• No results found

Meester Jaap doet het weer (1997) door Jacques Vriens

In document Samen sterk in het primair onderwijs? (pagina 57-62)

4. Ouders, kinderen en leerkrachten: een drie-eenheid?

4.4. Meester Jaap doet het weer (1997) door Jacques Vriens

Meester Jaap doet het weer gaat over meester Jaap en zijn leerlingen uit groep 6. Deze groep is nieuw voor meester Jaap en hij merkt dat de leerlingen nog aan hem moeten wennen. Dit komt doordat meester Jaap vaak gekke dingen doet; hij eet bijvoorbeeld een plant en verkleedt zich als zangeres. Meester Jaap houdt ervan om zich als iemand anders te verkleden en hier moeten de kinderen altijd erg om lachen. De leerlingen raken al snel gewend aan meester Jaap omdat hij over een aantal fijne eigenschappen beschikt: hij toont zijn eigen emoties, hij troost zijn leerlingen, hij bevordert een goede verstandhouding tussen leerlingen onderling en vertelt vaak verhalen over zijn eigen thuissituatie. Ook zijn de leerlingen extra gemotiveerd, doordat meester Jaap spekjes uitdeelt aan iedereen die goed zijn best doet.

4.4.1. ‘Is deze meester aardig?’ ‘Jaaaa!’

Meester Jaap doet het weer begint in het klaslokaal van meester Jaap. De auctoriële verteller beschrijft hoe meester Jaap zich voorstelt aan zijn nieuwe groep leerlingen: ‘Zo,’ zegt hij, ‘welkom in groep zes. Ik ben Jaap, jullie nieuwe meester’. (…) Sommige kinderen beginnen zenuwachtig te giechelen (1999, p. 4), mogelijk omdat hij zich voorstelt met zijn voornaam. In dit fragment is meester Jaap de focalisator. Wanneer hij merkt dat zijn leerlingen nerveus zijn, probeert hij de spanning te doorbreken door een paar onzinnige grapjes te maken. Dit werkt echter averechts:

‘Meester Jaap zucht en denkt: mijn oude klas van vorig jaar hield wel van dit soort onzin. Maar deze nieuwe kinderen moeten nog erg aan mij wennen. Laat ik voorlopig maar een beetje gewoon doen’

(1999, p. 5). Door middel van de gedachtes van meester Jaap krijgt de lezer een beeld van de

verhouding tussen meester Jaap en zijn leerlingen vanuit het perspectief van meester Jaap. De relatie tussen beiden partijen blijkt in het begin nogal onwennig, maar meester Jaap weet dit in het vervolg van het verhaal te veranderen. Dit doet meester Jaap bijvoorbeeld door de namen van de kinderen zo snel mogelijk uit het hoofd te leren: ‘En nu ga ik kijken of ik jullie namen weet.’ Hij noemt ze een voor een op. ‘De meeste weet hij al. Alleen Tijs noemt hij Gijs en tegen Souhaila zeg hij Souhadja’

(1997, p. 6). Dit fragment toont dat meester Jaap het belangrijk vindt om een goede band met zijn

58

leerlingen te hebben. Volgens Lucassen (2017) is een voorwaarde voor een goede band met leerlingen namelijk dat een leerkracht iedereen persoonlijk kan aanspreken.

Sommige leerlingen uit de klas van meester Jaap laten in het begin van het verhaal al zien dat zij het beste voor hebben met de meester. Op een van zijn eerste dagen voor de klas maakt meester Jaap er een puinhoop van en schieten enkele kinderen hem te hulp. Meester Jaap wil de vissen voeren, als het dekseltje van het voer loskomt en al het eten in de vissenkomt belandt: ‘Gaan jullie maar gauw naar huis,’ zegt meester Jaap, ‘dan maak ik die bak wel schoon.’ De meeste kinderen vertrekken, maar Souhaila, Mirjam en Ellen blijven nog even. Om mee te helpen met het opruimen van de puinhoop van meester Jaap’ (1997, p. 12).

Als het gaat om de verhoudingen tussen leerkracht en leerlingen is er sprake van

tweerichtingsverkeer. Niet alleen meester Jaap spant zich in voor een goede verhouding, ook een aantal leerlingen doet dat. In dit fragment doen de leerlingen dit door meester Jaap te helpen met opruimen. Gaandeweg gaan alle leerlingen hun meester waarderen. Dit blijkt bijvoorbeeld wanneer Sinterklaas op schoolbezoek komt in groep zes. De sint en pieten aarzelen om meester Jaap in de zak mee te nemen naar Spanje: ‘Wacht even,’ zegt de sint tegen zijn pieten. ‘Is deze meester aardig?’

vraagt hij aan de klas. ‘Jaaaa!’ ‘Kan hij ook flink boos worden?’ ‘Jaaaa!’ ‘Mag hij hier blijven?’ Jaaaa!’

