• No results found

Afbakening Jeugdwet met onderwijs verhelderen Beschrijving van de maatregel

In document Rapport Stelsel in groei (pagina 176-179)

E Resultaten per maatregel

Maatregel 12 Afbakening Jeugdwet met onderwijs verhelderen Beschrijving van de maatregel

In sommige gevallen is er onduidelijkheid over de afbakening tussen de

verantwoordelijkheden van het onderwijs, en de jeugdhulpplicht. Dat leidt tot veel overleg over die leerlingen waarbij niet voldoende duidelijk is wie welke verantwoordelijkheid heeft.

Daarnaast leidt dit tot een groep cliënten die eigenlijk onder verantwoordelijkheid valt van het onderwijs, maar nu jeugdhulp ontvangt of andersom.

Beleidstheorie van de maatregel

We onderscheiden twee werkzame mechanismen waarmee een scherpere afbakening effect heeft op de kosten van uitvoering van de Jeugdwet: enerzijds de hogere kosten van

coördinatie en overleg door de onduidelijkheid, en anderzijds de kosten van hulp die nu vanuit de Jeugdwet verleend wordt maar eigenlijk onder het onderwijs zou vallen of andersom.

Organisatorische overleggen

Het aantal overleggen en aanwezigen in de samenwerking tussen gemeente en onderwijs zal verminderen wanneer de afbakening duidelijker is en tot minder discussie leidt. Dit leidt tot lagere uitvoeringskosten. Naast de kosten voor overleg zijn er natuurlijk de kosten om daadwerkelijk de hulp te bieden. Deze veranderen naar verwachting niet met deze maatregel.

Verschuiving van kosten voor hulp van Jeugdwet naar onderwijs of andersom

Een verschuiving van kosten voor hulp van de Jeugdwet naar het onderwijs of andersom kan op verschillende manieren.

-

Onderwijs-zorgarrangementen (OZA): in de praktijk blijkt dat sommige kinderen met een complexe zorgvraag op school soms moeilijk meekomen. Dit kan leiden tot veel discussie tussen gemeenten en onderwijs over wie waar verantwoordelijk voor is of welk aanbod voorliggend is: zorg of onderwijs(ondersteuning). Terwijl het voor deze kinderen vaak gaat om de combinatie van beiden. Onderwijs- zorgarrangementen kunnen hier een uitkomst in zijn. Momenteel verkennen het ministerie van VWS en OCW, wat hoe er meer ruimte kan komen om te komen tot deze combinatie, waarbij financiering een belangrijk vraagstuk is. De resultaten hiervan worden op korte termijn verwacht.

-

Zorg in onderwijstijd: vooral in het speciaal onderwijs cluster 3 en 4 hebben leerlingen op school extra zorg nodig. Momenteel wordt onderzoek gedaan naar regionale pilots rondom collectieve financiering en naar de inzet van zorgarrangeurs. Dit moet duidelijkheid bieden over de kosten van zorg in onderwijstijd en zo bijdragen aan het inzetten van de collectieve financiering van zorg in onderwijstijd.119 Uit dit onderzoek zal dan ook moeten blijken wat de financiële gevolgen hiervan zijn voor de uitvoering van de Jeugdwet. Gezien de tijdslijn van dit onderzoek kunnen we de resultaten hiervan niet meenemen in het onderhavige onderzoek. Op basis van eerder onderzoek is het vermoeden echter dat een herziene afbakening een maar zeer beperkte besparing zal opleveren.120

Scope van de maatregel in het onderzoek

Gezien de onderzoeken die lopen, heeft de stuurgroep om dubbelingen te voorkomen besloten om afbakeningsvraagstuk niet apart in het huidige onderzoek te onderzoeken.

Relevante uitkomsten zullen wel in de rapportage geschetst worden. De focus in het

onderzoek ligt daarom op het effect van een scherpere afbakening op de kosten die gepaard gaan met het aantal organisatorische overleggen. De verschuiving van kosten voor hulp van Jeugdwet naar onderwijs valt buiten de scope van dit onderzoek. Daarom is ook geen doelenboom opgenomen: in het onderzoek is alleen de capaciteit in beeld gebracht die gemoeid is met de overleggen, zonder een aanname te doen over hoe de afbakening uit zal pakken.

Verwachte omvang van de besparing

Binnen deze maatregel is het tweede effect afhankelijk van de afbakening die gekozen wordt tussen jeugdhulp en onderwijs. De stuurgroep heeft besloten dat het niet zinvol is om hier in dit onderzoek een voorstel voor te doen, aangezien er andere trajecten lopen vanuit OCW en

119 https://www.dsp-groep.nl/projecten/zorg-in-onderwijstijd/.

120 Onderzoek Berenschot Inzicht Zorg in Onderwijstijd.

VWS. Een afbakening definiëren in dit onderzoek zou geen recht doen aan de complexiteit van het vraagstuk.

De hoeveelheid overlegtijd over onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling tussen jeugdhulp en onderwijs (effect 1) berekenen we als volgt:

-

Er zijn verschillende overleggen, zowel op casusniveau als overkoepelend. De verdeling tussen deze overleggen verschilt per gemeente/samenwerkingsverband. Uit het

diepteonderzoek blijkt echter dat de tijdsbesteding gemiddeld 0,5 – 1,5 uur per kind is als er sprake is van onduidelijkheid over de verantwoordelijkheidsverdeling. In de enquête geeft meer dan de helft van de gemeenten aan dat dit meer tijd kost. Dat komt vooral door het feit dat dit typisch lastige casussen zijn, met veel betrokken partijen. Met inachtneming hiervan houden we een gemiddelde vergadertijd van 1,5 – 2,5 uur per kind aan.

-

Bij een dergelijk overleg nemen we aan dat er gemiddeld 2-3 personen vanuit gemeente betrokken zijn, vanuit domein jeugd, domein onderwijs en domein openbare orde en veiligheid met een gemiddeld uurtarief van € 70 - € 80.

-

Uit het diepteonderzoek en de enquête blijkt het ongeveer 0,2% - 0,4% van de jeugdigen in het onderwijs te betreffen. Landelijk komt dat neer op 4.840 – 9.683 jeugdigen. Hierin is onder andere het aantal jeugdigen met dyslexie een groot aandeel.

-

Op basis van de diepteonderzoeken en reële schattingen is de verwachting dat een betere afbakening van jeugdhulp en onderwijs leidt tot ongeveer 40 - 60 % afname van het aantal overleggen over verantwoordelijkheidsverdeling.

Een belangrijke kanttekening is dat het de overleggen over afbakening ook deels gaan over dat gemeenten soms niet outreachend genoeg werken, met name als er geen actieve hulpvraag is vanuit cliënt. Scholen hebben een zorgplicht en komen ook in contact met leerlingen als er geen actieve hulpvraag is. Dit leidt tot andere signalering van behoeften dan een lokaal team van gemeenten. Een deel van de overleggen gaat hierover, en niet over afbakening per se. Dit soort overleggen zullen blijven bestaan, vandaar ook de inschatting dat er een afname kan zijn van ongeveer 40 à 60 % van de overleggen.

Effect Financieel effect

1. Minder overleg tussen onderwijs en gemeenten over wie welke

verantwoordelijkheid heeft

0,7 tot 2 miljoen euro

2. Verschuiving van kosten voor hulp van Jeugdwet naar onderwijs of andersom

-

Totaal 0,7 tot 2 miljoen euro

Incidentele kosten Middel

Termijn van besparing Korte termijn, op het moment dat de afbakening helder is

Kwalitatieve effecten

Naast de eerder beschreven kwantitatieve effecten heeft de maatregel ook de volgende kwalitatieve effecten:

-

Tevredenheid jeugdigen en ouders. Als helderder is wie verantwoordelijk is, versnelt dit naar verwachting de doorlooptijden tot de start van de hulp, en hebben ouders en jeugdigen minder het gevoel ‘tussen wal en schip te vallen’. Dit is een positief effect voor jeugdigen en hun ouders. Daar staat tegenover dat een helderder afbakening het risico met zich meebrengt dat partners strikter volgens de vastgestelde lijnen gaan handelen, waardoor bepaalde maatwerkoplossingen voor jeugdigen die niet ‘in een hokje passen’

juist lastiger worden.

-

Effect op werkplezier betrokken professionals. Een duidelijkere afbakening leidt hoogstwaarschijnlijk tot minder discussie en overlegtijd, waardoor er meer tijd overblijft om te besteden aan het primaire proces. Dit leidt naar verwachting tot meer werkplezier bij de betrokken professionals in het onderwijs en in de jeugdhulp. Anderzijds, als een jeugdhulpprofessional minder ruimte ervaart om hulp te verlenen die formeel niet binnen de Jeugdwet valt maar wel nodig is, kan dat een negatief effect hebben op het

werkplezier van de jeugdhulpprofessional.

Randvoorwaarden bij uitvoering van de maatregel

Om bij de maatregel het beoogde effect te behalen, moet er aan de volgende randvoorwaarden voldaan zijn:

-

Goede samenwerking en afstemming tussen betrokken onderwijs en gemeenten. Om de maximale effectiviteit van deze maatregel te behalen is het belangrijk dat er

geïnvesteerd wordt in goede samenwerkingsafspraken tussen gemeenten en scholen.

-

Heldere landelijke afbakening tussen onderwijs en de Jeugdwet. Het vraagt een landelijk traject met de betrokken stakeholders om te komen tot een herziene afbakening die meer duidelijkheid schept over wat onder onderwijs en wat onder de Jeugdwet valt.

Daarnaast is het van belang dat helder over deze afbakening gecommuniceerd wordt, zodat alle betrokkenen ervan op de hoogte zijn.

Risico’s van de maatregel

Als het lukt deze maatregel op een goede manier te implementeren, brengt hij weinig risico’s met zich mee. Het gesprek over een goede afbakening loopt echter al enige tijd. Het is dus niet duidelijk of het mogelijk is om tot een heldere afbakening te komen. Als de afbakening inhoudelijk niet goed is, is het mogelijk dat er kinderen tussen wal en schip vallen, wat tal van negatieve effecten met zich meebrengt.

Maatregel 13 Werken met een budgetplafond

In document Rapport Stelsel in groei (pagina 176-179)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN