• No results found

Inzet van jeugdhulpprofessionals in het (regulier of speciaal) onderwijs Beschrijving van de maatregel

In document Rapport Stelsel in groei (pagina 171-176)

E Resultaten per maatregel

Maatregel 11 Inzet van jeugdhulpprofessionals in het (regulier of speciaal) onderwijs Beschrijving van de maatregel

Met deze maatregel wordt voorgesteld schoolteams te verbreden met een

jeugdhulpprofessional, zoals (afhankelijk van de schoolpopulatie) medewerkers van een lokaal team, jeugdhulp- en/of zorgorganisaties. Het doel van de maatregel is om

problematiek op scholen eerder te signaleren en lichte problematiek direct aan te kunnen pakken. Vroegsignalering kan bijvoorbeeld bij ziekteverzuim of oppositioneel gedrag sneller plaatsvinden, waarbij gekeken kan worden naar de oorzaak en bijbehorende hulp die nodig is. Ook kan er vanuit het onderwijs in groepsverband worden ingezet op selectieve preventie, bijvoorbeeld weerbaarheidstrainingen.

Deze maatregel kan zowel voor het regulier als speciaal onderwijs toegepast worden, waarbij de inzet afhankelijk van primair of voortgezet onderwijs/MBO anders kan zijn en de impact kan verschillen. Ook kan de vorm waarin de maatregel wordt toegepast verschillen, zowel middels het deels ‘detacheren’ van een medewerker van het jeugdteam op scholen, als het opzetten van een schoolhulpteam met hierin ook een jeugdhulpprofessional. De basis-jeugdhulp kan laagdrempelig op school plaatsvinden en daarmee kan de bestaande zorgstructuur op scholen worden versterkt. Voor specialistische jeugdhulp zal de school voornamelijk een vindplaats blijven.

Beleidstheorie van de maatregel

Het werkingsmechanisme van de maatregel is als volgt samen te vatten:

-

Er zijn uiteraard kosten omdat de jeugdhulpprofessionals betaald moet worden.

-

Inzet van jeugdhulpprofessionals op regulier en speciaal onderwijs biedt mogelijk een laagdrempeligere vorm van zorg voor jeugdigen en ouders. Dit kan leiden tot een toename van signalering van zorgbehoefte, mogelijk zowel in de vorm van

vroegsignalering als oversignalering. Vroegsignalering kan leiden tot een afname in het volume van jeugdhulp, omdat escalaties worden voorkomen. Oversignalering zal hier naar verwachting voornamelijk resulteren in meer jeugdigen die door de

jeugdhulpprofessionals gezien worden; het financiële effect is dus onderdeel van de kosten van deze jeugdhulpprofessionals.

-

Minder verwijzingen naar duurdere, intensieve jeugdhulp doordat de

jeugdhulpprofessionals zelf een deel van de problematiek oplossen en kijken waar groepsaanbod ingezet kan worden als vorm van selectieve preventie.

Deze verwachte financiële effecten zijn visueel samengevat in onderstaande doelenboom.

Verwachte omvang van de besparing

Deze maatregel hangt samen met zowel maatregel 1 als maatregel 6, omdat grotendeels dezelfde jeugdigen worden bereikt met deze maatregelen en de jeugdhulpprofessionals uit de lokale teams komen. Dit geldt specifiek voor effect 1 en 2, omdat het effect van substitutie van jeugdhulp door een jeugdhulpprofessional op een school vervalt als dit effect ook behaald wordt door inzet op een POH-jeugd en een lokaal team dat direct hulp verleent.

Gemeenten die dus zowel alle jeugdigen toegang bieden tot een POH-jeugd als tot een lokaal team wat hulp verleent, zullen het effect van substitutie door inzet van een

jeugdhulpprofessional op school niet zien.

-

Voor de mate waarin jeugdhulpprofessionals op school trajecten van

jeugdhulpaanbieders kunnen overnemen, sluiten we aan bij de resultaten van maatregel 6 (hulpverlening door het lokale team): 10 – 30%. Er is geen reden om aan te nemen dat dit percentage voor deze populatie anders ligt.

-

Aansluitend bij maatregel 6 hanteren we uurtarieven van jeugdhulpprofessionals in een lokaal team op € 70 - 75, wat 5 – 15 % lager is dan van vergelijkbare medewerkers bij een aanbieder.

hulpverlening 3. Extra kosten door extra activiteiten

Voorkomen

escalaties 4. Minder kosten aan duurdere trajecten

dienstverlening 2. Hogere of lagere kosten

-

Conform maatregel 6 wordt bij lokale teams 40 - 60% van deze jeugdigen volgens het diepteonderzoek 40 – 60% op dezelfde manier geholpen als bij een aanbieder (effect 1).

Dit betreft vooral de wat zwaardere trajecten die 1 – 2 jaar duren en € 4000 - € 5000 kosten. Bij de andere jeugdigen schalen jeugdhulpprofessionals uit lokale teams eerder af aanbieders (effect 2), waardoor het traject 10 – 30 % goedkoper is. Uit het

diepteonderzoek blijkt dat de kosten van het oorspronkelijke traject vergelijkbaar zijn met trajecten die voorkomen worden door een POH-jeugd (€ 2100 - € 2500).De trajecten die voorkomen worden bedragen tussen de € 2100 en € 2500.

-

Het aantal verwijzingen naar de huisarts zal met de komst van een jeugdhulpprofessional op school afnemen. De inschatting op basis van dit onderzoek en ervaring is dat 40 à 70 % van de jeugdigen die bij de huisarts (of POH-jeugd) komen indirect vanuit school wordt verwezen. Gemeenten met een POH-jeugd kunnen verwachten dat het aantal jeugdigen bij de POH-jeugd zal afnemen en de effecten hiervan geringer worden met inzet van jeugdhulpprofessionals op school.

School is vanzelfsprekend een vindplaats waar veel problemen gevonden kunnen worden, aangezien bijna alle jeugdigen op school zitten. Het inzetten van jeugdhulpprofessionals op scholen leidt daarmee tot zowel laagdrempeligere hulp als vroegsignalering van problemen bij jeugdigen die anders niet zelf met een hulpvraag naar een huisarts of lokaal team waren gegaan. Dit leidt tot meer hulpverlening (effect 3) en voor een deel van de jeugdigen die extra geholpen zijn tot minder escalatie (effect 4). Essentieel onderdeel hiervan is het goed kunnen inschatten van welke jeugdigen gebaat zijn bij vroegtijdig extra hulp en ondersteuning om het percentage oversignalering zo laag mogelijk te houden.

-

We schatten in dat 1-3 % van alle jeugdigen op school met vroegsignalering door jeugdhulpprofessionals zal worden bereikt.

-

Deze populatie heeft voor het overgrote deel lichte problemen. We gaan er vanuit dat het aantal jeugdigen bij wie een zwaar jeugdhulptraject kan worden voorkomen zeer laag is met wat je op school extra signaleert. Dit komt grotendeels omdat deze jeugdigen wel bij de huisarts, JGZ of lokaal team in beeld komen. Daarnaast wordt dit deels veroorzaakt doordat je mogelijk wel problemen voorkomt bij jeugdigen die niet in jeugdhulp zitten, maar die dus doorgaans geen jeugdhulptraject krijgen op een later tijdstip, waardoor dit niet resulteert in een afname van zware jeugdhulptrajecten.

-

Een traject van enkele gesprekken kost, gezien de tarieven van medewerkers van een lokaal team, typisch € 400 – € 600 en voorkomt als een effectieve interventie gebruikt wordt in 5 – 15%117van de gevallen later een licht traject bij een aanbieder van € 900 -

€ 1.200.

Er wordt nog weinig tot niet ingezet op het aanbieden van selectieve preventie in groepsverband (effect 5). Dit effect nemen we nu niet mee in het doorrekenen van deze maatregel.

Het effect van het voorkomen van dubbele hulp (effect 6) wordt niet herkend in de diepteonderzoeken en lijkt in de praktijk niet te spelen.

117 Het ‘succespercentage’ sluit aan bij de analyse van effectieve interventies die gedaan zijn voor de boeggolf. Van belang is om te vermelden dat het na een interventie over het algemeen wel met meer jeugdigen beter gaat dan ervoor dan de 5 – 15% die hier genoemd wordt, maar bij een deel van deze jeugdigen was de problematiek vanzelf overgegaan. In dit percentage is dat verdisconteerd.

De kosten door niet-cliëntgebonden overleggen van jeugdhulpprofessionals op scholen komen nog bovenop de cliëntgebonden kosten die in de hierboven beschreven effecten worden meegenomen.

-

We schatten op basis van informatie uit de diepteonderzoeken dat dit om gemiddeld 1 à 2 uur per week gaat per school, met een gemiddeld uurtarief van € 70 - 75.

-

We rekenen met 8768 scholen, waarbij zowel primair, voortgezet als speciaal onderwijs is meegenomen.118

Bovenstaande kengetallen moeten nog geëxtrapoleerd worden naar een macrobedrag.

