• No results found

1. Literatuurstudie

4.3 Moeilijkheden gezondheidsbevordering bij mensen met een lage SES

4.3.1 Bereik mensen met een lage SES

Het moeilijk kunnen bereiken van mensen met een lage SES, op gebied van gezondheidsbevordering werd vaak gerapporteerd als een struikelblok. De meeste participanten zijn het er over eens dat ze met het reguliere aanbod aan gezondheidsbevorderende activiteiten, mensen met een lage SES niet bereiken.

“Wat ook belangrijk is, dat is het bereiken van de mensen. Dat is misschien wel nog een grotere uitdaging. Wij zien dat de mensen die een lage SES hebben en dan bedoel ik een zeer lage SES, de laagste 10%, dat we die niet bereiken, gewoon niet. Die komen niet af op ons regulier aanbod.” (interview 2)

Om ervoor te zorgen dat mensen met een lage SES wél bereikt worden met gezondheidsbevorderende acties moet er volgens een aantal participanten meer

outreachend (naar de doelgroep toe) gewerkt worden. Het outreachend werken is een

actieve benadering waarbij er meer ter plaatse, naar de (leef)omgevingen wordt gegaan waar de doelgroep zich bevindt. Vanuit deze (leef)omgevingen start men bijgevolg met het ontwikkelen en/of uitvoeren van gezondheidsbevorderende acties.

30 Om deze extra inspanningen te kunnen leveren is er volgens de participanten een hogere mate van investering in middelen nodig, in de sector gezondheidsbevordering. Hoeveel middelen de mutualiteiten investeren in gezondheidsbevordering wordt echter niet beslist door preventiemedewerkers. Dit zijn strategische beslissingen die vanuit de directie bepaald worden.

“De middelen zijn soms zeer beperkt. Dat is voortdurend kiezen en de goedkoopste is natuurlijk de fit for all, het universeel design. De boodschappen zo goed mogelijk formuleren zodat het voor iedereen begrijpbaar is. Maar als je ziet dat dit ook niet werkt dan moet je meer aanklampend en outreachend beginnen werken en dat kost geld. En dan moet je ergens gaan nadenken, dat is een zeer moeilijke oefening maar dat zijn we wel al aan het doen met de projectgroep. Kunnen we ergens anders schrappen om bijvoorbeeld 5% van onze middelen vrij te maken voor dat outreachend werken? Maar dit is voor de directie. Wij kunnen dit onderzoeken en voorbereiden maar uiteindelijk wordt er van bovenop beslist.” (interview 2)

4.3.1.1 Mogelijke verklaringen van een lager bereik

In de interviews kwamen een aantal mogelijke verklaringen naar boven waarom deze doelgroep juist zo moeilijk te bereiken is. Een eerste mogelijke verklaring die in alle interviews naar boven kwam, is dat mensen met een lage SES vaak andere prioriteiten hebben dan werken aan hun gezondheid. Volgens de participanten zijn ze minder bezig met gezondheidsbevordering, niet zozeer omdat het hen niet interesseert maar omdat hun prioriteiten noodgedwongen liggen bij het verkrijgen van de basisbehoeften. Eén participant haalde de rechten van de mens aan. De universele rechten van de mens gelden voor elk individu. In realiteit is het evenwel zo dat een grote groep mensen in de samenleving zich niet kan voorzien in zijn of haar basisnoden (zie discussie).

31

“Ik heb ook ooit eens, de ‘goed gevoel stoel’ gevolgd van Gezond Leven, rond mentaal welbevinden. En daarin vond ik heel verhelderend dat werd uitgelegd dat het ook normaal is dat zij nog niet aan bepaalde zaken werken qua gezondheid omdat zij gewoon bepaalde basisbehoeften soms nog niet krijgen. Wat eigenlijk de rechten van de mensen zijn. Hier in België hebben we bepaalde rechten. We hebben recht op een goede huisvestiging, op voeding, … Maar sommige mensen voldoen daar niet aan.” (interview 6)

Een aantal participanten gaven hierbij aan dat zij het heel belangrijk vinden dat de maatschappij actie onderneemt om iedereen van de basisbehoeften te voorzien. Dit valt onder het ethisch thema distributieve rechtvaardigheid, waarbij gepleit wordt om de middelen in de maatschappij rechtvaardig te verdelen en dus iedereen in de maatschappij van de basisbehoeften te voorzien.

“Er moet au fond iets gedaan worden aan de leefsituatie van die mensen. Er moet een goede gezondheidszorg zijn en ja ook de sociale component: huisvestiging, dat die mensen de financiële middelen hebben enzoverder. Dat valt niet los te zien van die gezondheidskloof.” (interview 5)

Een tweede verklaring die vaak benoemd werd is de financiële drempel. Werken aan gezondheid vraagt vaak in bepaalde mate financiële investeringen van mensen. Wanneer iemand bijvoorbeeld meer wil bewegen, vraagt dit vaak extra investeringen (zoals investeren in sportkledij, sportinfrastructuur, sportabonnement …). Een beperkt aantal participanten bekeken deze financiële drempel ook ruimer. Mensen met weinig financiële middelen isoleren zich soms uit de samenleving. Ze nemen niet meer deel aan activiteiten in de maatschappij omwille van financiële drempels.

“Dus dat is ook wel iets wat ik heel vaak hoor in organisaties waarmee ik

samenwerk, dat eerst het financiële aspect een drempel is. Dus mensen isoleren zich uit de samenleving omdat ze zich bepaalde dingen niet kunnen veroorloven. Het gaat niet over tien euro maar het gaat over meer. Als je

32

bijvoorbeeld kijkt naar de film gaan, hoeveel kost dat? Dat kost al wat é. Dus als je zo kijkt in uw buurt, wat kan je allemaal gratis doen? Er zijn wel initiatieven maar ja, niet zo ontzettend heel veel.” (interview 8)

“Als je echt puur naar het financiële aspect gaat kijken, dan zijn er daar veel beperkingen, als het gaat over gezond gedrag in sommige gevallen, bijvoorbeeld ook ja, beweeg eens wat meer. Ja, die mensen kunnen geen sportabonnement betalen van honderd en zoveel euro.” (interview 8)

Deelnemen aan activiteiten waar veel economisch welvarende mensen aanwezig zijn kan een moeilijkheid zijn voor mensen met een lage SES. Eén participant beschreef dit als ‘sociale drempels’ om deel te nemen aan (gezondheidsbevorderende) activiteiten. Mensen met een lage SES voelen zich soms anders. Ze voelen zich geen deel van de meer welvarende groep waardoor ze ook niet geneigd zijn om zich tussen die groep te gaan begeven.

Ook tussen een groep gaan zitten die eigenlijk welgesteld is, dat is soms ja, een sociale drempel noem ik dat. U eigenlijk geen deel voelen van de groep omwille van uw situatie en u anders voelen. Of de schrik, die onzekerheid een beetje.”

(interview 8)

4.3.2 Diversiteit binnen mensen met een lage SES

Een tweede moeilijkheid om gericht aan gezondheidsbevordering te doen bij mensen met een lage SES, is dat het een zeer diverse groep is. Het kunnen alleenstaande ouders zijn maar ook mensen uit etnisch-culturele minderheden, mensen uit generatie- armoede, zelfstandigheden in moeilijkheden, mensen met een langdurige ziekte of beperking kunnen eveneens tot de groep van mensen met een lage SES behoren. Er is een grote diversiteit waardoor er ook binnen deze groep verschillende wensen, noden en behoeften leven. Daarom zijn er dus ook verschillende benaderingen nodig in gezondheidsbevordering bij mensen met een lage SES.

33

“Natuurlijk wat een kansengroep is, dat is een hele moeilijke, want dat is een heel divers publiek é. Dat kan bij wijze van spreken een zeer hoog geschoolde Syriër zijn die hier juist toegekomen is, je zou kunnen zeggen dat dat een kansengroep is maar die heeft natuurlijk... dat is natuurlijk iets anders dan iemand die opgegroeid is in generatie armoede, of iemand die bijvoorbeeld op invaliditeit staat maar op zich wel hoog geschoold is... Iemand die gewoon invalide is en daardoor sociaal, economisch of financieel in een moeilijkere positie zit.” (interview 5)

4.3.3 Meetbaarheid en behalen van duurzame resultaten (bij mensen met een lage SES)

Tot slot bracht een minderheid van de participanten aan dat het bij mensen met een lage SES moeilijk is om op lange termijn aan gezondheid te werken. Aan gezondheid werken vraagt een grote inspanning en engagement van mensen. Daarenboven zijn de resultaten van gezondheidsbevorderende acties moeilijk zichtbaar. Na een gezondheidsbevorderende actie, al dan niet bij mensen met een lage SES, is het moeilijk om te meten of het effectief ook tot gezonder gedrag heeft geleid.

“Het is heel moeilijk om structureel rond iets te werken. Heel vaak blijft het bij een eenmalige sessie dus dat vind ik wel iets heel moeilijk. Ik wil daar ook extra op inzetten maar het is ook niet makkelijk om dat te doen. Als je bijvoorbeeld rond één thema met een aantal sessies wilt werken, dan moeten zij ook een aantal keer terugkomen, wat ook wel opnieuw een bepaald engagement vraagt van de mensen. Dus het is een beetje wikken en wegen.” (interview 4)

“We hebben dat [een campagne rond mondzorg] wel geëvalueerd. De mensen zelf waren content. De intermediairs die het verspreid hebben waren ook content. Natuurlijk heeft dat een verschil gemaakt? Ja dat zou ik ja... dat is een hele moeilijke. Dat is altijd. In preventie is dat heel moeilijk om te evalueren. Heeft het tot gezond gedrag geleid? Dat is moeilijk om te weten.” (interview 5)

34

4.4 Facilitators van gezondheidsbevordering bij mensen met