• No results found

Het gebruiken van een afwegingskader in de toegang of equivalent Beschrijving van de maatregel

In document Rapport Stelsel in groei (pagina 144-147)

E Resultaten per maatregel

Maatregel 3 Het gebruiken van een afwegingskader in de toegang of equivalent Beschrijving van de maatregel

Uit de Jeugdwet volgt dat een gemeente geen jeugdhulp hoeft te verstrekken voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouder(s) toereikend zijn (artikel 2.3 lid 1 Jeugdwet). Voor zover gebruikelijke hulp kan worden

verwacht, hoeft de gemeente dus geen jeugdhulpvoorziening toe te kennen. In de praktijk kan het ingewikkeld zijn om die afweging te maken.

Een maatregel die gemeenten kunnen nemen om dit eenvoudiger te maken is het vaststellen van een lokaal afwegingskader gebruikelijke hulp. Dit houdt in dat gemeenten vastleggen welke procedure wordt gehanteerd om te beoordelen wat onder gebruikelijke hulp valt, en welke elementen een rol (kunnen) spelen bij de beoordeling door de professional

(bijvoorbeeld aard en verwachte duur van de ondersteuningsbehoefte). Het gaat hier dus niet om een landelijke norm, maar een lokaal afwegingskader dat gemeenten zelf opstellen. Het afwegingskader hoeft niet puur een juridisch instrument te zijn, maar meer een handvat om gezamenlijk met ouders en jeugdige na te denken over wat er noodzakelijk is om vanuit jeugdhulp te bieden en wat er binnen eigen netwerk georganiseerd kan worden om de zelfredzaamheid van een gezin te verhogen. Het afwegingskader gaat alleen over de verstrekking van jeugdhulp, niet over het (niet) inkopen van bepaalde voorzieningen of behandelingen.

Beleidstheorie van de maatregel

Het werkingsmechanisme van de maatregel is als volgt samen te vatten:

-

Het aantal (lichte) trajecten dat vanuit de Jeugdwet bekostigd moet worden gaat omlaag.

De omvang hangt echter wel sterk af van de kwaliteit en inhoud van het afwegingskader en het flankerend beleid (inclusief opleiding van de toegang).

-

Er kan sprake zijn van substitutie, wanneer in plaats van het toekennen van een individuele voorziening verwezen wordt naar een sociale basisvoorziening.

-

In principe gaat het afwegingskader ervan uit dat gebruikelijke hulp in het eigen netwerk geleverd kan worden, en waar dit niet mogelijk is alsnog een beroep gedaan kan worden op de Jeugdwet. Een mogelijk negatief neveneffect is dat een deel van de problematiek die niet meer voor jeugdhulp in aanmerking komt escaleert en uiteindelijk zwaardere jeugdhulp vraagt.

-

Het toepassen van het afwegingskader kan gepaard gaan met een extra tijdsinvestering van de toegang voor het implementeren van deze werkwijze en eventuele nazorg om gezinnen te helpen in het zelf organiseren van de hulp vanuit eigen netwerk of anderszins.

In de analyse gaan we er daarbij vanuit dat deze kosten zich voornamelijk voordoen bij cliënten die nu lichtere vormen van jeugdhulp krijgen, omdat bij zware jeugdhulp snel duidelijk zal zijn dat gebruikelijke hulp niet volstaat. Anderzijds bij cliënten die nu geen individuele voorziening toegekend krijgen zal het afwegingskader de beslissing eerder makkelijker worden dan moeilijker.

Deze verwachte financiële effecten zijn visueel samengevat in onderstaande doelenboom.

Verwachte omvang van de besparing

In het diepteonderzoek is gebleken dat een afwegingskader alleen goed werkt wanneer ook is ingezet op het versterken van de kwaliteit van de toegang, door het inzetten van uitsluitend medewerkers met een SKJ-registratie en/of die specifiek zijn opgeleid voor de toegang. Bijna alle deelnemende gemeenten in de uitvraag die ervaring hebben met de maatregel (90%) hebben dit beeld bevestigd.

In het diepteonderzoek is daarnaast gebleken dat een afwegingskader vooral een hulpmiddel is om uniform te werken binnen de toegang, en niet op grote schaal leidt tot andere

afwegingen wanneer al is ingezet op het versterken van de kwaliteit van de toegang. Als er al voldoende is ingezet op de kwaliteit van de toegang zijn die medewerkers namelijk al

voldoende in staat om te bepalen wanneer bepaalde hulp geboden moet worden, en wanneer niet. Meer dan de helft van de gemeenten in de uitvraag is het eens met bovenstaande constatering. Daarnaast gaf een deel van de gemeenten aan het niet te weten. Slecht een beperkt aantal gemeenten gaf aan dat het afwegingskader wel een bijdrage zou leveren aan het inzetten van de eigen kracht van het gezin of het netwerk van de jeugdige.

Daarmee concluderen we dat de kwaliteit van de toegang een randvoorwaarde is voor deze maatregel, maar tegelijkertijd dat een goede toegang ervoor zorgt dat het afwegingskader nauwelijks tot andere afwegingen leidt. Daarmee wordt er niet verwacht dat er minder hulp bekostigd vanuit de Jeugdwet wordt ingezet, en zijn de financiële effecten 1, 2, en 3 nihil.

