• No results found

Mogelijkheden voor het Rijk

In document Rapport Stelsel in groei (pagina 32-35)

We hebben ook mogelijkheden onderzocht waarmee het Rijk het financiële beslag kan verminderen

In aanvulling op de sturingsmogelijkheden die gemeenten hebben, kan het Rijk keuzes maken die het budgettaire beslag van de Jeugdwet verlagen. Bij de start van dit onderzoek zijn verschillende suggesties besproken; daarvan zijn er drie gekozen om mee te nemen in het onderzoek.27 Van een van deze opties, het wijzigen van het wettelijk kader van de Wlz om meer jeugdigen door te laten stromen, is na een eerste analyse door de stuurgroep besloten deze niet nader te laten onderzoeken.28

In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten van het onderzoek naar de inkomensafhankelijke eigen bijdrage en de inkoop voor bepaalde zorgvormen op regionaal niveau. Meer details over de analyse en de resultaten kunt u vinden in bijlage E Resultaten per maatregel.

7.1 Invoeren van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage

Om het jeugdhulpgebruik af te remmen kan een eigen bijdrage worden ingevoerd. Dat kan een vast bedrag per maand zijn, of een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. In dit onderzoek is in overleg met de stuurgroep een inkomensafhankelijke variant doorgerekend. De

achtergrond van deze keuze ligt onder andere in de discussie in hoeverre de maatschappij moet bijdragen aan jeugdhulp bij lichte problematiek wanneer de ouders voldoende

draagkrachtig zijn om zelf hulp te kunnen betalen; en of het niet juist deze ouders zijn die het beste de weg naar jeugdhulp te vinden. In het volume-onderzoek werd ook duidelijk dat het mediane inkomen van gezinnen met jeugdhulp stijgt, met name voor lichtere vormen van jeugdhulp (zie hoofdstuk 3 Ontwikkeling van kosten, budget en volume).

Een inkomensafhankelijke eigen bijdrage kan een fors financieel effect hebben

Voor het berekenen van het financiële effect is uit gegaan van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage die voor de Wmo gold, rekening houdend met de bedragen van 2016, het laatste jaar dat er nog geen vrijstellingen bestonden voor specifieke groepen. Daarbij is er vanuit gegaan dat de eigen bijdrage geldt voor alle vormen van jeugdhulp; jeugdhulp die opgelegd is vanuit het gedwongen kader is hierin dus ook meegenomen, maar de jeugdbescherming en

jeugdreclassering zelf niet.

27 Meer informatie over deze suggesties, het proces en de achtergrond van de gemaakte keuzes staat in bijlage A.1 Proces en keuze maatregelen.

28 De achtergrond van deze keuze staat ook nader toegelicht in bijlage A.1 Proces en keuze maatregelen.

Met deze uitgangspunten heeft de maatregel een flink financieel effect: naar verwachting leidt dit tot een besparing tussen 0,8 en 1,2 miljard euro. Het grootste deel van de besparing zit in de baten. Daarnaast is er een aanzienlijke besparing door cliënten die afzien van jeugdhulp.

Dit effect wordt echter gedeeltelijk teniet gedaan door geëscaleerde trajecten.

De maatregel heeft ook belangrijke kwalitatieve effecten, voornamelijk negatief Omdat de maatregel erop gericht is om minder jeugdigen gebruik te laten maken van jeugdhulp heeft deze een negatief effect op het welzijn van jeugdigen en hun gezinnen.

Daarnaast kan de maatregel zorgen voor een toename van kansenongelijkheid, zorgmijding, schuldenproblematiek en kosten in andere wettelijke kaders. De eigen bijdrage is immers weliswaar inkomensafhankelijk, maar ook bij de laagste inkomens is er enige eigen bijdrage.

Voor ouders in de bijstand kan € 20,- per maand al een significant bedrag zijn. Deze

kwalitatieve effecten zijn in kaart gebracht in lijn met de doorgerekende variant; als gekozen wordt voor een lichtere variant, kunnen kwalitatieve effecten mogelijk minder negatief uitpakken.

