Pas nadat de KNVB zijn onvrede uitte over het gebrek aan contact, besloot de Raad van Beheer een lijstje te maken met sportorganisaties waarmee gepraat moest worden.167 Voor de sportbonden en verenigingen voelde

dit waarschijnlijk als mosterd na de maaltijd.

165 IISG, Archief Komitee Olympische Spelen Nee (Amsterdam) (ARCH01910), inv.nr. 1.2, mededeling Komitee Olympische Spelen

Nee, 15 oktober 1985.

166 Joop Holthausen, ‘Kritiek op organisatie van Spelen. Sportverenigingen vrezen verlies van accommodaties’, Het Parool (30

augustus 1985) 5.

167 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 2, verslag zevende vergadering RvB 11 maart

Daarnaast maakten ook de tuinders van Sloten zich zorgen. De Amsterdamse afdelingen van de Land- en Tuinbouwbond, Christelijke Boeren- en Tuindersbond en Hollandse Maatschappij voor Tuinbouw schreven daarom al op 11 december 1984 een brief aan de gemeenteraad met de mededeling dat zij erg ongerust waren over de onduidelijkheid rondom de Spelen. De Tuinders waren hoogstwaarschijnlijk al wel op de hoogte van de plannen voor een woonwijk, maar ‘het uitblijven van het ja of nee wat betreft woningbouw in het tuinbouwgebied Sloten’, zorgde voor ongerustheid.168 Daardoor durfden veel tuinders volgens de brief niet meer te investeren, uit angst

dat de gemeente na onteigening dit bedrag niet zou terugbetalen.169 De tuinders, sportbonden en

het actiecomité hadden in elk geval een gemene deler: er was meer duidelijkheid, overleg en inspraak nodig. Toch hebben deze groepen er niet voor gekozen samen op te trekken in hun protest. Waarschijnlijk waren de situaties hiervoor te verschillend.

Uiteindelijk is het lastig vast te stellen in hoeverre de kritiek op de Spelen breed gedragen werd. Kijkend naar de bronnen van het Komitee Olympische Spelen Nee lijkt het alsof het hele land fel tegen was, maar in de berichtgeving tot oktober 1985 was er vrij weinig aandacht voor het protest. Ook uit de drie afgenomen enquêtes komt een ander beeld naar voren: een groeiend aantal inwoners van Nederland was juist positief. Waar het aantal positieve reacties in 1983 nog op 63 procent lag, was dit in juni 1985 71 procent. Bovendien, wanneer werd toegevoegd dat de Spelen geen overheidsgeld zouden kosten, was in juni 1985 76 procent van de ondervraagden vóór de Spelen.170 Dat de SOSA weinig democratisch was, leek dus verder voor bijna niemand een

probleem. Ook de tuinders en sportbonden zouden uiteindelijk schikken. Alleen de tegenstand van het Komitee Olympische Spelen Nee zou verharden. Niet langer was het gebrek aan inspraak of het Olympisch stadion een probleem, maar de spelen zelf: het moest kosten wat kost verhinderd worden dat de Olympische Spelen naar Amsterdam zouden gaan.

Conclusie

Na de oprichting van de SOSA in oktober 1984 verloren het kabinet en de gemeente Amsterdam aan invloed. Het was plots een kleine groep mannen van de SOSA, en specifiek de Raad van Beheer,

168 SAA, Archief van de Dienst Ruimtelijke Ordening (30648), inv.nr. 691, brief van De Amsterdamse afdelingen van de Land-en

Tuinbouwbond, Christelijke Boeren- en Tuindersbond en Hollandse Mij. voor Tuinbouw aan de gemeenteraad Amsterdam, 11 december 1984.

169 Ibidem.

170 SAA, Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (1006), inv.nr. 95, rapport ‘Amsterdam 1992. Olympische

die de boel zoveel mogelijk controleerde en zelf de beslissingen nam. Hoewel het kabinet en de gemeenteraad een belangrijk machtsmiddel in handen hadden met hun veto, vond het gehele organisatieproces plaats binnen de SOSA. Dat in de Raad van Beheer vervolgens ook een staatssecretaris, wethouder en burgemeester deelnamen die verschillende belangen moesten vertegenwoordigen én politieke macht hadden, werd alleen door het Komitee Olympische Spelen Nee als problematisch beschouwd. De overheid hield zich ondertussen op afstand en werd ook op afstand gehouden. Alleen op het gebied van ruimtelijke ordening wist de gemeente zelf de touwtjes in handen te houden. Op andere gebieden, zoals geheime afspraken met het bedrijfsleven of de financiën, kon de SOSA haar eigen gang gaan. Wel kreeg de SOSA enige kritiek op hun beperkte contact met de buitenwereld. Deze kwam niet alleen vanuit het Komitee Olympische Spelen Nee, maar ook de tuinders en sportbonden voelden zich weinig gehoord.

In oktober 1985 gingen de gemeenteraad en het kabinet akkoord met de kandidaatstelling van Amsterdam voor de Olympische Spelen van 1992. In het volgende hoofdstuk zal blijken in hoeverre Amsterdam zich staande kon houden in de kandidatuurstrijd, waarbij het zich niet alleen moest meten met andere kandidaatssteden, maar ook moest waken voor het beduchte actiewezen uit Amsterdam. Daarnaast wordt ook duidelijk hoe de SOSA haar macht behield en de banden tussen politiek en bedrijfsleven verder werden versterkt.