• No results found

Wat moet er in Nederland gebeuren om deze FRR en FRA te bereiken of te behouden? Terugdringen van ontwatering is voorwaarde voor instandhouding van dit habitat zonder frequent

H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen

7. Wat moet er in Nederland gebeuren om deze FRR en FRA te bereiken of te behouden? Terugdringen van ontwatering is voorwaarde voor instandhouding van dit habitat zonder frequent

afplaggen. Voor de kwaliteit van het habitat is het nu urgent zijn ‘zelfredzaamheid’ te bevorderen, dat wil zeggen het type minder afhankelijk te maken van het afplaggen van natte heide. De beste kansen voor zelfstandig functionerende snavelbiesslenken worden geboden door herstel van bovenlopen van heidebeken. Binnen complexen met vochtige heide en vennen kan het type zich uitbreiden bij extensieve begrazing op wildwissels en in natte laagten die als tijdelijke drinkplekken fungeren. 8. Is bekend of het type gevoelig is voor klimaatsverandering?

De drie typische soorten hebben een Atlantische verspreiding. Opwarming zal vermoedelijk niet in hun nadeel werken, droger worden van het klimaat echter wel.

Literatuur

Bijlsma, R.J., J.A.M. Janssen, R. Haveman, R.W. de Waal & E.J. Weeda (2008). Natura 2000 habitattypen in Gelderland. Alterra-rapport 1769, Wageningen.

Horsthuis, M. & A. Jansen (2011). Nat heidelandschap bloeit op. In M. Kamphuis, A. Jansen & J. Bouwman (red.), Natuurherstel. 20 jaar effectgerichte maatregelen. KNNV Uitgeverij, Unie van Bosgroepen, Zeist; 34-38.

Van der Meijden, R., B. Odé, C.L.G. Groen, J.P.M. Witte & D. Bal (2000). Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26: 85-208.

*H7210 Galigaanmoerassen

Eddy Weeda

Favourable Reference Area (FRA)

1. Voldoet de 1994 waarde voor het waarborgen van een duurzaam voortbestaan van de ecologische variatie van het habitattype EN de typische soorten van het habitattype? Ja

Argumentatie:

TREND. Galigaan is een moerasplant met een groot areaal, waarvan het zwaartepunt in subtropische gebieden ligt (Meusel et al. 1965). Lange tijd gold zij in Midden-Europa als een relict uit een warmere periode, dat gaandeweg achteruitging en waarvan bijna nooit kiemplanten werden waargenomen (Schultze-Motel 1980). In de laatste decennia zijn in Nederland juist in allerlei delen van het land nieuwe of hernieuwde vestigingen waargenomen. In sommige gevallen zou sprake kunnen zijn van regeneratie vanuit nog aanwezige maar verkwijnde en daardoor moeilijk herkenbare planten. Een aantal recente vestigingen betreft echter nieuw gevormde of pas verzoete terreinen die tevoren voor Galigaan onbewoonbaar waren, zoals strandvlakten (o.a. Kennemerstrand). Ook verscheen deze plant op plaatsen waar de bovengrond was verwijderd (o.a. Nieuwkoopse Plassen). In beide gevallen kan haar vestiging alleen aan kieming worden toegeschreven. Haar recente uitbreiding volgt op een periode van achteruitgang. Al met al loopt het voortbestaan van de soort en de door haar gevormde vegetatie onder de huidige omstandigheden geen gevaar (meer).

Mede op grond van de habitatkaarten wordt de actuele oppervlakte geschat op 102 ha waarvan 90% binnen Natura 2000.

STRUCTUUR EN FUNCTIE. De samenstelling van de door Galigaan beheerste vegetatie varieert met de landschappelijke context waarbinnen zij optreedt. Haar begeleiders zijn echter voornamelijk over- blijfsels van een voorafgaande vegetatie die door vegetatieve uitbreiding van Galigaan ‘onder de voet gelopen is’, dan wel pioniers die zich tegelijk met Galigaan hebben gevestigd en nog niet volledig door haar zijn verdrongen. Langs de kust zijn dit planten van natte duinvalleien, in laagveenmoerassen verlandingspioniers en in vennen waterplanten van zwak gebufferd milieu. Slechts weinig moeras- planten, zoals Riet, Moerasvaren en Wilde gagel, zijn tot coëxistentie met Galigaan in staat.

Ongetwijfeld vormt de Galigaanvegetatie een markant element in moerassen, maar haar uitbreiding gaat vaak ten koste van kwetsbaarder, soortenrijkere vegetatietypen. De ecologische variatie is in deze situatie gering.

Het Interpretation Manual classificeert Galigaanmoerassen als prioritair habitat. Strikt genomen heeft deze classificatie betrekking op ‘Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae’, zoals de volledige Nederlandse naam van dit habitattype luidt. Van een combinatie van Galigaan met soorten van het Caricion davallianae is in Nederland slechts bij uitzondering sprake. Slechts enkele oude gegevens uit de Wieden, het Vechtplassengebied en de Geuldert (aan de voet van de Sint-Jansberg) wijzen op een dergelijk vegetatietype, dat door Westhoff & Den Held (1969) wordt vermeld onder de naam Cladietum marisci scorpidietosum (zie ook Westhoff et al. 1971). Recente voorbeelden hiervan zijn niet in Nederland aangetroffen.

Onbekend is of Galigaanmoerassen een grotere geschiktheid als broedbiotoop voor moerasvogels hebben in vergelijking met de veel algemener voorkomende rietlanden. Het profielendocument vermeldt alleen de Blauwborst als broedvogelsoort die op een goede structuur en functie wijst. Het aantal op Galigaan gespecialiseerde insecten en zwammen is zeer gering (Weeda et al. 1994). TYPISCHE SOORTEN EN PLANTENGEMEENSCHAPPEN. Voor dit type zijn geen K- of E-soorten aangewezen. De vegetatievormende soort Galigaan staat op de Rode Lijst als kwetsbaar (KW-6). De enige kenmerkende associatie (Cladietum marisci) is potentieel bedreigd, dat wil zeggen ongeveer gelijk gebleven maar vrij zeldzaam. Zowel voor de soort als voor de plantengemeenschap geldt dat zij

na een periode van achteruitgang zich nu weer uitbreidt, wat te danken is aan natuurherstel en natuurontwikkeling en mogelijk ook aan klimaatverandering.

2. Bepaling van de FRA

De gunstige trend, inherent geringe ecologische variatie en het ontbreken van E/K-soorten maken de actuele oppervlakte tot FRA (categorie 1A1) en tevens tot aangepaste schatting voor de 1994-situatie. 3. FRA-waarde

1,0 km2

Favourable Reference Range (FRR)

4. Voldoet de 1994 waarde voor het waarborgen van een duurzaam voortbestaan van het habitattype?

Ja

Argumentatie:

GEOGRAFISCHE SPREIDING EN REALISATIE FRA. Het actuele verspreidingsgebied omvat alle landsdelen en alle landschappen waarbinnen Galigaanmoerassen voorkomen. Zowel laagveen- moerassen en vennen als duinvalleien en andere kustmoerassen zijn door diverse voorbeelden vertegenwoordigd.

5. Bepaling van de FRR

Binnen de 1994-range is de geografische variatie en FRA goed te behouden. Gezien de stabiele, wellicht zelfs positieve trend in verspreiding geldt de 1994-waarde als FRR. Hiervoor wordt de actuele waarde aangehouden, vanwege de veranderde opvulregels.

6. FRR-waarde (incl. opvulling)