• No results found

1. Literatuurstudie

4.5 Ethische vragen en problemen

Wanneer aan de participanten expliciet werd gevraagd welke ethische vragen of problemen ze ervaren in hun job, werd dat door de meeste respondenten ervaren als een moeilijke vraag. Aan de participanten werd gevraagd of de participant in de job al met ethische vragen of problemen geconfronteerd werd. Waarop volgend antwoord volgde:

“Ikzelf nog niet. Ikzelf nog niet. Als je natuurlijk kijkt naar de grote campagnes dan moet je eigenlijk bij de landsbond zijn.” (interview 2)

Het merendeel van de participanten deelden mee dat ze weinig tot geen ethische vragen of problemen ervaren. De minderheid van de participanten haalden concrete voorbeelden aan van vragen of problemen die ze soms ervaren. Wat opvallend was, is dat veel ethische vragen en problemen die participanten aangaven spontaan gingen over de onderwerpen vooroordelen en stigmatisering. De mate waarin mutualiteiten nadenken over stigmatisering, en hoe ze dat proberen te voorkomen, werd evenwel ook expliciet aan de participanten bevraagd als onderdeel van de interviewstudie. Stigmatisering werd door de onderzoeker beschreven als een onterecht negatief label dat vaak onbewust op individuen wordt geplakt.

4.5.1 Gezondheidsbevordering vanuit stereotiepe beelden cultuur

Een eerste probleem dat naar voor kwam is dat je als preventiewerker soms de neiging hebt om het thema waarrond je een gezondheidsbevorderende actie doet, te bepalen vanuit een impliciet stereotiep beeld van de doelgroep. Een participant schetste als voorbeeld dat ze langsging bij Turkse dames om te praten over gezondheid. Ze had op voorhand gedacht dat deze groep graag meer zou willen weten over gezonde voeding afgaande van de bestaande dessertcultuur. De groep zelf gaf evenwel aan

41 dat ze niet in dit thema geïnteresseerd waren. Ze brachten aan dat gesuikerde voeding en zoetigheden een belangrijk deel is van hun cultuur en hun beleving. In de groep kwam wel een andere vraag naar boven rond het thema slaap. Uiteindelijk werd in die groep een traject opgesteld rond het bevorderen van de slaapkwaliteit. In dit voorbeeld werd rekening gehouden met de autonomie en keuzevrijheid van de groep. Gezonde voeding is een belangrijk thema maar de groep gaf expliciet aan dat ze niet rond dit thema wilden werken. De keuzevrijheid en culturele waarden werden gerespecteerd en er werd uiteindelijk ingegaan op een ander gezondheidsthema waar de groep zelf aan wenste te werken.

“Dus wij hebben bijvoorbeeld zo een traject [het traject rond positieve gezondheid] gedaan bij een groep Turkse dames. Ik had op voorhand gedacht, die gaan iets willen doen rond gezonde voeding, ik dacht dat gewoon... Weetje, je hebt een bepaald stereotype in uw hoofd van ja al dat gesuikerd eten enzovoort, tot we dan in die groep waren en dat thema eigenlijk totaal van tafel werd geveegd, letterlijk. Er werd dus gezegd van weetje, oké dat is allemaal goed en wel. We weten dat we gezond moeten eten maar onze voeding dat is een deel van onze cultuur, dat is een deel van het samenzijn, dat is een deel van onze beleving, van genieten van… Dus ik dacht, waar ben ik mee bezig? Dat is helemaal niet aan de orde dat thema en dat was eigenlijk mijn eerste ervaring met dat traject. Dat was super boeiend. Ik heb daar heel veel uit geleerd.” (interview 8)

4.5.2 Ethische afweging tussen universele en doelgroepgerichte preventie

De keuze voor een strategie om mensen met een lage SES beter te kunnen bereiken is vanuit ethisch perspectief een moeilijk vraagstuk. Enkele participanten ervaren een spanningsveld tussen de universele aanpak (gezondheidsbevordering gericht naar de volledige bevolking) en een doelgroepgerichte aanpak. De participanten gaven aan dat ze er zich van bewust zijn dat ze met een doelgroepgerichte aanpak stigma kunnen creëren. Anderzijds ervaren ze een doelgroepgerichte aanpak soms ook als noodzakelijk in functie van de gebruikte methodieken, het bereik van de interventie, etc. Een participant bracht aan dat een doelgroepgerichte aanpak waarbij je een

42 homogene groep hebt, makkelijker een gevoel van verbondenheid kan creëren. Wanneer mensen zich in elkaars verhalen en situatie herkennen, kan dit zorgen voor een positieve groepsdynamiek en potentieel meer effectiviteit in het bereiken van het gezondheidsdoel.

“In principe staan de activiteiten die we organiseren open voor iedereen. Dus als het bijvoorbeeld in een inloopcentrum is, iedereen mag wel deelnemen maar de communicatie gebeurt wel enkel, ja door de brugfiguren, naar de mensen. Het komt niet in onze CM-agenda wat bij andere activiteiten wel gebeurt. Dus ik ben mij daar zeker bewust van dat dat soms wel stigma kan creëren maar het is altijd die afweging maken tussen kan het inclusief of moet het categoriaal?”

(interview 4)

“Die verbondenheid tussen mensen die in een zelfde situatie zitten is ook heel verrijkend, afhankelijk van uw doelstelling natuurlijk van wat je wil bereiken. En dat merk ik ook in die groepstrajecten. Dus die verbondenheid tussen die mensen creëert echt wel een zeer goed sfeer in de zin van dat mensen zich begrepen voelen. Als iemand dan op u reageert die de situatie herkent, hoe zou je zelf zijn? Ik denk dan altijd: hoe zou ik zelf zijn? Natuurlijk is dat tof. Je voelt u begrepen, gehoord en gezien. Dat is een super belangrijk aspect é. Dus in die zin vind ik het nog altijd heel moeilijk om te weten van op welke manier kijk je naar een groep. Zorg je dat er geen stigma ontstaat, zorg je dat er voldoende aandacht is op... ik wil niet spreken over niveau, op de mogelijkheden van de groep. Maar natuurlijk als je zegt van we houden er geen rekening mee, we doen het gewoon voor iedereen, ja maar dan gebruik je misschien niet de juiste methodiek waardoor je die groep niet meeneemt in het verhaal dus dat wil ik ook niet.” (interview 8)

Ook het benoemen en erkennen van een minderheidsgroep wordt ervaren als een moeilijkheid. Wanneer een gezondheidsbevorderende actie ontwikkeld wordt voor een specifieke doelgroep, zoals mensen met een lage SES, is de vraag hoe je die actie correct kan kaderen zonder stigmatiserend te zijn. Een mooi voorbeeld die reeds

43 eerder werd aangehaald, is een participant die sprak over het korte traject en het lange traject, waarbij het lange traject specifiek ontwikkeld was voor kwetsbare groepen. Een aantal participanten gaven dus aan dat een actie benoemen als ‘een traject voor kwetsbare groepen’ stigmatiserend is.

“Ik vind het belangrijke om niet in zo van die groepen te denken van ‘de kwetsbaren’, dat wil ik niet... Ook al vind ik het moeilijk van hoe ga je de groepen wel benoemen om niet stigmatiserend te zijn want zodra je een bepaalde minderheidsgroep benoemt kan het stigmatiserend overkomen, dus dat wil ik eigenlijk zo veel mogelijk vermijden. Wat ik dan doe is de groep bekijken als een geheel of als een onderdeel van een organisatie maar toch op een bepaalde manier moet je dat wel ook erkennen. Dus de grens tussen het erkennen en het niet benoemen, te veel benoemen zodat dat het stigmatiserend is, is een moeilijke grens vind ik.” (interview 8).