Momenteel wordt er door diverse gemeenten al ingezet op jeugdhulpprofessionals op

scholen, waarbij we zien dat gemiddeld ongeveer 80 à 100 % van de leerlingen in de gemeente hiermee wordt bereikt op basis van de enquête onder gemeenten. Binnen dit onderzoek kunnen we op basis van de enquête nog onvoldoende inschatten of deze gemeenten de hulp al zodanig hebben ingericht dat de beschreven effecten al worden bereikt, maar we hebben wel gemeenten die school of sociaal maatschappelijk werk of vergelijkbaar inzetten niet meegerekend in deze maatregel. Hier nemen we aan dat er met de inzet van

jeugdhulpprofessionals meer jeugdhulp voorkomen en/of gesubstitueerd kan worden.

Effect Financieel effect

1. Lagere prijs dienstverlening 0,2 tot 2 miljoen 2. Hogere of lagere kosten -0,7 tot 3 miljoen 3. Extra kosten door extra activiteiten -19 tot -5 miljoen 4. Minder kosten aan duurdere trajecten Nihil

5. Afname jeugdhulp door selectieve preventie

Nihil

6. Afname jeugdhulp door minder dubbele hulp

Nihil

7. Niet-cliëntgebonden kosten jeugdhulp-professionals op scholen

-29 tot -14 miljoen

Totaal -42 tot -21 miljoen

Incidentele kosten Middel

Termijn van besparing n.v.t.

Kwalitatieve effecten

Naast de eerder beschreven kwantitatieve effecten heeft de maatregel ook de volgende kwalitatieve effecten:

118 Scholen en schoolbesturen leveren hun gegevens aan DUO. Hiervan wordt een maandelijks ververst en gepubliceerd adressenbestand gemaakt. De bestanden voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs zijn gebruikt.

-

Meer expertise bij onderwijsprofessionals. Het inzetten van jeugdhulpprofessionals leidt tot lokale kennisbevordering onder onderwijsprofessionals op het gebied van jeugdhulpproblemen. Dit leidt naar verwachting tot sneller signaleren en beter kunnen omgaan met jeugdigen dit soort problemen. Daarnaast hebben zij door de aanwezigheid van een jeugdhulpprofessional de mogelijkheid om laagdrempelig advies te vragen. Als onderwijsprofessionals zich capabeler voelen op dit gebied, heeft dit een positief effect op het werkplezier.

-

Betere toegankelijkheid van (jeugd)hulp. De stap naar een jeugdhulpprofessional op scholen is voor jeugdigen laagdrempeliger en daarmee gemakkelijker dan contact op te nemen met het lokale team/jeugdhulp.

-

Normalisering. De jeugdhulpprofessional kan op de scholen in gesprek gaan met ouders en jeugdigen over dat sommige problematieken bij het leven horen, en problematiek rondom opvoeden en opgroeien daar niet van uitgesloten zijn.

-

Meer continuïteit/samenhang in voorzieningen voor jeugdhulp en onderwijs, waardoor ondersteuning beter afgestemd kan worden aangeboden. Dit biedt

mogelijkheden om breder te kijken dan het individu en in te zetten op collectief aanbod voor problemen die vaak voorkomen op een school. Het investeren in selectieve preventie gericht op risicogroepen is van grote waarde en kan juist op scholen (buiten schooltijd) plaatsvinden, waardoor het laagdrempelig is en toegespitst op de lokale prioriteiten.

-

Minder verzuim en vroegtijdige schoolverlating van de jeugdigen. De baten van deze maatregel vallen niet alleen in het jeugddomein. Naar verwachting leidt deze maatregel tot minder schoolverzuim, doordat problemen eerder gesignaleerd, laagdrempeliger en meer gericht opgepakt kunnen worden. Doordat er sneller/breder contact is met de jeugdige, is er meer zicht op de specifieke context en behoeften van de jeugdige. Door hierop in te spelen is de kans kleiner dat een jeugdige thuis komt te zitten of vroegtijdig school verlaat.

Randvoorwaarden bij uitvoering van de maatregel

Om bij de maatregel het beoogde effect te behalen, moet er aan de volgende randvoorwaarden voldaan zijn:

-

De school moet akkoord zijn dat er een jeugdhulpprofessional op school is. De mogelijkheid om de maatregel uit te voeren, hangt uiteraard sterk af van de medewerking van de school. De school moet de jeugdhulpprofessional toelaten in de eigen structuur, en ook voor een ruimte zorgen waar gesprekken gevoerd kunnen worden.