Doorrekenen van verschillende opties kan zinvol zijn voor verdere besluitvorming In dit onderzoek hebben we de effecten doorgerekend uitgaande van een inkomens-afhankelijke eigen bijdrage voor alle vormen van jeugdhulp. Dit kan gezien worden als de meeste extreme beleidsoptie die denkbaar is. In de huidige berekeningen is bijvoorbeeld ook gerekend met een eigen bijdrage voor jeugdhulp die opgelegd wordt in het gedwongen kader.

Dit kan tot complexe situaties leiden, bijvoorbeeld wanneer door de rechter jeugdhulp is opgelegd en daarvoor een eigen bijdrage betaald moet worden door ouders aan wie het gezag is ontzegd. De mogelijke besparing is uiteraard lager als de eigen bijdrage voor sommige vormen van jeugdhulp geldt; bijvoorbeeld wanneer jeugdhulp in gedwongen kader of zwaardere vormen van jeugdhulp worden uitgezonderd.

Een alternatieve optie voor een eigen bijdrage zou zijn om een eigen bijdrage te vragen voor KDC’s en MKD’s in lijn met de kosten die ouders normaliter zouden maken voor de

kinderopvang. Daarmee zou het grootste deel van de besparingen van de maatregel rondom het verplaatsen van jeugdhulp naar kinderopvang behaald kunnen worden zonder de afhankelijkheid van de kinderdagverblijven om mee te werken.

7.2 Inkoop voor bepaalde zorgvormen op regionaal niveau

Momenteel verschilt het per regio welke jeugdhulp regionaal of op gemeentelijk niveau wordt ingekocht. Met deze maatregel wordt geformaliseerd op welk niveau (gemeentelijk, regionaal of bovenregionaal) gemeenten het hulpaanbod voor jeugdigen moeten inkopen.

Deze maatregel is opgenomen in de conceptversie van de voorgenomen wijziging van de Jeugdwet (Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen). Een deel van de hulp die nu nog op gemeentelijk niveau wordt georganiseerd, zal na de wijziging op (boven)regionaal niveau worden ingekocht. In het huidige voorstel gaat het om de beschikbaarheid van hoogspecialistische en/of weinig voorkomende jeugdhulp, specialistische verblijfsfuncties en hulp in het kader van urgente crisissituaties. Gemeenten kunnen de andere jeugdhulp, waaronder opvoed- en gezinsondersteuning en preventieve taken, wel zelf inkopen.

Inkoop op regionaal niveau verplichten heeft weinig impact op de kosten Met de maatregel zouden naar verwachting de administratieve lasten van aanbieders verlaagd worden. Omdat het hier enkel gaat om het regionaliseren van de inkoop en niet van de toegang blijkt echter uit het onderzoek dat deze besparing nog beperkt in omvang is. De

kosten die gemeenten maken voor de inkoop nemen eerder toe dan af, omdat tegenover de dalende lasten voor contractmanagement stijgende kosten voor regionale afstemming staan.

Het totale effect wordt verder gedempt doordat al veel regionaal wordt ingekocht. Bij elkaar leidt de maatregel naar verwachting tot een effect dat ligt tussen een kostenstijging van 4 miljoen en een besparing van 7 miljoen euro.

De afweging moet dus vooral gemaakt worden op basis van de kwalitatieve effecten Omdat het financiële effect zowel positief als negatief kan uitvallen, maar in elk geval per saldo beperkt is zal de afweging over het invoeren van de maatregel gebaseerd moeten worden op de kwalitatieve effecten, risico’s en randvoorwaarden. Afwegingen in dit kader kunnen bijvoorbeeld zijn de toename in continuïteit en toegankelijkheid, verbeterde samenwerking tussen gemeenten enerzijds en de verminderde lokale verbinding en lokale beleidsvrijheid anderzijds.

In document Rapport Stelsel in groei (pagina 32-35)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN