• No results found

Rendement RJO Willem II/RKC*

Hoofdstuk 6 Wat zijn de nadelen van de beroepsopleiding tot profvoetballer?

Is het erg dat slechts een handvol pupillen aan het eind van de rit in het eerste speelt? Financieel gezien wel, maar het heeft ook een menselijke kant. Er bestaat altijd een spanningsveld tussen het belang van de club en het kind. Het gaat er toch om die speler op te leiden voor het betaalde voetbal.

Dat er op weg naar de top veel jeugdig talent afvalt en teleurgesteld raakt is onontkoombaar en een

onoverkomelijke factor onderdeel van het systeem. De vraag is of clubs zich ook verantwoordelijk voelen voor de spelers die uiteindelijk de top niet halen. En: hoe worden spelers geschoold binnen de club?

Toen Louis van Gaal technisch directeur van Ajax was trok hij een cirkel van zestig kilometer om Amsterdam. Wie verder woonde moest het bij een andere club proberen. “Anders is zo’n kind drie, vier uur per dag aan het reizen. Kinderen van dertien, veertien jaar of jonger, die nog niet volledig ontwikkeld zijn, worden uit hun vertrouwde omgeving getrokken. Dat is alleen goed voor de paar die het redden, in financiële zin. Maar het overgrote deel redt het niet, en dat komt vaak omdat ze te vroeg zijn vertrokken.” Sowieso geeft Van Gaal de voorkeur aan eigen jeugd boven aankopen: “Jeugdspelers kennen de clubcultuur en de manier van voetballen. Het is makkelijker hen in te passen in het eerste elftal, jongens van buiten moeten minstens een jaar wennen.”

44

Ouders moeten weten wat er van hun wordt verwacht in de begeleiding van hun kinderen. Ze hebben recht op informatie die hun kind betreft. Ouders worden door de clubs nauw betrokken, maar vooral om dat ze

voorwaardenscheppend zijn. Jeugdspelers krijgen een unieke positie in het gezin. Ouders moeten geweldig investeren in hun kinderen. Ze moeten op hun kop staan om ze te halen en te brengen. Dat betekent dat dit ten koste gaat van de anderen kinderen in het gezin. Moeder rijdt haar zoon naar het voetbal. Vader poetst zijn schoenen en het zusje staat beteuterd te kijken. Als een speler thuiskomt, moet er gezonde voeding op tafel staan en het trainingstenue moet gewassen worden.

Op het moment dat speler uitnodiging ontvangt moeten volgens FC Groningen ook ouders op de hoogte zijn van eisen die we aan de speler stellen (zoals wonen bij een gastgezin). Zij zijn ook betrokken bij de POP- gesprekken die in ieder geval drie keer per jaar worden gevoerd. Ouders zijn namelijk voorwaardenscheppend. Als een speler thuiskomt, moet er gezonde voeding op tafel staan en het trainingstenue moet gewassen worden.

Jongens die spelen in een voetbalopleiding kunnen uiteindelijk allerlei fysieke ongemakken oplopen. Behalve blessures kan ook de groei stagneren.

Een onderdeel daarvan is het ‘geboortemaandeffect’, onderzocht door inspanningsfysioloog Raymond Verheijen. “Een jongen uit januari heeft vier tot vijf maal zo veel kans als een jongen die in december is geboren. Hoe later in het jaar een jeugdspeler wordt geboren, hoe groter de kans dat hij groeistoornissen ontwikkelt als hij deel uitmaakt van een jeugdopleiding. Hij blijft kleiner door te hard trainen, soms wel zes centimeter. En hij raakt vaker geblesseerd dan zijn iets oudere medespelers, waardoor hij de opleiding vaak moet verlaten. Prestatiedruk leidt tot een andere manier van scouten. In de pubertijd maakt enkele maanden leeftijdsverschil veel uit. De peildatum voor de samenstelling van elftallen is elk jaar 1 januari. Door de

prestatiedruk bij jeugdelftallen zijn jongens die vroeg in het jaar worden geboren in het voordeel. Ze zijn ouder en dus gemiddeld groter en sterker dan hun jongere leeftijdsgenoten. Daardoor scoren ze meer, zijn ze sterker aan de bal en kunnen ze meer arbeid aan.”

“De jongere, gemiddeld kleinere spelers moeten al hun energie aanspreken om mee te kunnen komen. Uit de onderzoeksgegevens van Verheijen blijkt dat zoveel energie te kosten dat hun groei vertraagt of zelfs tot stilstand komt. Pas in de zomervakantie, als er niet wordt gevoetbald, krijgen ze een groeispurt. Als de training na de zomer weer begint, zijn ze extreem blessuregevoelig.