-

Integratie van jeugdhulp met het onderwijs. De taken van de jeugdhulp moeten zodanig opgezet worden dat het geïntegreerd is op school, en door jeugdigen en ouders zo min mogelijk als een drempel wordt ervaren. Dit is van belang om normaliserend te kunnen werken. Tegelijkertijd moet de privacy van een jeugdige niet geschonden worden.

Ook hier moet uitdrukkelijk over worden nagedacht bij de implementatie van deze maatregel.

-

Afstemming docenten en jeugdhulpprofessionals. Om te voorkomen dat docenten zich verantwoordelijk gaan voelen voor jeugdhulptaken, is het belangrijk dat docenten en jeugdhulpprofessionals hun taken blijven afstemmen en afbakenen.

-

Inzet van jeugdhulpprofessionals met kennis van het zorglandschap. Het

implementeren van deze maatregel kan tot vroegsignalering leiden. Het vereist echter goede, ervaren professionals met voldoende inhoudelijke expertise en kennis over het zorglandschap (zoals de sociale basisvoorzieningen) om dit effect te bereiken. Dat voorkomt oversignalering, wat juist tot hogere kosten kan leiden.

-

De jeugdhulpprofessional op de scholen moet ook voldoende tijd krijgen, om iets te betekenen voor kind/gezin en voldoende ondersteuning te kunnen bieden om inzet van

andere jeugdhulp te beperken dan wel gericht in te zetten. Geef professionals de ruimte en tijd om in hun rol te groeien en een nieuw vakmanschap onder de knie te krijgen.

-

Goede samenwerkingsafspraken tussen gemeenten, jeugdhulpaanbieders en scholen. Om deze maatregel effectief te laten zijn is het belangrijk dat alle betrokken partijen duidelijkheid hebben over taken en verantwoordelijkheden. Het is helpend om de jeugdhulp vaker beschikkingsvrij toegankelijk te maken. Als je voor kortdurende ambulante begeleiding/behandeling of psychische hulp op school een beschikking nodig hebt, is dat erg bureaucratisch.

-

Stel eisen aan de jeugdhulppartijen t.a.v. samenwerking en terugkoppeling van de voortgang van de begeleiding/behandeling en zo nodig het eindadvies aan de scholen.

Zorg ervoor dat jeugdhulppartijen kennis nemen van de praktijk op school in de klas, zodat zij hier met hun behandeling en eindadvies rekening mee kunnen houden. Vaak wordt dagelijks of wekelijks één op één begeleiding geadviseerd, wat een school nauwelijks kan bieden.

-

Durven differentiëren tussen scholen. Ondersteuning moet worden ingericht o.b.v.

behoefte van de school. Niet overal is immers dezelfde ondersteuning nodig, het is van belang om te kijken naar de samenstelling van de populatie en specifieke vraagstukken in de school en wijk.

Risico’s van de maatregel

De maatregel gaat gepaard met de volgende risico’s, die het effect van de maatregel kunnen beïnvloeden:

-

Onvoldoende draagvlak voor samenwerking. Deze maatregel vereist goede

samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp. Het zal per school sterk verschillen welke voedingsbodem er ligt voor een goede samenwerking. Risico is dat er in sommige scholen onvoldoende basis of draagvlak is om (binnen afzienbare tijd) een dergelijke functie te ontwikkelen.

-

Jeugdhulpprofessional wordt te snel ingeschakeld. Idealiter wordt de

jeugdhulpprofessional ingeschakeld op de momenten dat het onderwijs er niet zelf uitkomt. Docenten kampen echter met hoge werkdruk, dus bestaat het risico dat ingewikkelde leerlingen snel doorgestuurd worden naar de jeugdhulpprofessional als deze beschikbaar is, en docenten hier zelf juist minder verantwoordelijkheid in pakken.

-

Stigmatisering als gevolg van inzet groepsaanbod vanuit selectieve preventie. Er is zorgvuldigheid in de selectie van ‘risicogroepen’ nodig. Het kan nadelige gevolgen hebben als jeugdigen een bepaalde stempel krijgen, welke ook op school bij docenten bekend is. Voorzichtigheid en oog voor de privacy zijn van belang als het gaat om selectieve preventie als gevolg van jeugdhulp op school, zeker als er informatie-uitwisseling plaatsvindt tussen school en jeugdhulp.

Maatregel 12 Afbakening Jeugdwet met onderwijs verhelderen

In document Rapport Stelsel in groei (pagina 171-176)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN