• No results found

Het voorwoord is geschreven door Marjo van Soest, die betrokken was bij het bewerken van het manuscript en nauw contact had met Papatya Nalbantôglu, de auteur. Het begint als een soort essay, waarin de pro291 -

blematiek van de Turkse vrouwen in Nederland al wordt aangestipt. Vervolgens wordt Papatya Nalbantôglu

Figuur 3.4.1 Hoofdstukken Aysel en anderen Hoofdstuk

volgorde Pagina’s Hoofdstuktitel Functie Auteur

1 7 - 14 Dit nieuwe, bittere

vaderland Voorwoord Marjo van Soest

2 17 - 27 n.v.t. Illustraties Nisan Yönder en Wouter van der Vegt

3 29 - 39 Aysel Inhoud Papatya Nalbantôglu 4 40 - 49 Kezban Inhoud Papatya Nalbantôglu 5 50 - 56 Zela Inhoud Papatya Nalbantôglu 6 57 - 63 Mihriban Inhoud Papatya Nalbantôglu 7 64 - 70 Elif Inhoud Papatya Nalbantôglu 8 71 - 78 Fadim Ana Inhoud Papatya Nalbantôglu 9 79 - 86 Seniye Inhoud Papatya Nalbantôglu 10 87 - 98 Zeynep Inhoud Papatya Nalbantôglu 11 99 - 105 Güllizar Inhoud Papatya Nalbantôglu 12 106 - 108 Bilal Inhoud Papatya Nalbantôglu

Soest, M. van (1981), p. 8

aan de lezer geïntroduceerd aan de hand van haar levensverhaal. Dit is in een interviewstijl gedaan, waarin gebruik gemaakt wordt van quotes. In dit interview komt ook naar voren waarom Nalbantoğlu het boek heeft geschreven en welke boodschap ze aan de lezer wil overdragen: 'Papatya Nalbantôglu heeft door haar werk als onderwijzeres regelmatig contact met Nederlandse hulpverleners. Ze schrok vaak van de arrogantie en zelfgenoegzaamheid. Bij allerlei instanties was ze die betweterige houding tegengekomen, een houding die getuigt van gebrek aan respect voor andere culturen en superioriteitsgevoelens ten opzichte van de eigen westerse normen. Daarom wil ze meer bekendheid geven aan de verhalen van Aysel, Güllizar en anderen. Om meer begrip te kweken, om Nederlanders de ogen te openen en om hulpverleners uit hun zelfgenoeg- zaamheid wakker te schudden.' 292

Vervolgens begint Marjo van Soest het levensverhaal van Papatya Nalbantôglu te vertellen, want: 'Ook Papatya is een Turkse in Nederland.' Nalbantoğlu woont vijftien jaar in Nederland en geeft sinds 293

1973 les aan Turkse kinderen in hun eigen taal en cultuur. Ze is getrouwd met een Nederlandse man en heeft drie zonen. Ze is in Turkije vergeleken met haar landgenoten in Nederland, beschermd opgegroeid. Ze mocht van haar ouders verder doorleren: een interne middelbare meisjesschool in Izmir na de lagere school en een voortgezette opleiding aan dezelfde soort school dichter bij Istanbul: 'De reputatie van de school moest haar verzekeren van optimale kansen op werk en 'het doen van een goede partij'. Die goede partij was niet die 294

Nederlandse jongen, die haar van haar ouders weg zou halen naar een vreemd land, maar na een vakantie in België en een lange penvriendschap ontstond toch de relatie met haar toekomstige man. Nadat de Nederland- se schoonouders naar Turkije kwamen om kennis te maken, vielen echter de meeste bezwaren van Nalban- toğlu’s ouders weg. Ze trouwden in Turkije in 1966 en Nalbantoğlu verhuisde met haar man naar Amster- dam, waar ze een bescheiden etage boven de woning van de schoonouders betrokken.

Ondanks Nalbantoğlu’s progressieve opvoeding, onderging ze een behoorlijke cultuurshock:

We leefden met onze schoonouders onder één dak, maar toch apart. Zoiets bestaat niet in Turkije. Mijn moeder had ook gedacht dat wij één gezin zouden vormen. ’t Was vreemd, ook al kon ik goed met mijn schoonmoeder opschieten. En dan het Nederlandse eten, wat vond ik dat vies. Brrr, die bloederige biefstukken. Bij ons moet het vlees goed doorbakken zijn. De woonsituatie was ook heel anders. Als ik in Turkije goed getrouwd was had ik een eigen woning gehad, met eigen personeel. Ik zou niets anders hoeven doen dan op een stoel zitten en wat beschaafd babbelen en mooi zijn. Niet dat ik daar naar verlangde! Maar ik miste heel veel sociaal en cultureel leven. Ik was gewend om uit te gaan, naar theater en concerten. Dat vond mijn man niet leuk. Ik had ook geen zin om in mijn een- tje te gaan, ik verstond de taal toch nog niet goed, dus dan bleef ik maar thuis. Toen mijn moeder die eerste keer bij me op bezoek was heeft ze erg gehuild. 'Heb ik je daarvoor opgevoed, om in een vreemd land tussen vier muren over een gracht uit te kijken.’ 295

Ibid 292 Soest, M. van (1981), p. 9 293 Ibid 294 Soest, M. van (1981), p. 11 295

Nalbantoğlu kon echter al snel een baantje krijgen op het Turkse consulaat in Den Haag. De manier waarop de ambtenaren daar omgingen met de Turkse bezoekes ervoer ze als verschrikkelijk denigrerend en respectloos. De bezoekers werd van alles opgelegd, en omdat opkijken naar gezag belangrijk is in Turkije, werd aan alles gehoorzaamd. Nalbantoğlu kon daar niet tegen, en bood een stoel aan, maakte een praatje. Haar collega’s verklaarden haar voor gek: ' […] je moet laten zien dat jij de baas bent, want anders …' 296

Toen ze de kans kreeg om te werken in een klein kantoor van een Turkse vliegmaatschappij, greep ze die met beide handen aan. De sfeer was daar een stuk prettiger. Ook daar had ze uitsluitend te maken met Turkse ar- beiders en hun gezinnen. Ze is daar weggegaan toen ze zwanger was van haar oudste zoon. Dat was voor haar vanzelfsprekend, maar 'van betaald zwangerschapsverlof wist ik niets. Al kon ik dan redelijk Neder- lands spreken, ik was niet op de hoogte van de wetten in Nederland.' Ze zat een jaar thuis, wat haar erg tegen viel. Het gezin was inmiddels verhuisd naar een huis in de polder. Ze heeft naar eigen zeggen haar best ge- daan om contact te krijgen met Nederlandse vrouwen in haar omgeving en zegt dat dat gelukt is: 'Zolang je niet opvalt als buitenlandse en je aan de oppervlakte houdt in je uitspraken over de zaken in Nederland, word je geaccepteerd.' 297

Na een jaar thuis zitten wordt Nalbantoğlu gevraagd om les te geven aan Turkse kinderen in hun ei- gen taal en cultuur. Ze begint les te geven op zaterdagen in Amsterdam. Het is dan 1973. Na anderhalf jaar begon de gemeente Amsterdam met een experiment om eigen taal- en cultuur onderwijs binnen schooltijden op basisscholen te geven. Hierdoor begon ze twee dagen in de week te werken. In deze positie werd ze 298

geconfronteerd met moeilijke verhalen van de Turkse mensen die ze daar tegen kwam, en deze kon ze maar moeilijk van zich afzetten. Daarom heeft ze besloten om de verhalen op te schrijven om 'Nederlanders te la- ten zien in wat voor omstandigheden mensen van ver weg die hier het ondankbare werk doen moeten leven. En hoe groot de overgang voor hen is als ze hier komen. Daar wordt veel te weinig rekening mee gehouden.' 299

Papatya Nalbantoğlu merkt op dat Nederlanders ervan uitgaan dat het westerse cultuurpatroon beter is dan anderen, maar dat er andersom net zo goed vooroordelen zijn. Voor wederzijds begrip is volgens 300

haar ruimte nodig. Ruimte die de laatste tien jaar is gevuld met vooroordelen. Veel Turkse gezinnen voelen volgens Nalbantoğlu dat ze niet welkom zijn, maar zijn ook te lang weggeweest om terug te kunnen naar Turkije: 'Ze kijken naar Turkije alsof ze naar een ansichtkaart kijken. […] Voor een soepele overgang van de ene cultuur naar de andere, moet de wil groeien om in Nederland te blijven. En dat kan alleen als er in de Nederlandse samenleving ruimte is voor het Turkse gezin in Nederland. En die ruimte, ik zei het al, is heel klein.' 301

In het lesgeven, probeert ze zoveel mogelijk te doen om die ruimte te geven aan Turkse kinderen en gezinnen. Ruimte die zij zelf denkt te hebben gekregen vanwege het feit dat ze uit een grote stad komt, een

Ibid 296 Soest, M. van (1981), p. 12 297 Ibid 298 Ibid 299 Soest, M. van (1981), p. 13 300 Ibid 301

goede opleiding heeft en Nederlands spreekt (en daarmee meer informatie heeft over de in Nederland gel- dende normen). Deze ruimte wil ze benutten de problemen van Turkse vrouwen in de Nederlandse samenle- ving aan het licht te brengen. Als je nuttig werk wilt doen voor vrouwen, zo stelt Nalbantoğlu, gaat dat meestal via mannen. Daarom vindt ze emancipatie juist voor deze groep zo belangrijk. Het is daarbij heel belangrijk dat ze niet zomaar losgeweekt worden van hun eigen mensen en cultuur, want daar voelen ze zich toch altijd het meest mee verbonden. 'Daar moet de hulpverlening vooral rekening mee houden’, zo sluit ze haar inleidende betoog tenslotte af. Vervolgens worden de tien foto’s getoond en wordt het eerste verhaal 302

verteld.

Aysel

Het verhaal van Aysel gaat over een Turks tienermeisje dat van huis wegloopt. In Turkije kon zij naar school maar in Nederland wordt ze jarenlang thuisgehouden om voor haar broers en zusjes te zorgen en haar moeder te ontzien. Ze kwam in contact met een Nederlandse buurvrouw, Ria, en begon haar ouders te vragen of ze haar haren kort mocht knippen, haar wenkbrauwen mocht epileren en een broek mocht dragen. Ook wilde ze geen hoofddoek meer dragen. Aan de buurvrouw vertelde ze hoe haar vader haar broers arm brak voor een misdaad waarvan hij wist dat hij die niet had kunnen begaan. Toen ze met een jongen naar de kermis ging en er door haar ouders van beschuldigd werd van haar maagdelijkheid beroofd te zijn, brak Aysel. Haar eerge- voel werd haar afgenomen, terwijl ze al die jaren zo hard voor haar ouders had gewerkt. Ze wilde haar ou- ders straffen voor al het onrecht dat ze haar hadden aangedaan en ging naar haar buurvrouw, Ria. Die raadde haar aan naar de politie te gaan en te vertellen dat ze niet meer naar huis wil gaan. De politiek bracht haar naar een tehuis, waar ze door haar vader werd opgezocht. Uiteindelijk besloot ze terug te komen, op een aan- tal voorwaarden: ze wilde naar school gaan en zakgeld krijgen.

Aysel begon na haar terugkomst echter ook woedeaanvallen te krijgen, waarvoor ze kalmerende middelen voorgeschreven kreeg. Haar vader volgde haar naar school, waar ze zich in zijn ogen bleef misdra- gen. Een jaar later werd ze echter uitgehuwelijkt in Turkije. Aysel’s moeder werd in deze beslissing buiten beschouwing gelaten. Terugkijkend op zijn beslissing, zei Aysel’s vader: 'Nu is Aysel zijn [de echtgenoot van Aysel] verantwoordelijkheid en niet de mijne.' 303

Kezban

Kezban was de moeder van Sonay, een studente van Nalbantoğlu. Nalbantoğlu ging thuis langs omdat Sonay er erg verwaarloosd uit zag. Bij dat bezoek bleek Kezban een moderne en verzorgde Turkse vrouw te zijn: blond haar, geen hoofddoek, een bril en een beetje make-up. Ze was een uitbundige gastvrouw, maar wek304 -

te de indruk nerveus te zijn. Ze vertelde dat het gezin vaak (soms zelfs drie keer per maand) naar Turkije ging. Later bleek dat dit de reden hiervoor de opium-verslaving van haar man was. De reizen naar Turkije met het hele gezin hadden enkel het doel om de smokkelwaar in Nederland te krijgen. Ook bleek haar zoon

Ibid 302 Aysel en anderen. p. 39 303 Aysel en anderen. p. 41 304

zwaar gehandicapt te zijn. Haar man deed echter of deze zoon niet bestond. De jongen mocht niet naar school of een tehuis, waarmee de zorg van het kind op moeders schouders kwam te liggen. Nalbantoğlu wist te regelen dat de jongen in een zorginstelling terecht kon. De man van Kezban was toen werkeloos, waardoor Kezban de kostwinnaarsrol op zich nam in een confectie-atelier. Sadi, Kezban’s man, was ernstig verward en gaf al het sociale-verzekeringsgeld uit aan drugs. Hij werd steeds agressiever en paranoïde. Hij dacht bij- voorbeeld dat de dokter een spion was. Kezban besefte dat ze in Nederland zou moeten blijven wonen, om- dat ze zonder geld zo de best mogelijke investering kon maken: een goede opleiding voor haar dochters. 


Het ging uiteindelijk zo slecht met Sadi dat hij moest worden opgenomen in een inrichting. Kezban moest een verklaring ondertekenen dat hij krankzinnig was, terwijl hij verslavingszorg nodig had. Kezban had zelf het idee dat die hulp zo moeilijk verkrijgbaar was, omdat Sadi Turks was. Ze zei dat haar Neder- landse buren - waarvan de man dezelfde baan had als Sadi - in een vergelijkbare situatie wel goede hulp zou- den krijgen. Een aantal maanden later ging Nalbantoğlu langs en zag dat Kezban zwanger is. Ze was ver- kracht door Sadi tijdens één van zijn aanvallen van agressie. Haar oudste dochter was weggelopen bij de ge- boorte van het kind. Kezban was bang dat als zij het zelfde zou doen, Sadi hen zal vinden en alles kort en klein zal slaan. Uiteindelijk koos ze er toch voor te blijven. Zolang Sadi zijn rustgevende medicatie ge305 -

bruikte, mocht hij bij het gezin blijven wonen: ’Hij mocht geen bedreiging meer zijn voor de kinderen en hun toekomst.' 306

Zela

Nalbantoğlu ontmoette Zela toen ze zeventien of achttien was. Deze kwam toen net uit Turkije. Ze was al drie jaar getrouwd en was door haar zestien jaar oudere man opgehaald uit Turkije. Zela’s verhaal begon in Turkije, toen de man van Zela - Yusuf - op bezoek was uit Nederland. Zela, een gelovige jonge vrouw van het platteland in Turkije, heeft al die jaren in zijn afwezigheid bij haar schoonouders in huis gewoond - zoals dat daar normaal was. Gelijk bij thuiskomst bleken er grote verschillen te zijn tussen de twee. Yusuf had in Nederland seksuele ervaring opgedaan op het gebied van BDSM en was van plan deze ervaring toe te passen op zijn jonge bruid. Zodra ze alleen waren, bond hij haar vast met leren riemen, sloeg haar met een zweep en dwong haar iets te drinken waarvan ze moest overgeven. Zela wist weg te rennen naar haar ouderlijk huis, maar kon zich daar niet uiten vanwege de sociale normen en waarden. Zowel haar ouders als haar schoonou- ders reageerden niet met begrip, maar met geweld, vanwege de schande die het met zich mee bracht dat hun (schoon)dochter de nacht niet door wilde brengen met haar man.

Door de reactie van Zela’s (schoon)ouders, besloot ze terug te gaan naar haar echtgenoot en amen met hem naar Nederland te emigreren. Ook in Nederland probeerde Yusuf haar telkens weer te dwingen aan de sadomasochistische praktijken mee te doen, maar Zela bleef hem bevechten. Hierdoor hadden ze nog geen kinderen. Zela zegt hierover tegen Nalbantoğlu: ‘Het [de seksuele voorkeuren van Yusuf] is de duivel. […] Als er kinderen zóuden komen, dan zouden het duivels zijn. Ik heb dit stuk van het verhaal niet aan mijn ouders of mijn schoonmoeder verteld. Ze weten niet hoe Yusuf precies zijn duivelse praktijken heeft uitge-

Nalbantôglu, P. (1981), p. 48

305

Nalbantôglu, P. (1981), p. 49

voerd.' Zela nam Nalbantoğlu echter wel in vertrouwen. Yusuf vroeg Nalbantoğlu om zijn echtgenote mee 307

te nemen naar een dokter, omdat ze nog altijd niet in verwachting was. Yusuf dacht dat Zela onvruchtbaar is, en legde daarmee de verantwoordelijkheid van hun huwelijksproblemen bij zijn vrouw neer. Het medische onderzoek leek vooral ter geruststelling van de schoonmoeder van Zela te zijn. Zela’s oplossing voor de drif- ten van haar man? Een driekantig amulet met het boze oog, in de binnenkant van haar onderjurk. Toen Nal- bantoğlu dit hoorde, was ze sprakeloos en wist niet meer of ze moest huilen of lachen.

