• No results found

5.4.1 Uitgangspunt

De kabel en pijp gerelateerde kosten worden in deze methode berekend door de eenheidskosten van een kilometer elektriciteitskabel en gaspijpleiding (voor de verschillende typen) vast te stellen en deze vervolgens te gebruiken om op basis van een aldus opnieuw geschatte boekwaarde voor de pijpen en leidingen de totale kosten van de pijpen en leidingen van een netbeheerder te berekenen.

Bij deze methode vormen de netwerklengte, de historische kostprijs en de leeftijd het uitgangspunt.

5.4.2 Te volgen proces

De pijp en leiding gerelateerde kosten worden bepaald door aan de opgegeven netwerklengtes eenheidskosten te verbinden. Deze laatste worden gedifferentieerd naar de aard van het betreffende gebied (stedelijk, landelijk, etc.) en onderscheiden naar een aantal technische kenmerken van de lijn/pijp (zoals de capaciteit, spannings- of drukniveau, etc.). Van de assets wordt tevens een leeftijdsprofiel vastgesteld alsmede een schatting van de historische kosten (per assettype). Uit de eenheidskosten en het leeftijdsprofiel per assettype kunnen dan eenheidsprijzen worden afgeleid die (vermenigvuldigd met aantallen) een nieuwe boekwaarde genereren.37

De crux van deze methode is de methode om de eenheidskosten te bepalen. Deze bestaat uit drie componenten: materiaalkosten, interne kosten (planning, netontwerp, uitvoerings-begeleiding etc.) en uitvoeringskosten (aanleg). De totale kosten kunnen worden geschat door:

36 De problemen met de GAW betreffen in het bijzonder de GAW voor de gasnetwerken. Tijdens de interviews is D-Cision gewezen op de volgende ‘onvolkomenheden’ in deze waarde (die hieronder zonder nadere analyse of waardeoordeel worden opgesomd):

– Het oorspronkelijke CODATA verzoek (module 2 uit de overeenkomst gas) is niet door alle netbeheerders o.b.v. van één en dezelfde waarderingsmethodiek ingevuld.

– De oorspronkelijke GAW waarde is behandeld als zijnde één onlosmakelijk actief. De resterende levensduur van dit onlosmakelijke actief is vervolgens aangepast met de factor 45/25. Dit heeft dus ook plaatsgevonden voor bijvoorbeeld inventaris en tractie als die onderdeel waren van de activa van de netbeheerder. Door deze systematiek is bovendien alleen de resterende afschrijvingstermijn van nog niet afgeschreven activa ‘verlengd’. Reeds afgeschreven activa, ook niet met een leeftijd tussen de 25 en 45 jaar, zijn niet opnieuw geactiveerd en tellen dan ook niet mee in de GAW.

Er is verondersteld dat de investeringen en de afschrijvingen elkaar in evenwicht hielden in de periode tussen 1 januari 1999 en 1 januari 2004. Er is verondersteld dat de resterende afschrijvingstermijn ook niet is gewijzigd tussen 1 januari 1999 en 1 januari 2004.

De GAW van de peer group is herijkt, maar de GAW van de niet-efficiënte netbeheerders niet. De herijking heeft bovendien voor elke individuele netbeheerder binnen de peer-group op verschillende wijze plaatsgevonden.

Voor enkele netbeheerders is de GAW aangepast om de toegestane inkomsten in lijn te brengen met de daadwerkelijke kosten.

Methoden om de pijp en leiding gerelateerde kosten te bepalen

7 juli 2009 pagina 41 van 94

1. Nieuwprijs–1: Analyse van de totale kosten van een aantal projectrealisaties.38

2. Historische kosten: Ook kunnen eerder vastgestelde eenheidskosten gehanteerd worden, bijvoorbeeld op basis van waarderingen uit het verleden zoals de waardering door Troostwijk. Deze kosten betreffen overigens geen eenheidskosten maar eenheidsprijzen (die vermenigvuldigd met lengtes direct een boekwaarde opleveren).

De hoogte van de aanlegkosten kan ook op de volgende wijzen worden bepaald:

3. Nieuwprijs–2: Door het opvragen van aanneemsommen bij aannemers voor een aantal voorbeeldprojecten in verschillende regio’s kunnen aanlegkosten worden vastgesteld.

4. Nieuwprijs-3: De aanlegkosten worden afgeleid uit afgesloten aanbestedingscontracten, zoals beschikbaar bij Synfra en Noned39.

5.4.3 Noodzakelijke en beschikbare data

Ten behoeve van deze building block benadering is zowel netwerkinformatie nodig als kosteninformatie.