De grote gasten jagen de kleine kereltjes over de kling. Het lichaam heeft een bepaalde hoeveelheid energie. Als je al je energie kwijt bent aan vier, vijf of zes keer per week trainen met spelers die een kop groter zijn, heb je geen energie over om te groeien. In het buitenland bestaat het geboortemaandeffect ook bij populaire teamsporten, zoals ijshockey in Canada en honkbal in Amerika. Onbewust hebben Nederlandse clubs jarenlang vooral de grootste en sterkste spelers geselecteerd.

Daarmee hebben ze zichzelf en het voetbal tekortgedaan. In het topvoetbal is fysieke kracht niet

doorslaggevend, maar techniek, handelingsnelheid en inzicht. Je kunt je afvragen of de nadruk bij de jeugd op presteren moet liggen. Talentontwikkeling hoort voorop te staan.” 45

Clubs lijken zich enigszins bewust van het feit dat de opleiding tot profvoetballer – vanwege de lage kans van slagen – ook spelers moet voorbereiden op een toekomst zonder betaald voetballer. Om afgevallen spelers een houvast te bieden begint FC Utrecht volgend jaar met een Mbo-opleiding tot beroepsvoetballer. De speler (17 t/m 20 jaar) kan zich met deze Mbo-Studie op maatschappelijk gebied en als profvoetballer verder ontwikkelen zo staat te lezen op de website van FC Utrecht (1). Behalve het behalen van het diploma Sport & Bewegen niveau 3, krijgen de leerlingen bij het verlaten van de opleiding de mogelijkheid om in te stromen in de reguliere Sport en Bewegen opleiding. Andere clubs als AZ en Willem II volgden al snel.

Het ligt er maar net aan hoe clubs met spelers omgaan en hoe jeugdigen begeleid worden. De speler heeft behoefte aan: Zorg, Plezier, Kans op ontwikkeling, Ruimte voor eigen beslissingen, Totale benadering en afwisseling in beweging.”

“Het voortdurend beter worden mag geen eis zijn. Topsport is niet vanzelfsprekend voor kinderen. Topsport is intensief, een ratrace met veel afvallers. Een trainer die voorkomt dat bengeltjes van 7,8 jaar kluitjesvoetbal spelen, ziet niet dat sommige jochies de bal daardoor maar 3 of 4 keer raken in één uur”, zegt Albert Buisman, voormalig hoofddocent sportpedagogiek aan de Universiteit van Utrecht.

Clubs willen individuele spelers opleiden tot profvoetballer; de ontwikkeling van de teams is hieraan ondergeschikt en een noodzakelijke voorwaarde om talentontwikkeling te laten gedijen.

Het doel is een goede doorstroom naar het eerste elftal, waarbij het ‘maximaal mogelijk ontwikkelen van het voetbaltalent’ als middel dient.

Clubs moeten ook de persoonlijkheid van spelers ontwikkelen. Verder moeten ze de spelers voorbereiden op een plek in de maatschappij wanneer het met voetbal niet lukt. Voor zover nevendoelen van pedagogische aard zijn, reiken deze meestal niet veel verder dan het disciplineren van gedrag.

Vaak blijkt dat wat zich als doel aandient, bij nader inzien een middel blijkt om het hoofddoel te verwezenlijken.

Volgens Buisman moeten clubs maatwerk leveren op pedagogisch gebied aan spelers. Uit zijn onderzoek bleek ook dat clubs ‘op didactisch gebied totaal geen benul hebben.’ Clubs hebben dus nog veel winst te boeken op dit terrein.

Tegenwoordig moet iedere voetbalopleiding een sociaal/maatschappelijk plan hebben. Alleen de invulling daarvan is variabel. Sociaal-maatschappelijke begeleiding blijkt niet gestructureerd te worden. Alain Schols (2010) zag dat er geen pedagogisch plan bestaat. “Geen enkele club gaf aan te beschikken over een specifiek pedagogisch plan, al heeft men meestal wel enkele uitgangspunten binnen de organisatie.”

Ex-voetballer Wim Kieft stoort zich over de sociale omgangvormen binnen Ajax. “Mijn zoon Robin speelde in de jeugdopleiding. Het was zogenaamd allemaal geprofessionaliseerd, maar ik vond het vooral koud. En dan het cynisme. Dat overheerste in alle geledingen van De Toekomst.” 46