4.5.3 Ethische afwegingen over de inhoud van gezondheidsbevorderende boodschappen

Zoals eerder vermeld gaven sommige participanten aan dat ze de inhoud van een gezondheidsbevorderende boodschap aanpassen om aansluiting te vinden bij de doelgroep. Enerzijds mag de boodschap niet stigmatiserend zijn maar anderzijds willen ze dat de boodschap goed aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep. Een participant gaf hierbij aan dat het soms in een ‘grijze zone walsen is’. Een voorbeeld dat een participant aanbracht is werken rond gezonde voeding bij mensen met een lage SES. Om aan de behoeften en noden van de doelgroep tegemoet te komen werd gewerkt rond het thema koken met een beperkt budget. Desalniettemin, kan het voor de doelgroep ongemakkelijk zijn wanneer er te veel de klemtoon wordt gelegd op het budget.

“Het is echt een constante afweging want als je werkt rond gezonde voeding en je moet rekening houden met de socio-economische positie van de mensen waarvoor je het doet, ga je automatisch al werken rond een beperkt budget.

44

Maar langs de andere kant creëer dat misschien ook voor hen wel een stigma. Het is moeilijk soms. Het is wel echt een beetje in de grijze zone walsen. Ik probeer dat zeker wel in het achterhoofd te houden bij de dingen die ik doe.”

(interview 4)

4.5.4 Ethische afwegingen over de externe communicatie van gezondheidsbevordering bij mensen met een lage SES

Een laatste moeilijkheid die aan bod kwam is hoe je over een campagne, specifiek gericht naar mensen met een lage SES, in de media kan communiceren zonder stigmatisering in de hand te werken. Eén participant haalde een voorbeeld aan van een campagne rond mondhygiëne bij kansengroepen. Bij deze campagne hebben ze naar ieder lid dat nog niet naar de tandarts geweest was een brief gestuurd met informatie over tandartsen en de voordelen van preventieve controles. Mensen met een verhoogde tegemoetkoming kregen ook extra materiaal (zoals een tandenborstel en tandpasta) opgestuurd. Daarnaast werden ook 10 000 pakketten met tandpasta, tandenborstels en een infoboekje bezorgd aan organisaties die werken met kansengroepen. De participant worstelde met de vraag of ze over de campagne en de verspreiding van de pakketjes bij mensen met een lage SES kan communiceren in de media. De participant heeft hiervoor organisaties gecontacteerd, die werken met kansengroepen, om hun mening te bevragen. Er werden voor- en nadelen genoemd om de campagne in de media te communiceren. Door deze campagne te communiceren zou er in de media nog eens extra gepleit kunnen worden voor een derdebetalerssyteem bij tandartsen. Het nadeel is dat er potentieel stigmatisering of vooroordelen kunnen ontstaan over de doelgroep.

“Bijvoorbeeld, er werd nagedacht over een persbericht over het feit dat we meer gingen inzetten op mondhygiëne bij kansengroepen. Er werd intern de vertaalslag gemaakt van oké, is dat niet super stigmatiserend dat je zegt ‘hé jij, die weinig verdient, allee, want het is verhoogde tegemoetkoming dat onze meting is, je gaat te weinig naar de tandarts en CM gaat jou een keer helpen’. Dus hebben we dan eigenlijk in contact gestaan met het netwerk tegen armoede en gevraagd wat zij van de actie vonden. Of dat zij vonden dat we daar mochten

45

over communiceren en of zij dat stigmatiserend vonden. En zij hebben toen wel positief advies gegeven van kijk, jawel, je mag er over communiceren want het is een positieve actie en we staan hier achter en we willen zelf zeker nog eens pleiten voor dat derdebetalerssyteem. Maar toch na wikken en wegen hebben we uiteindelijk beslist, volgende maand was het eigenlijk dat het normaal naar de buitenwereld zou gaan, hebben we beslist om het niet te doen. Omdat we echt niet willen stigmatiseren. We willen allee... we willen dat niet doen. We zijn daar eigenlijk wel heel sterk mee bezig, vanuit gezondheidsbevordering é.” (interview 6)