5.4.3.1 Netwerkdata

De netwerkdata kan worden verkregen uit de inventarisatie-2006, die de meest recente gevalideerde inventarisatie van netwerkassets omvat. Als alternatief kan worden uitgegaan van de gemodelleerde netwerkdata. Beide soorten data hebben voor- en nadelen:

– Inventarisatie-2006:

De netwerkdata uit de inventarisatie-2006 bevat de actuele netwerklengte. Deze dataset is door Mazars gevalideerd (in de vorm van een rapport van bevindingen). Ondanks verschillen met voorgaande inventarisaties is deze dataset zoals het zich laat aanzien de beste inventarisatie van de netwerklengte die beschikbaar is.40

– Gemodelleerde data:

Gemodelleerde data volgt uit een modelnetwerk-analyse, bijvoorbeeld voor aanleg in een greenfield- situatie op basis van actuele belasting- of verbruiksdata. Uitgaande van dezelfde aannames omtrent netontwerpfilosofie en kosten per kilometer pijp of leiding geven de uitkomsten de minimale kosten waarvoor een netbeheerder zijn afnemers zal kunnen aansluiten. Bij zo’n modelberekening wordt geabstraheerd van historische keuzes, bijzondere omgevingsfactoren, de daadwerkelijke netwerkleeftijd enzovoort. Het absolute kostenniveau hoeft daarom niet noodzakelijk één-op-één met de historische kosten overeen te stemmen. Wel maakt het duidelijk in hoeverre een lagere aansluitdichtheid bij een netbeheerder tenminste tot andere kosten per aangeslotene leidt. Overigens moet het

38 Een aantal netbeheerders voert dergelijke analyses standaard uit om de normbedragen vast te stellen die bij interne kostencalculaties worden gehanteerd.

39 Synfra is een samenwerkingsverband van infrastructuurbedrijven op het gebied van onder meer energie, telecom en water die grondwerkzaamheden gezamenlijk (Europees) hebben aanbesteed (zie

www.synfra.nl). Noned is een soortgelijk samenwerkingsverband voor Noord-Nederland (zie

www.noned.nl).

40 Bij eerdere inventarisaties was nog wel eens onduidelijk of de circuit-lengte of de tracélengte moest worden opgegeven en op welke wijze aansluitleidingen en aansluitingen voor de openbare verlichting moesten worden meegenomen. Overigens is het voor een accountant (als voor ieder ander) vrijwel onmogelijk om een goedkeurende accountantsverklaring te verstrekken over de aanwezigheid van assets die zich voornamelijk ondergronds bevinden. Wel kan de interne consistentie van het asset register worden beoordeeld en kan de externe consistentie met andere registers, zoals voor de KLIC-meldingen, worden beoordeeld (waarmee bijvoorbeeld het percentage afwijkingen van volgens het asset register aanwezige kabels en leidingen kan worden bepaald).

modelnetwerk voldoende nauwkeurig zijn om de relevante eigenheden van de verschillende voorzieningsgebieden goed weer te geven.

5.4.3.2 Verhouding tussen stedelijke en landelijke netwerken

Bij de berekening van de kosten voor de verschillende netbeheerders kan rekening worden gehouden met de urbanisatie. Als de netwerklengte bekend is als functie van de urbanisatie of als de gemiddelde urbanisatiegraad bekend is, kunnen de kosten naar urbanisatiegraad worden gedifferentieerd en voor de verschillende locaties afzonderlijk worden berekend. Als de netwerklengte niet gedifferentieerd beschikbaar is, kan eventueel op basis van geschatte verhoudingen (bijvoorbeeld landelijk-stedelijk) voor elke netbeheerder een representatieve waarde voor de eenheidskosten worden gehanteerd.

Informatie over het deel van het netwerk in stedelijk en landelijk gebied kan worden afgeleid uit het Geogragisch Informatiesysteem (GIS) van de netbeheerders.41 Op basis hiervan kan voor elke netbeheerder worden vastgesteld welk percentage van zijn netwerk in stedelijk of landelijk gebied ligt. Eventueel zou dit percentage ook uit een modelnetwerkberekening kunnen worden afgeleid.

5.4.3.3 Leeftijd en historische kostprijs

Om een realistische inschatting van de absolute waarde van de kapitaalslasten op basis van de historische investeringen te kunnen maken zijn niet alleen lengtes en historische aanlegkosten nodig, maar ook een leeftijdsopbouw van de pijpen en leidingen.