Uit het onderzoek tot nu blijkt dat het gebruik van een afwegingskader bij het beoordelen van een hulpvraag niet meer tijd kost dan wanneer dit niet wordt gebruikt (effect 4). Uit de gesprekken in het diepteonderzoek is gebleken dat met deze maatregel met name een werkwijze die vaak al geïnternaliseerd is, geformaliseerd wordt. Het nalopen van het afwegingskader neemt geen extra tijd in beslag, vindt ook 55% van de gemeenten in de

Gebruiken van een

Meer escalaties 3. Toename lange, dure trajecten

door de toegang 5. Kosten

afhandeling en eventuele nazorg voor gezinnen waar

hulp is afgewezen

uitvraag die ervaring hebben met de maatregel (39% van de gemeenten geeft als antwoord

‘weet niet’). Omdat het afwegingskader niet op grote schaal leidt tot andere afwegingen, zijn er ook geen extra kosten voor afhandeling en eventuele nazorg (effect 5).

De maatregel bespaart daarom geen kosten, maar leidt ook niet tot extra kosten. Het financiële effect van deze maatregel is daarmee nihil.

Effect Financieel effect

1. Afname volume (lichte) jeugdhulp Nihil 2. Toename gebruik sociale

basisvoorzieningen door substitutie Nihil 3. Toename lange, dure trajecten Nihil 4. Kosten tijdsbesteding nalopen

afwegingskader

Nihil

5. Kosten afhandeling en eventuele nazorg voor gezinnen waar hulp is afgewezen

Nihil

Totaal Nihil

Incidentele kosten Laag

Termijn van besparing n.v.t.

Kwalitatieve effecten

Naast de eerder beschreven kwantitatieve effecten heeft de maatregel ook de volgende kwalitatieve effecten:

-

Normalisering en focus op eigen kracht. Het afwegingskader zal meer nadruk leggen op zorg die uit het eigen netwerk kan worden geboden. Nu wordt zorg vaak nog teveel uit gewoonte toegewezen. Een afwegingskader kan stimuleren dat gekeken wordt naar wat een gezin nodig heeft om zelf bepaalde zorg op te kunnen pakken en zo de

zelfredzaamheid van een gezin verhogen.

-

Uniformering afwegingen. Doordat alle toegangsmedewerkers hetzelfde kader hanteren, zullen keuzes minder afhankelijk zijn van de verschillende medewerkers. Dit zorgt voor consistentere en objectievere afwegingen.

-

Een afwegingskader versnelt het leerproces van professionals in lokale teams, omdat het een manier is om keuzes en casuïstiek onderling te expliciteren.

-

Mogelijke invloed op cliënttevredenheid. Een afwegingskader kan een handvat zijn voor toegangsmedewerkers, waarmee ze vaker zorgvragen kunnen afwijzen door de rol die het eigen netwerk heeft. Meer afwijzingen kunnen zorgen voor minder tevredenheid.

Anderzijds is een uitgangspunt van het afwegingskader is dat er transparantere en betere afwegingen worden gemaakt. Dit leidt naar verwachting tot passendere hulp en meer duidelijkheid voor jeugdigen en ouders zelf. Verwachtingen kunnen op deze manier realistischer worden geschept. Dit draagt bij aan een hogere tevredenheid van jeugdigen en ouders.

Randvoorwaarden bij uitvoering van de maatregel

Om bij de maatregel het beoogde effect te behalen, moet er aan de volgende randvoorwaarden voldaan zijn:

-

Het afwegingskader is helder en transparant over de gemeentelijke definitie van gebruikelijke zorg. Een afwegingskader moet aansluiten bij lokale waarden.

Randvoorwaarde is dat de gemeente zich uitspreekt over wat er wordt gedefinieerd als gebruikelijk en wat niet. Een afwegingskader zou moeten voortkomen uit de

verbinding tussen bestuur, beleid en professional. Zoek de verbinding in de uitgangspunten/visie en laat daar het afwegingskader (lokaal) uit groeien.

-

De systematiek van het afwegingskader moet recht doen aan individuele verschillen.

Een afwegingskader moet (ook) oplossingen faciliteren die voor het gezin passend zijn.

Het afwegingskader faciliteert dat de professional kijkt naar de context van een

gezin/jeugdige. Hierbij kan er ook gekeken worden naar financiële draagkracht, waarbij de vraag wordt gesteld of er geen financiële problemen in een gezin ontstaan als de hulp door de ouder wordt geboden.

-

Het afwegingskader wordt opgesteld door de gemeente en belangrijke stakeholders, waaronder de jeugdhulpprofessionals zelf. Brede gedragenheid van (de visie van) het afwegingskader wordt hiermee gewaarborgd. Het helpt professionals dat er een publiek vastgesteld kader is om de schaarste-afweging te maken, en dat ze daar ook in een gesprek naar kunnen verwijzen.

-

In het afwegingskader is een werkwijze uitgewerkt, er is geen sprake van een afvinklijst. Om een doelmatige en effectieve invoering van deze maatregel te garanderen, is het belangrijk dat het afwegingskader vastlegt welke procedure wordt gehanteerd om te beoordelen wat onder gebruikelijke hulp valt, en welke elementen een rol (kunnen) spelen bij de beoordeling door de professional. Het gaat niet om een lijst van hulp die men te allen tijde wel of niet gebruikelijk acht of een instrument wat tot extra bureaucratie leidt.

Risico’s van de maatregel

De maatregel gaat gepaard met de volgende risico’s, die het effect van de maatregel kunnen beïnvloeden:

-

Risico op escalatie wanneer de sociale basisvoorzieningen / de hulp uit eigen

netwerk niet toereikend is. Het afwegingskader zorgt er mogelijk voor dat meer gebruik wordt gemaakt van de sociale basisvoorzieningen. Wanneer sociale basisvoorzieningen in een gemeente of de hulp die het gezin zelf moet organiseren niet toereikend is, is de kans aanwezig dat een jeugdige na verloop van tijd toch jeugdhulp nodig heeft. Het risico op escalatie wordt hiermee groter.

Maatregel 4 Versnellen doorstroom naar Wlz door betere informatievoorziening

In document Rapport Stelsel in groei (pagina 144-147)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN