• No results found

4.3.1 Dataverzoek wijzigingen netten

Tot 2008 hebben de netbeheerders jaarlijkse technische informatie omtrent de ontwikkeling van hun netwerk aan de Energiekamer aangeleverd. Deze informatie is niet door een externe partij gevalideerd.

4.3.1.1 Wijziging netten elektriciteit

Onderverdeeld naar spanningsniveau (hoogspanning, tussenspanning, middenspanning en laagspanning) geven de netbeheerders jaarlijks de volgende informatie aan de Energiekamer: – Circuitlengte bovengronds (in km),

– Circuitlengte ondergronds (in km), – Tracélengte (in km),

– Aantal schakel- en verdeelinrichtingen,

– Koppeling met andere netten op gelijk of hoger spanningsniveau (aantal en totaal MVA), – Aantal aansluitingen.

4.3.1.2 Wijziging netten gas

Onderverdeeld naar drukniveau (hoge druk, d.w.z. hoger dan 0,2 bar, en lage druk, d.w.z. gelijk aan of lager dan 0,2 bar) leveren de netbeheerders jaarlijks de volgende informatie aan de Energiekamer:

– Netlengte (in km), – Aantal reduceerstations,

Methoden om de pijp en leiding gerelateerde kosten te bepalen

7 juli 2009 pagina 29 van 94

– Aantal aansluitingen.

4.3.2 Dataverzoek kengetallen netten

Met ingang van 2009 is het dataverzoek wijziging netten (zie §4.3.1) gewijzigd in de dataverzoeken Kengetallen regionale elektriciteitsnetten en Kengetallen regionale gasnetten.18 Deze informatie wordt jaarlijks aan de Energiekamer aangeleverd en wordt niet door een externe partij gevalideerd.

4.3.2.1 Kengetallen netten elektriciteit

a. Netten met een spanningsniveau tussen 1 en 50 kV:

Opgegeven wordt de circuitlengte voor elk afzonderlijk spanningsniveau, inclusief aansluitverbindingen. De lengte van een circuit(deel) wordt hierbij toegerekend aan het spanningsniveau waarvoor het circuit(deel) is ontworpen. De circuitlengte is gedefinieerd als de totale lengte in kilometers van alle driefase connectoren tussen de betreffende spanningrails (dus niet per fase gerekend).

De circuitlengte wordt uitgesplitst in: bovengrondse circuitlengte, ondergrondse circuitlengte (kunststof isolatie), ondergrondse circuitlengte (oliedruk), ondergrondse circuitlengte (GPLK) en ondergrondse circuitlengte (overige isolatie).

b. Netten met een spanningsniveau minder dan 1 kV:

Opgegeven wordt de circuitlengte exclusief aansluitverbindingen. De definitie van circuit(deel) en circuitlengte zijn als hierboven. De circuitlengte dient te worden uitgesplitst in: bovengrondse circuitlengte, ondergrondse circuitlengte (kunststof isolatie), ondergrondse circuitlengte (GPLK) en ondergrondse circuitlengte (overige isolatie). Indien de materiaalsoort niet in de systemen van de netbeheerder geregistreerd is wordt de circuitlengte onder ‘onbekend’ ingevuld. De lengte van circuits die exclusief worden gebruikt voor openbare verlichting wordt niet opgenomen.

c. Aansluitingen

Opgegeven wordt het aantal aansluitingen per spanningsniveau exclusief vervallen dan wel gesloopte aansluitingen, maar inclusief niet actieve aansluitingen. Aansluitingen voor openbare verlichting en aansluitingen op netten die in beheer zijn bij overige regionale netbeheerders of de landelijke netbeheerder worden niet als aansluiting meegeteld.

d. Aansluitingen op andere netten

Opgegeven wordt het aantal aansluitingen op netten die in beheer zijn van de landelijke netbeheerder of van één van de regionale netbeheerders, inclusief de eventuele noodkoppelingen. Alleen aansluitingen op netten met een spanningsniveau van meer dan 1 kV worden opgegeven. Tevens is de totale transportcapaciteit van de aansluitingen per spanningsniveau beschikbaar (waarbij de transportcapaciteit gedefinieerd als de capaciteit zoals deze in het aansluitcontract is vastgelegd).

e. Netverliezen

Met betrekking tot de netverliezen worden verschillende gegevens opgegeven:

– de getransporteerde energie (in GWh/jaar), d.w.z. de gemeten energie die het net ingaat voor het betreffende jaar en voor het jaar twee jaar voor het peiljaar.

18 CODATA handboek NE Regionale Netten Elektriciteit, uitgave juni 2009, NE-KEN-09-06; CODATA handboek NG Regionale Gasnetten, uitgave juni 2009, NG-KGN-09-06.

– De voorlopige netverliezen (in GWh/jaar), d.w.z. het verschil tussen de energie die het net ingaat en de energie die het net via aansluitingen uitgaat in het betreffende jaar, gebaseerd op allocatiegegevens.

– de definitieve netverliezen (GWh/jaar), d.w.z. het verschil tussen de energie die het net ingaat en de energie die het net via aansluitingen uitgaat in het jaar twee jaar voor het peiljaar, gebaseerd op reconciliatiegegevens.

– Een schatting van het aandeel technische netverliezen in de netverliezen (als percentage van de gerapporteerde netverliezen) met een onderbouwing door de netbeheerder. De technische netverliezen worden gedefinieerd als de netverliezen ten gevolge van het transport van elektriciteit en het op spanning houden van het net. De energie die verloren gaat aan technische netverliezen verlaat het net per definitie niet in de vorm van elektriciteit. De schatting wordt opgegeven voor het betreffende jaar en voor het jaar twee jaar voor het peiljaar.

4.3.2.2 Kengetallen gasnetten a. Leidinglengte

Opgegeven wordt de daadwerkelijke lengte van leidingen in regionale gastransportnetwerken op geaggregeerd niveau. Tevens worden de leidinglengtes gedifferentieerd naar materiaalsoort en bedrijfsdruk van het net waarvan de betreffende leidingen deel uitmaken. Voor de bedrijfsdruk van het net worden de volgende categorieën gehanteerd:

– 8 bar < P ≤ 16 bar, – 4 bar < P ≤ 8 bar, – 1 bar < P ≤ 4 bar, – 200 mbar < P ≤ 1 bar, – 30 mbar < P ≤ 200 mbar, en – P ≤ 30 mbar.

Met betrekking tot materiaalsoorten worden de volgende categorieën gehanteerd: PE 1e generatie, PE 2e generatie, PE 3e generatie, PVC 1e generatie (hard PVC), PVC 2e generatie (slagvast PVC), staal, grijs gietijzer, nodulair gietijzer, asbestcement, overig en onbekend. De opgegeven lengtes betreffen de op de peildatum in bedrijf zijnde leidingen, inclusief aansluitleidingen met een bedrijfsdruk van meer dan 200 mbar voor zover deze beheerd worden door de regionale netbeheerder. Tevens zijn de reserveleidingen opgenomen, d.w.z. leidingen die niet in bedrijf zijn, maar wel door de netbeheerder worden beheerd. Leidingen met een status vervallen of gesloopt worden hierbij niet meegenomen.

b. Aantal aansluitingen

Opgegeven wordt het aantal aansluitingen op de gasnetwerken, exclusief vervallen dan wel gesloopte aansluitingen. Als niet bekend is of aansluitingen vervallen dan wel gesloopt zijn, worden de aansluitingen die langer dan 18 maanden op 'inactief/non-actief' staan niet meegeteld.

Het aantal is gedifferentieerd naar bedrijfsdruk van het net waarop de betreffende aansluiting is aangesloten. Hierbij wordt voor de bedrijfsdruk onderscheiden naar de categorieën ‘≤ 200 mbar’ en ‘> 200 mbar’. Onder aansluitingen zijn ook afleverstations begrepen in de categorie ‘>

Methoden om de pijp en leiding gerelateerde kosten te bepalen

7 juli 2009 pagina 31 van 94

200 mbar’.19 Ook wordt het percentage aansluitingen opgegeven dat op 30 mbar in bedrijf is (als percentage van het totale aantal aansluitingen met een bedrijfsdruk tot en met 200 mbar).

c. Lage druk aansluitleidingen

In deze categorie wordt het aantal aansluitleidingen op de lage druk gasnetwerken (≤ 200 mbar) opgegeven, gedifferentieerd naar materiaalsoort. Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd: onbekend, staal varianten, PVC varianten en PE.

4.3.3 Inventarisatie netwerklengte 2006

In 2008 zijn de lengtes en aantallen voor leidinglengte, substations en aansluitingen opgevraagd20 en door Mazars geaudit.21

De gegevens zijn gedetailleerd aangeleverd voor één jaar, te weten het jaar 2006. Voor de afzonderlijke jaren 2000 tot en met 2005 zijn geaggregeerde gegevens aangeleverd. De aangeleverde gegevens komen overeen met de stand op 31 december van het desbetreffende boekjaar.

In het vervolg van deze studie zal de onderstaande categorisering van de assets worden aangeduid als de ‘pijp en leidingcategorieën’. Naar de voorliggende inventarisatie zal verwezen worden als de ‘2006-inventarisatie’.

4.3.3.1 Beschikbare gegevens voor de gasnetwerken

Voor gas is gevraagd om informatie over het aantal aansluitingen, de leidinglengte en het aantal reduceerstations.

a. Aansluitingen

Beschikbaar zijn het aantal aansluitingen voor de gasnetwerken.22 Deze informatie is niet gespecificeerd naar drukniveau. De informatie is primair gebaseerd op de registratie zoals gehanteerd in het aansluitingenregister.

Het aantal aansluitingen is beschikbaar voor het jaar 2006 en verbijzonderd per viercijferige postcode. Voor de jaren 2000 tot en met 2005 is alleen het totale aantal aansluitingen beschikbaar. De inventarisatie is exclusief vervallen en gesloopte aansluitingen. Aansluitingen die langer dan 18 maanden op ‘inactief’ of ‘non-actief’ hebben gestaan, zijn eveneens buiten beschouwing gelaten.

b. Leidinglengte

De gegevens over de daadwerkelijke leidinglengte zijn op geaggregeerd niveau aangeleverd en zonder onderscheid naar postcodegebied beschikbaar. De leidinglengte is gerapporteerd exclusief gesloopte dan wel vervallen leidingen (die mogelijk nog wel in de grond liggen), maar inclusief reserveleidingen.

Opgegeven is de totale lengte van leidingen, exclusief aansluitleidingen, voor het jaar 2006. De gegevens zijn primair gebaseerd op een registratie die de leidinglengte ten minste in hectometers nauwkeurig weergeeft.

19 Onder een ‘afleveringstations’ wordt een gasdrukregel- en meetstation voor levering van gas aan één verbruiker met een capaciteit groter dan 40 m3(n)/uur verstaan.

20 Onderzoek aansluitdichtheid, Invul- en auditinstructie, NE-AAN(i)-08-03 uitgave maart 2008.

21 Mazars Paardekooper Hoffman N.V., Rapportage Datavalidatie Aansluitdichtheid, Rotterdam, 10 december 2008, kenmerk 0001/AdB/14079/AH.

22 Een gasaansluiting is gedefinieerd als één of meer verbindingen tussen een gastransportnet en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met d, van de Wet waardering onroerende zaken.

c. Reduceerstations

Informatie is beschikbaar over het totale aantal reduceerstations zonder nader onderscheid naar het drukniveau van het onderliggende net. Geteld zijn de afzonderlijke reduceerstation-lokaties (huisjes, kasten etc.) behorend tot de groep GOS, OS, DRS, exclusief Hogedruk aansluitsets (HAS), Hogedruk huis aansluitsets (HHAS) of andersoortige mini-reduceerstations die fysiek overeenkomen met een HAS of HHAS.

Voor 2006 is het aantal reduceerstations uitgesplitst naar de viercijferige postcode. Voor 2000 tot en met 2005 is het totaal aantal reduceerstations beschikbaar.

4.3.3.2 Beschikbare gegevens voor de elektriciteitsnetwerken

Voor elektriciteit is gevraagd om informatie over het aantal aansluitingen, de leidinglengte en het aantal substations.

a. Aansluitingen

Beschikbaar zijn het aantal aansluitingen voor de elektriciteitsnetwerken. Deze informatie is gespecificeerd naar spanningsniveau, te weten:

– Aansluitingen laagspanning 0,4 kV

– Aansluitingen MS/LS trafo 2006 de aansluitingen die afzonderlijk met MS/LS-transformatoren zijn verbonden.

– Aansluitingen middenspanning-1 1 kV tot en met 20 kV – Aansluitingen middenspanning-2 >20 kV tot en met 50 kV

– Aansluitingen hoogspanning-1 110 kV, onderscheiden naar HS/niet-CBL en HS/wel-CBL23

– Aansluitingen hoogspanning-2 150 kV, onderscheiden naar HS/niet-CBL en HS/wel-CBL Het aantal aansluitingen voor het jaar 2006 is opgevraagd verbijzonderd per viercijferige postcode. Voor de jaren 2000 tot en met 2005 is alleen het totaal aantal aansluitingen beschikbaar. De informatie is primair gebaseerd op de registratie zoals opgenomen in het aansluitingenregister.

Gerapporteerd zijn de aansluitingen exclusief vervallen en gesloopte aansluitingen. Aansluitingen die langer dan 18 maanden op ‘inactief’ of ‘non-actief’ hebben gestaan, zijn buiten beschouwing gelaten.

b. Leidinglengte

De leidinglengte is beschikbaar in de zin van circuitlengte, waarbij de circuitlengte is gedefinieerd als de totale lengte in kilometers van alle driefase connectoren tussen spanningsrails. Als bijvoorbeeld twee kabels dezelfde route volgen tussen twee spanningsrails, wordt de leidinglengte van beide kabels meegenomen in de berekening van de circuitlengte. Als alleen de tracélengte beschikbaar was, werd deze gelijk gesteld aan de leidinglengte. De circuitleng is verder uitgesplitst in onder- en bovengrondse leidingen.

De gegevens over de daadwerkelijke leidinglengte zijn per spanningsniveau (zoals hierboven onder aansluitingen gedefinieerd) aangeleverd maar zonder onderscheid naar postcodegebied beschikbaar. De leidinglengte is gerapporteerd exclusief gesloopte dan wel vervallen leidingen (die mogelijk nog wel in de grond liggen), maar inclusief reserveleidingen.

23 Onder ‘HS/niet-CBL’ worden de hoogspanningslijnen verstaan die betrekking hebben op die 110 en 150 kV-netten die níet belast zijn met een Cross-Border Lease. Met ‘HS/wel-CBL’ wordt gedoeld op de CBL-belaste 110 en 150 kV-netten.

Methoden om de pijp en leiding gerelateerde kosten te bepalen

7 juli 2009 pagina 33 van 94

Voor laagspanningsniveau is de totale leidinglengte beschikbaar exclusief aansluitleidingen voor het jaar 2006. Voor het midden- en hoogspanningsniveau is de circuitlengte inclusief aansluitleidingen opgegeven. De lengte van leidingen die exclusief worden gebruikt voor openbare verlichting is uitgesloten van inventarisatie.

De gegevens zijn primair gebaseerd op een registratie die de leidinglengte ten minste in hectometers weergeeft.

c. Substations

Tenslotte is informatie beschikbaar over aantallen substations24 die eigendom zijn van een publieke neteigenaar (dus exclusief substations van private partijen), gedifferentieerd naar spanningsniveau en jaar. In geval van substations met meer dan één secundaire circuit-aansluiting (bijv. HS-MS-MS of HS-MS-LS) is het aantal circuit-aansluitingen per gedifferentieerd spanningsniveau geteld.25

Het aantal substations voor de stroomtoevoer op het laagspanningsniveau en middenspanningsniveau 1 (1 kV tot en met 20 kV) is voor het jaar 2006 beschikbaar gedifferentieerd naar het viercijferige postcodegebied. Het aantal substations voor de stroomtoevoer op het middenspanningsniveau 2 (>20 kV tot en met 50 kV) en hoogspanningsniveau 110 en 150 kV is beschikbaar op een geaggregeerd niveau. Tenslotte is het aantal substations voor de stroomtoevoer van alle spanningsniveaus op een geaggregeerd niveau beschikbaar voor de jaren 2000 tot en met 2005.