Voor elektriciteit lijkt deze informatie in 2002 aan de Energiekamer te zijn aangeleverd, hoewel het detailniveau hiervan niet geheel duidelijk is.42 Voor gas is deze informatie niet beschikbaar. Deze laatste kan wel uit de assetregisters van de netbeheerders worden afgeleid.43 Voor de ontwikkeling van de historische aanlegkosten schijnen tabellen te bestaan die de prijs-ontwikkeling gedurende de afgelopen jaren representeren.44

5.4.3.4 Bepaling van de aanlegkosten op basis van uitgevoerde projecten of aanbestedingscontracten

Om de kosten van aanleg in landelijk en stedelijk gebied te onderscheiden kan wellicht kosteninformatie omtrent de aanleg van netwerken worden verkregen vanuit gerealiseerde aanbestedingen (‘Nieuwprijs-1’ en ‘Nieuwprijs-3’). Aangezien de grootste verschillen gerelateerd lijken aan de kosten van aanleg, kunnen de interne kosten en materiaalkosten wellicht als uniform voor alle netbeheerders worden geschat. Deze laatste zouden dan kunnen worden bepaald op basis van een inventarisatie bij de verschillende netbeheerders.

Voor de contracten afgesloten binnen Synfra en Noned-verband geldt dat voor de aanlegkosten een uniforme systematiek wordt gehanteerd. Dezelfde eenheidsprijzen gelden voor alle in het

41 De data in het GIS kan vanwege zijn technische moeilijk gevalideerd worden. Wel kan op basis van consistentie met andere registers (zoals KLIC-rapportages) een inschatting gemaakt worden van de betrouwbaarheid van deze systemen.

42 Zie §4.2.3.3.

43 De leeftijd is niet voor alle assets bekend. In veel gevallen kan echter aangenomen worden dat de leeftijdsopbouw van de assets met leeftijdsaanduiding representatief is voor de gehele leeftijdsopbouw (de grote lacunes in leeftijdsgegevens zijn namelijk vaak gerelateerd aan ontbrekende datasets van vroegere netbeheerders voor de fusiegolf). Voor elektriciteit is ten behoeve van de start-GAW ook de leeftijd van de assets aan de toenmalige DTe aangeleverd.

44 D-Cision heeft geen voorbeelden van zulke tabellen ontvangen, maar het bestaan van zulke tabellen voor de aanleg van gasnetten is door een netbeheerder genoemd.

Methoden om de pijp en leiding gerelateerde kosten te bepalen

7 juli 2009 pagina 43 van 94

samenwerkingsverband participerende infrastructuurbedrijven, waaronder verschillende elektriciteits- en gasnetbeheerders.

De prijzen uit de aanbestedingscontracten betreffen all-in sleufprijzen. De totale kosten zijn echter ook afhankelijk van het aantal te verrichten handelingen (wat zich uit in verschillende aantallen bestekelementen) en verschillende afroep van bepaalde bestekposten (zoals ‘graafkosten met hinder’). Om de eenheidsprijzen voor verschillende gebiedstypen vast te stellen moet dus nog informatie over het aantal bestekelementen en/of de verschillende afroep van bepaalde bestekposten worden toegevoegd. Ook lijken de aanbestedingscontracten onder Synfra en Noned geen netwerkaanleg in duurdere regio’s te omvatten zoals oudere steden met tramverbindingen en grachten of havens.

5.4.4 Beoordeling van het onderscheidend vermogen van de methode

5.4.4.1 Extrapolatie van de resultaten

Een kanttekening bij deze methode betreft allereerst de extrapolatie van de kostenschattingen. Uit de genoemde nieuwprijs-methoden volgen immers eenheidsprijzen voor 2009. De kosten-opbouw hoeft (na inflatiecorrectie) niet representatief te zijn voor de historische aanlegkosten. Voor dit laatste zouden historische aanneemsommen moeten worden geanalyseerd (waarbij de vraag is in hoeverre dit soort informatie goed kan worden achterhaald).

In tegenstelling hiermee representeren de eenheidsprijzen uit de rapportage Troostwijk een waardering op historische kosten per 1 januari 1998. Naar het oordeel van D-Cision vormen deze een betere schatter voor de pijp en lijn gerelateerde kosten dan eenheidskosten bepaald op basis van nieuwprijs.45

5.4.4.2 Effect van ontwerpkeuzes

De huidige netwerklengte is evident een resultante van onder meer ontwerpuitgangspunten en managementbeslissingen in het verleden. Dat betekent dat netbeheerders hun netwerk meer of minder redundant kunnen hebben uitgelegd, waardoor verschillen in netlengte niet alleen gerelateerd hoeven te zijn aan de aansluitdichtheid. Dit is inherent eigen aan een methode die uitgaat van de geïnventariseerde netwerklengte. Netwerklengtes zoals die uit een model-netwerkanalyse volgen zijn ‘geschoond’ van dit effect.46

5.4.4.3 Greenfield versus renovatie

Bij bepaling van de eenheidskosten op basis van geanalyseerde projecten is het van belang om niet alleen groene-wei projecten te beoordelen maar ook bijvoorbeeld renovatieprojecten. In het laatste geval kunnen de kosten (zelfs bij eenzelfde aansluitdichtheid) immers hoger zijn. Wel wordt het aantal vrijheidsgraden (gerelateerd aan het aantal te bepalen onbekenden) hiermee vergroot, zodat een groter aantal offertes of projecten moet worden geanalyseerd om de genoemde onderscheiden te kunnen vaststellen.47

Bij gebruik van de aan de rapportage Troostwijk ten grondslag liggende eenheidsprijzen is het voordeel dat differentiatie reeds naar een aantal verschillende aspecten heeft plaatsgevonden. Deze gedifferentieerde kosten kunnen echter alleen in een berekening van de pijp en leiding gerelateerde kosten worden gehanteerd als de lengtes ook gedifferentieerd zijn naar

45 Zie ook de discussie in §2.4.3.6. 46 Zie verder §6.4.

47 De eenheidskosten moeten immers al per leiding of pijptype worden geïdentificeerd. Geografische differentiatie leidt al minimaal tot een verdubbeling van het aantal te vinden kosteninschattingen per kabeltype (bij een onderscheid naar aanleg in stedelijk versus landelijk gebied).

urbanisatiegraad. Voor netwerklengte uit een modelberekening is deze informatie eenvoudig beschikbaar. Voor de geïnventariseerde netwerklengtes niet, tenzij deze inventarisatie alsnog hiernaar wordt opgesplitst.48

5.4.4.4 Hantering van de eenheidsprijzen van Troostwijk

De eenheidsprijzen van Troostwijk representeren geen investeringskosten maar een effectieve boekwaarde voor specifieke assets waarin de leeftijdsopbouw en andere omgevingsfactoren zijn verdisconteerd, en wel op 1 januari 1998. Deze eenheidswaarde is gestegen ten gevolge van nieuwe investeringen maar gedaald door de afschrijvingen. Als de vervangingsinvesteringen en uitbreidingsinvesteringen grosso modo gelijk van omvang waren aan de afschrijvingen, zullen de eenheidsprijzen na een inflatiecorrectie nog representatief zijn. Voor een exacte vaststelling van het prijsniveau voor 2006 is informatie over het leeftijdsprofiel en de historische kosten nodig (conform §5.4.3.3).

De eenheidsprijzen in de Troostwijk-rapportages differentiëren voor specifieke typen assets. De inventarisatie-2006 heeft echter op een hoger abstractieniveau plaatsgevonden. Dat betekent dat de in de rapportage genoemde eenheidsprijzen moeten worden geconverteerd naar eenheidsprijzen voor de groepen assets waarvoor de aantallen beschikbaar zijn.49

In principe is ook een herberekening mogelijk op basis van actuele gegevens, aangezien aan de waardering onderliggende modellen nog beschikbaar zijn. Wel ligt het dan voor de hand om ook de verschillende modelparameters opnieuw te kalibreren.

5.4.4.5 Effect van leiding- en pijpdiameter

Om de spanning op het aansluitpunt in landelijke gebieden te garanderen, wordt in de regel gebruik gemaakt van dikkere kabels. Om in landelijk gebied op de gespecificeerde einddruk te leveren moet de drukval gecompenseerd worden. Dit kan door het aanleggen van meer stations (die het gas weer op druk brengen) of door het hanteren van een grotere diameter gaspijp. In de praktijk wordt een combinatie van beide toegepast: én meer stations én pijpen met een grotere diameter. Beide leiden tot hogere netwerkkosten per kilometer en dus tot hogere kosten per aangeslotene.

Het bovenstaande kan zich vertalen in significant hogere aanlegkosten. Om dit effect mee te nemen, moet feitelijk dus ook informatie meegenomen worden omtrent de leidingdiameter (of voor elke netbeheerder met een eigen gemiddelde waarde hiervoor worden gewerkt). In theorie is een inventarisatie op spanning/druk- én diameterniveau mogelijk, maar betwijfeld wordt of alle netbeheerders de betreffende informatie voldoende betrouwbaar in hun asset registers beschikbaar hebben.50 Ook maakt het de berekening complex als eenheidsprijzen niet alleen voor spanningsniveau moeten worden gedifferentieerd, maar ook voor leidingdiameter.