• No results found

Beperken van het aantal gecontracteerde aanbieders Beschrijving van de maatregel

In document Rapport Stelsel in groei (pagina 196-200)

E Resultaten per maatregel

Maatregel 16 Beperken van het aantal gecontracteerde aanbieders Beschrijving van de maatregel

Deze maatregel behelst het contracteren door gemeenten van een beperkt aantal aanbieders.

Deze maatregel onderscheidt zich van selectief contracteren, waarbij aanbieders die niet aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen uitgesloten worden, en ook van de taakgerichte variant, waar het contracteren van een beperkt aantal aanbieders een logisch gevolg is van een bredere sturingsmethode.

Het beperken van het aantal gecontracteerde aanbieders wordt onderzocht als op zichzelf staande maatregel. Bij deze maatregel is dus expliciet het doel om een klein aantal aanbieders te contracteren. Het wisselt wat als ‘klein aantal’ wordt gezien, maar als ordegrootte kan men denken aan maximaal 20.

Beleidstheorie van de maatregel

Het werkingsmechanisme van de maatregel is als volgt samen te vatten:

-

Doordat gemeenten slechts een beperkt aantal aanbieders contracteren, kan het partnerschap tussen gemeenten en aanbieders sterker worden.121 Een mogelijk gevolg hiervan is dat er gezamenlijke doelen kunnen worden gesteld voor de korte en lange termijn, waardoor er scherpere afwegingen worden gemaakt over uitstroom en afschalen.

Dit kan leiden tot lichtere en kortere trajecten.

-

Beperkt contracteren en het bijbehorende actiever contractmanagement leidt tot meer contact en reflectie op waarnemingen uit de praktijk. Dit kan leiden tot het aanbieden van alternatieven voor jeugdhulp waar mogelijk, met als gevolg een breder aanbod van de sociale basisvoorzieningen en het inzetten van lichtere trajecten waar mogelijk.

-

Omdat gemeenten met minder aanbieders contracten afsluiten, hoeven ze minder tijd te investeren in contractmanagement.

-

Door verschillende typen hulp aan te bieden in één organisatie treedt er ontschotting op van hulp, waardoor meerdere vormen van hulp makkelijker in één traject kunnen worden aangeboden.

121 Zo geeft KMPG in hun rapport “Inzicht in besteding jeugdhulpmiddelen” aan dat gemeenten minder grip ervaren door een toenemend aantal aanbieders, en adviseert daarom om het aantal aanbieders te beperken om partnerschap te versterken.

-

Doordat er meer gewerkt wordt met hoofd- en aannemerschap is er meer afstemming nodig tussen aanbieders over inhoud en financiën. Dit leidt zowel tijdelijk als structureel tot extra administratieve lasten en coördinatie- en overlegkosten.

-

Het contracteren van een beperkt aantal aanbieders voorkomt onbeheerste groei van andere aanbieders, al wordt dit effect verkleind doordat deze aanbieders wel als onderaannemers actief kunnen zijn.

Deze verwachte financiële effecten zijn visueel samengevat in onderstaande doelenboom.

Verwachte omvang van de besparing

Uit het diepteonderzoek blijkt dat het beperken van het aantal gecontracteerde aanbieders niet automatisch leidt tot beter partnerschap tussen aanbieders en gemeente (effect 1 t/m 3).

-

De overgrote meerderheid van de gemeenten in de uitvraag die ervaring heeft met deze maatregel bevestigt dit beeld. Zeker als geschoond wordt voor een aantal gemeenten die taakgerichte bekostiging hebben ingevoerd. Dit is een andere maatregel, maar ook daarbij wordt het aantal aanbieders beperkt. Deze gemeenten hebben daarom soms ook deze vraag ingevuld. Interessant is dat er twee regio’s zijn waar gemeenten tegengestelde antwoorden hebben gegeven op de vraag, en de mate van partnerschap dus anders beoordelen.

-

Van de aanbieders is bijna drie kwart het met dit beeld eens. Ook van de aanbieders die wel meer partnerschap herkennen, blijkt van een deel dat zij de uitvraag hebben ingevuld vanuit de ervaring met taakgerichte bekostiging (maatregel 15); in sommige gevallen is zelfs expliciet genoemd dat ze in een regio die alleen het aantal gecontracteerde aanbieders beperkt niet meer partnerschap zien.

Beperken van

Aangezien het partnerschap in de praktijk geen (automatisch) gevolg is van beperkt

contracteren, zijn de financiële effecten 1, 2, en 3 nihil. In sommige gesprekken is aangegeven dat de hoofdaannemers onderling wel kortere lijntjes kregen. Dat speelde echter vooral op bestuurlijk niveau, en niet op het niveau van de uitvoering. De betreffende aanbieders konden zichzelf dus vooral beter onderling organiseren in gesprekken met de gemeente.

Uit het diepteonderzoek bleek dat de kosten voor contractmanagement (effect 4) voor zowel gemeenten als aanbieders gelijk zijn gebleven, aangezien per aanbieder meer tijd besteed wordt. Hoewel dit niet duidelijk bevestigd is in de enquête, is er ook geen aanleiding om een andere conclusie te trekken.

-

Iets meer dan de helft van de aanbieders in de enquête herkent dit. De rest van de aanbieders geeft aan dat het meer tijd kost. Dit kan echter verklaard worden doordat het per gecontracteerde aanbieder wel meer tijd kost, maar dat aanbieders die niet

gecontracteerd zijn uiteraard geen tijd kwijt zijn aan contractmanagement

-

Van de gemeenten is dit iets minder dan de helft. Een groot gedeelte van de gemeenten geeft echter aan dit niet te kunnen inschatten. Slechts één gemeente heeft aangegeven dat er minder contractmanagement nodig was en dit gekwantificeerd. Dit ging echter om een zeer beperkte afname.

Voor de toename van de administratieve lasten van aanbieders (effect 6) sluit de berekening aan bij die van maatregel 14, resultaatgericht financieren. Doordat er minder regio’s zijn die dit geïmplementeerd hebben, zijn de meerkosten echter iets groter. Momenteel is ongeveer 85% van de jeugdigen woonachtig in een regio waar aan beperkt contracteren wordt gedaan.

In beginsel voorkomt het beperken van het aantal aanbieders wel dat aanbieders ‘onder de radar’ snel groeien (effect 7). Bijna 20% van de gemeenten geeft in de enquête aan te maken te hebben met aanbieders waar de omzet sterk van steeg, terwijl zij twijfels hadden over de meerwaarde van de jeugdhulp die de betreffende aanbieders leverden. Aanbieders die ervaring hebben met beperkt contracteren geven in het diepteonderzoek echter ook aan dat niet-gecontracteerde aanbieders bij hun aankloppen met een cliënt om onderaannemer te worden, of dat cliënten zelf een dergelijke voorkeur uitspreken. In de praktijk sluit de hoofdaannemer dan een contract af met de betreffende aanbieder, zodat deze alsnog als onderaannemer aan het werk is. Op die manier is het alsnog mogelijk dat aanbieders sterk groeien zonder dat de gemeente dit weet.

Effect Financieel effect

1. Kortere trajecten Nihil

2. Lichtere trajecten door substitutie Nihil 3. Breder aanbod sociale basisvoorzieningen, met meer kosten

Buiten scope

4. Minder kosten contractmanagement Nihil 5. Afname aantal trajecten Nihil

6. Meer administratieve lasten aanbieders -28 tot -17 miljoen

7. Afname aantal trajecten Niet duidelijk, maar beperkt

Totaal Nihil / negatief

Incidentele kosten Middel

Termijn van besparing n.v.t.

Kwalitatieve effecten

Naast de eerder beschreven kwantitatieve effecten heeft de maatregel ook de volgende kwalitatieve effecten:

-

Meer focus op resultaat bij gemeenten. Doordat gesprekken tussen aanbieder en gemeente meer over kwaliteit dan over kwantiteit zullen gaan, kan er in het gemeentelijk beleid meer focus komen te liggen op het bereiken van doelen in de populatie. Dit kan de kwaliteit van zorg ten goede komen. In de praktijk blijkt dit niet automatisch te gebeuren.

-

Effect op innovatie in de jeugdhulp. Als gevolg van het contracteren van grote, gevestigde aanbieders die minder druk hebben om concurrerend te zijn, kan er minder innovatie ontstaan. Aan de andere kant kan meer zekerheid bij aanbieders ook leiden tot meer ruimte voor innovatie, mits deze aanbieders voldoende innovatiekracht hebben.

Randvoorwaarden bij uitvoering van de maatregel

Om bij de maatregel het beoogde effect te behalen, moet er aan de volgende randvoorwaarden voldaan zijn:

-

Waarborg maatwerk jeugdigen. Ondanks het beperkt aantal partijen dient de

mogelijkheid tot maatwerk voor een jeugdige met jeugdhulp gewaarborgd te worden. De keuzevrijheid is vanzelfsprekend kleiner door deze maatregel.

-

Frequent overleg over de inhoud tussen gemeente en aanbieders. Contact over waarnemingen in de praktijk maken mogelijk dat zowel gemeenten als aanbieders meer inzicht en grip krijgen op waar er behoefte aan is. Het aanbieden van alternatief aanbod en inzetten op sociale basisvoorzieningen vereist dat hier ook invulling aan wordt gegeven.

-

Goede selectiecriteria voor aanbieders. Met deze maatregel worden veel aanbieders niet gecontracteerd. Daarmee is het extra van belang dat de aanbieders die wel

gecontracteerd worden over de noodzakelijke competenties beschikken. Daarbij gaat het zowel om zorginhoud als om de competentie om regie te kunnen voeren over

onderaannemers.

-

Voldoende (politiek) draagvlak. De keuze voor beperkt contracteren is er een van de lange adem. Het is van belang dat de gemeente gedurende langere tijd een consistente lijn houdt, zodat het partnerschap tussen de gemeente en de aanbieders kan worden opgebouwd en er gezamenlijke lange termijndoelen kunnen worden gesteld.

Risico’s van de maatregel

De maatregel gaat gepaard met de volgende risico’s, die het effect van de maatregel kunnen beïnvloeden:

-

Het construct van hoofd- en onderaannemers kan leiden tot minder grip op de kosten. Onderaannemers hebben geen contract met de gemeente; de contractering ligt bij de hoofdaannemers. Dit zijn vaak zorginhoudelijke partijen met minder ervaring op het gebied van contractmanagement dan de gemeente.

-

Toename niet-passende jeugdhulp. Risico van beperkt contracteren is dat een

hoofdaannemer terughoudend is met het inzetten van onderaannemers, zelfs als het een passender oplossing is. Een onderaannemer brengt immers altijd een financieel en inhoudelijk risico met zich mee dat moeilijker te beheersen is dan de eigen uitvoering. Dit kan ervoor zorgen dat jeugdigen vaker niet passende hulp ontvangen.

-

Voordeel voor grote aanbieders, nadeel voor kleine aanbieders. Het beperkt

contracteren gaat vaak gepaard met een Europese aanbesteding. Veel grotere aanbieders weten beter dan kleinere aanbieders hoe ze een dergelijke aanbesteding binnen kunnen halen en hebben de mankracht om goede aanbestedingsdocumenten te schrijven. De kwaliteit van een aanbestedingsdocument hoeft niet te correleren met de kwaliteit van de geboden jeugdhulp.

-

Verschraling van zorglandschap. Er is een risico op verschraling van het zorglandschap omdat alle jeugdhulp via enkele hoofdaannemers moet lopen. Als deze te terughoudend is met het contracteren van (bepaalde) onderaannemers, kan het zorglandschap minder divers worden, waardoor mogelijk niet alle vragen meer opgepakt kunnen worden en er minder keuzevrijheid is voor de cliënt.

-

Continuïteit van dienstverlening is afhankelijk van enkele aanbieders. Door alle jeugdhulp bij een klein aantal aanbieders is er een risico dat als één van deze aanbieders omvalt, de dienstverlening niet zomaar gecontinueerd kan worden bij andere aanbieders.

Maatregel 17 Actief contractmanagement

In document Rapport Stelsel in groei (pagina 196-200)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN