• No results found

Gebruik van de methoden voor nader onderzoek naar het effect van de

De geselecteerde methode om de pijp en leiding gerelateerde kosten te bepalen vormt een onderdeel van de analyse om het effect van de aansluitdichtheid op de kosten van het netbeheer te bepalen. Wanneer de geselecteerde methode echter in genoemde analyse wordt gebruikt, zijn de aannames die aan de methoden ten grondslag liggen van belang. Deze kunnen namelijk van invloed zijn op de waarde die aan de uitkomsten van genoemde analyse kunnen worden gehecht.

Enkele of alle genoemde methoden gaan uit van tenminste de volgende aannames: 1. Gelijke efficiëntie van de netbeheerders

Een eerste aanname is dat netbeheerders gelijkelijk efficiënt zijn. Dat wil zeggen dat als de verschillende netbeheerders eenzelfde groep afnemers zouden moeten voorzien, zij dit tegen dezelfde kosten (capex en opex) zouden realiseren. Concreet betekent dit ook dat zij alle hetzelfde netontwerp zouden realiseren (althans met vergelijkbare lijnlengtes).

Het is evident dat dit niet noodzakelijk het geval is en ook niet noodzakelijk historisch zo heeft plaatsgevonden. Zowel de lijnlengtes als historische boekwaarden zijn ‘vervuild’ door deze verschillen in efficiëntie. Netbeheerders die bijvoorbeeld meer netwerk hebben uitgelegd dan voor een efficiënte netbeheerder noodzakelijk was, worden hiervoor in methoden #0 tot en met #3 ‘beloond’, aangezien hun pijp en leiding gerelateerde kosten (voor al hun afnemers) hierdoor toenemen. Dit beïnvloedt vervolgens de uikomsten van een analyse van de relatie tussen de aansluitdichtheid en de kosten per aansluiting.

Methode #4 scoort hier beter, omdat de kosten overgenomen worden uit de opgegeven pijp en leiding gerelateerde kosten van buitenlandse netbeheerders. Echter, deze laatste kunnen ook door de mate van efficiëntie van deze netbeheerders zijn beïnvloed. Alleen methode #2 (voor zover wordt gewerkt met lengte afkomstig van een modelnetwerk) en methode #5 overstijgen dit probleem (voor de laatste omdat de kostenfactoren en kostendrivers op basis van voorzieningsgebieden zo objectief mogelijk in kaart worden gebracht).

2. Geen effectief verschil in managementkeuzes

Gerelateerd hieraan is het effect van managementkeuzes. In veel situaties varieert het ‘optimale’ netontwerp met de randvoorwaarden die worden gehanteerd. Gekozen kan worden voor een duurzamer en vraagbestendiger net (bijvoorbeeld met een hogere capaciteit, echter tegen hogere investeringskosten) of juist een minder duurzaam netwerk (met lagere investeringskosten); voor een netwerk dat minder storingsgevoelig is (door meer redundantie) of juist een lichter netwerk waarbij meer wordt ingezet op efficiënte storingsafhandeling. Gemaakte historische keuzes hebben geresulteerd in de huidige netwerklengtes. Ook dit kan van invloed zijn in een onderzoek naar de relatie tussen de aansluitdichtheid en de pijp en leiding gerelateerde kosten. Dit effect speelt wederom vooral bij methoden #0 en #2 (en in afgeleide vorm bij methoden #1 en #3).

3. Pijp en leiding gerelateerde kosten zijn onafhankelijk van omgevingsfactoren

Een volgende aanname is dat de aanlegkosten voor een kilometer pijp of leiding min of meer uniform zijn en niet afhankelijk zijn van omgevingsfactoren. Bij de bepaling van de eenheidskosten is al gewezen op regionale differentiatie in eenheidsprijzen op basis van urbanisatie en het feit dat in sommige regio’s meer activiteiten nodig zijn dan in andere regio’s. Er zijn echter nog andere factoren die de aan pijpen en leidingen gerelateerde kosten kunnen beïnvloeden, zoals een verschillende noodzaak voor vergunningen, werktijdenbeperkingen, het vaker voorkomen van specifieke verkeerssituaties, enzovoort.

Methoden om de pijp en leiding gerelateerde kosten te bepalen

Dit probleem doet zich met name voor bij de methoden waarbij de pijp en leiding gerelateerde kosten worden bepaald op basis van de netwerklengte vermenigvuldigd met eenheidsprijzen, dus methoden #0 en #2. Deze berekening is gebaseerd op de veronder-stelling dat met name de netlengte relevant is voor een kostenberekening. Bij methode #2-Troostwijk zijn overigens een aantal omgevingsvariabelen meegenomen bij de bepaling van de eenheidsprijzen. Verwacht mag worden dat het effect van de omgevingsfactoren ook bij methode #1 is meegenomen (hoewel dit niet precies duidelijk is) en bij methode #3. Bij methode #4 speelt het niet (op voorwaarde dat alle relevante aspecten in de selectie van de referentiegroep worden meegenomen) en bij methode #5 is het in de modellering ingebouwd.

4. Hantering van een kostenonderscheid tussen stedelijke versus landelijke leidingen

Differentiatie naar het effect van de urbanisatie, zoals in methode #2 plaatsvindt, lijkt methodologisch een cirkelredenering te vormen. Immers, in de vervolganalyse moet juist onderzocht worden in hoeverre de pijp en leiding gerelateerde kosten afhangen van de aansluitdichtheid, dus van de aard van het gebied (ondanks dat dit laatste de totale kosten betreft).

Deze kanttekening geldt niet alleen voor de aanlegkosten in stedelijk of landelijk gebied, maar ook voor de verschillende ontwerpkeuzes voor genoemde gebieden. De belangrijkste ontwerpkeuze is waarschijnlijk enkel- of dubbelzijdig leggen, waardoor de gerapporteerde netlengte niet één op één de noodzakelijke netlengte betreft. Als in urbane gebieden vaker dubbelzijdig wordt gelegd vormt dit een systematische vertekening die het vaststellen van de relatie tussen aansluitdichtheid en kosten bemoeilijkt.

De genoemde verschillen worden nader in Tabel 6 weergegeven. De verschillende methoden ‘meten’ daardoor ook meer dan alleen de pijp en leiding gerelateerde kosten. Dit wordt weergegeven in Tabel 7.

Tabel 6. Indicatie van de impliciete aannames zoals die in de verschillende modellen doorwerken. Methode #0 Constante eenheids-kosten Methode #1 Opsplitsing van de boekwaarde Methode #2 Building block aanpak Methode #3 Herwaar-dering van de asset base Methode #4 Referentie groep Methode #5 Model-matige vast-stelling Elektri-citeit Gas Nieuw-prijs Troost-wijk AANNAMES Gelijke efficiëntie van de netbeheerders

Management-keuzes

Omgevings-factoren

☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺

Stedelijk versus landelijk

☺ ☺ ☺

Tabel 7. Overzicht van de verschillende aspecten die impliciet in de gemeten resultaten van de verschillende methoden zitten besloten.

Variant

Aansluit-dichtheid Efficiëntie van de

netbe-heerder

Urbanisatie-effect Leeftijd van de assets managementOntwerp- en

keuzes Methode #0 Constante eenheidskosten O.b.v. inventarisatie netwerklengtes Methode #1 Opsplitsing van de boekwaarde Methode #2 Building block aanpak O.b.v. inventarisatie netwerklengtes O.b.v. netwerklengte uit model zonder differentiatie in eenheidskosten O.b.v. netwerklengte uit model met differentiatie in eenheidskosten Methode #3 Herwaardering van de assets O.b.v. inventarisatie netwerklengtes Methode #4 Referentiegroep

? ? ? ?

Methode #5 Modelmatige vaststelling

Overigens lijkt het feit dat de pijp en leiding gerelateerde kosten meer omvatten dan alleen het effect van aansluitdichtheid methodologisch wel een punt te zijn, maar praktisch wellicht minder. Immers, de beoordeling van de overige objectiveerbare regionale verschillen heeft evenmin op volledig geschoonde data plaatsgevonden. Toen is namelijk steeds gezocht naar de relatie tussen een omgevingsvariabele en de totale kosten van elke netbeheerder, hetgeen een nog minder onderscheidende methodiek betreft. Wel is het zo dat eventuele geobserveerde verschillen in kostenniveaus – afhankelijk van de gehanteerde methode – een andere verklaring zouden kunnen hebben dan alleen de aansluitdichtheid. Omgekeerd, ook kan het effect van de aansluitdichtheid geheel of gedeeltelijke gemaskeerd worden door zulke andere omgevings-variabelen.

Het is algemeen bekend dat de kostendrivers voor de aanleg van netwerken zeer divers zijn. Aangezien complexe systemen zich lastig fenomenologisch laten beschrijven, is de optie die het beste met alle factoren rekening houdt de modelmatige methode #5. Echter, zo’n analyse is (zoals eerder vastgesteld) arbeidsintensief en complex op zichzelf. Daarbij komt dat eerder in het proces van de bepaling van objectiveerbare regionale verschillen besloten is om alleen nog nader onderzoek uit te voeren naar de aansluitdichtheid, en niet naar andere potentiële regionale verschillen. Als dit als uitgangspunt wordt gekozen, is het mogelijk om toch de andere methoden te gebruiken. Wel moeten bovengenoemde kanttekeningen worden onderkend door ze expliciet in de analyse te adresseren, bijvoorbeeld via een gevoeligheidsanalyse.

Methoden om de pijp en leiding gerelateerde kosten te bepalen

7 juli 2009 pagina 63 van 94