Mihriban

Mihriban was veertien jaar en woonde ongeveer vier jaar in Nederland, toen Nalbantoğlu haar leerde kennen. Ze zat een jaar bij Nalbantoğlu op de Turkse school en ging daarna naar de huishoudschool. Haar vader was al veertien jaar in Nederland en had een gezin met vier kinderen. Hij dacht er niet aan om zich aan te passen aan Nederland en, hoewel hij altijd vriendelijk tegen Nederlanders was, lieten ze hem koud. Hij was een ge- loofsfanaat en beweerde altijd en overal dat mensen met een ander geloof dan de Islam niet deugden. Thuis werden nog strengere regels aangehouden dan het gezin in Turkije gewend was. Mihriban’s vader ervan 308

overtuigd dat het Christendom de basis was voor de Nederlandse cultuur, en liet zijn kinderen op school dan ook niet mee doen moet festiviteiten.


Iedereen in het gezin, waaronder hijzelf, werkte hard om de schulden af te betalen die hij in Turkije had gemaakt. Hij bezat daar onder meer een dorp van 200 huizen. Vanwege deze schulden was hij erg krente- rig. Hij maakte zijn vrouw en kinderen wijs dat ze in het hellevuur zouden komen. Een werkende Islam- vrouw is volgens hem namelijk een zonde - ook al werd zijn vrouw door hem gedwongen om te werken om zijn schulden te betalen. Zijn vrouw en kinderen leefden daardoor in constante angst. De oudste zoon werd echter verafgood - op zijn beurt wist hij zijn zussen en moeder te tiranniseren en belachelijk te maken. Voor de leerkrachten was dit gezin echter een voorbeeld van goed aangepaste ‘buitenlandertjes’: ze waren aan- spreekbaar, rustig en ijverig.


Mihriban kwam in paniek naar haar oude lerares, Nalbantoğlu, toe en vertelde haar dat ze van plan was weg te lopen. Haar broer treiterde haar constant en vertelde alles wat ze deed door aan haar vader. Daar- door moest ze een hoofddoek opdoen van haar vader, waar ze op school voor werd uitgelachen. Toen Nal- bantoğlu op verzoek van Mihriban met Mihriban’s vader ging praten, bleek echter dat hij al een oplossing had bedacht: Mihriban werd uitgehuwelijkt aan haar neef. Trouwen met een Turks meisje in Nederland was namelijk een goede manier voor Turkse jongens om een verblijfs- en werkvergunning te krijgen. Dit was voor Mihriban’s vader een handige manier om zijn broer een handje te helpen. Mihriban, verscheurd van verdriet, begreep niet waarom dit haar werd aangedaan.

Een jaar later kwam Nalbantoğlu haar tegen bij een Turkse slager in Amsterdam-West. Mihriban’s huwelijk heeft haar de vrijheid gegeven die ze altijd zocht. Ze mocht van hem dragen wat ze wilde, haar huis inrichten hoe ze wilde en doen wat ze wilde. Ze zei dat ze niet van haar man hield, maar dat hij haar alle comfort en luxe wilde geven die haar vader haar al die tijd had onthouden: ’Gelukkig is hij geen geloofsfa- naat. Ik mag de pil van hem gebruiken en ’s avonds als schoonmaakster werken. Mijn vader en moeder ko-

Nalbantôglu, P. (1981), p. 54

307

Nalbantôglu, P. (1981), p. 57

men nooit bij ons. Vader vindt dat ik teveel invloed op mijn man heb. Dat zit hem niet lekker. Volgens hem zijn wij zondaars! Het kan mij helemaal niet meer schelen.'309

Elif

De vader van één van Nalbantoğlu’s leerlingen kwam haar om hulp vragen vanwege zijn vrouw, Elif. Ze praatte al vier maanden niet meer. Volgens hem leden de kinderen eronder dat ze door hun moeder werden genegeerd. Eenmaal daar aangekomen bleef Elif maar schoonmaken, waarbij ze Nalbantoğlu zo goed als negeerde. Haar man was ervan overtuigd dat ze hulp nodig had, maar moest een verklaring ondertekenen van