‘’ (1997, p. 30). Hoewel Jaap niet altijd een vriendelijke meester is, vinden de leerlingen unaniem dat hij mag blijven.

Naarmate het verhaal vordert, wordt duidelijk dat de verhouding tussen meester Jaap en zijn leerlingen in balans in. In het volgende fragment complimenteert meester Jaap een leerling voor het maken van een surprise: ‘Wie heeft deze surprise gemaakt?’ vraagt Johan. Vera steekt aarzelend haar vinger op. ‘Gaaf!’ roep Johan. Meester Jaap steekt zijn duim op naar Vera’ (1997, p. 27) en drukt daarmee zijn waardering uit. Hij weet hoe belangrijk het is dat leerkrachten het gevoel van

competentie bevorderen bij leerlingen. Volgens Ryan en Deci (2000) is competentie een

psychologische behoefte van elk individu. Dit houdt in dat leerlingen het gevoel willen hebben dat zij ergens goed in zijn (Deci & Ryan, 2000). Daarnaast heeft hij aandacht voor hun persoonlijk

welbevinden. In het hoofdstuk ‘Meester Jaap huilt niet’ gaat hij met de kinderen in gesprek over de emotie verdriet. Een leerling van meester Jaap, Ellen, begint tijdens dit gesprek te huilen, omdat haar opa recent is overleden: ‘Meester Jaap loopt naar haar toe en slaat een arm om haar heen. (…) Pas na een tijd is ze weer rustig. Ze veegt haar tranen weg en kijkt naar meester Jaap. Die heeft ook tranen in zijn ogen. ‘Kijk, Ellen,’ zeg hij, ‘dat kan ook nog. Dat je huilt omdat iemand anders verdriet heeft’ (1997, pp. 42, 43). Meester Jaap toont hier zijn empathie. Hij leeft mee met de emoties die Ellen op dat moment voelt. In het boek Gelukkige kinderen in een gelukkige klas (2013) beschrijft Charlotte Visch hoe de sfeer in de klas verbeterd kan worden. Zij benadrukt dat een leerkracht met empathisch vermogen een voorwaarde is voor een positieve sfeer in de klas (2013). Meester Jaap durft bovendien zijn kwetsbaarheid in de klas te tonen en geeft hiermee een signaal aan zijn

leerlingen dat hij ze vertrouwt. Dit is een belangrijke factor voor het opbouwen van een band met de leerlingen en heeft ook een positieve invloed op de sfeer in de klas (Visch, 2013). Dit fragment, maar ook bijvoorbeeld de steun voor meester Jaap tijdens het bezoek van sint en piet laten zien dat het contact tussen leerkracht en leerlingen over het geheel genomen harmonieus is.

Dat wil echter niet zeggen dat meester Jaap nooit inschattingsfoutjes maakt als het gaat om het welbevinden van zijn leerlingen. Dit gebeurt terwijl meester Jaap voorstelt om iets te maken voor Moederdag. Leerling Steffie loopt op datzelfde moment huilend de klas uit.

59

‘Wat is er aan de hand?’ vraagt meester Jaap. ‘Ik denk dat ik het weet,’ zegt Ellen zacht.

‘Steffie heeft geen moeder meer. Ze is alleen met haar vader.’ Ineens wordt het heel stil in de klas. Een paar jaar geleden is de moeder van Steffie doodgegaan. Meester Jaap staat er ook een beetje beduusd bij. ‘Dat is waar ook. Ik was het even vergeten. Wat ontzettend stom van me! Wacht, ik ga wel even naar haar toe’ (1997, p. 78).

Meester Jaap erkent onmiddellijk zijn fout en onderneemt actie om het weer in orde te maken. Als meester Jaap en Steffie weer terugkeren in de klas, kan Steffie weer lachen. Zowel het toegeven van de fout als het herstel van het vertrouwen benadrukt dat de relatie in de basis hecht is.

Als het einde van het schooljaar nadert, vertelt meester Jaap welke leerlingen er naar groep zeven gaan. Hij zoekt naar de map waarin hij deze informatie heeft staan, maar kan deze niet vinden.

‘Ik weet toch bijna zeker… nou ja, ik ga in elk geval over, want ik ga met jullie mee naar groep zeven’. De kinderen beginnen te klappen en te roepen. ‘Gaaf, meester!’ ‘Te gek!’ Meester Jaap snuffelt nog steeds in zijn papieren. ‘Maar wie zouden er nou toch blijven zitten? Nou ja, weet je wat, ik kan jullie niet missen. Gaan jullie allemaal maar mee naar groep zeven.’ De hele groep is door het dolle heen’ (1997, p. 85).

Meester Jaap maakt eerst bekend aan de kinderen dat hij meegaat naar groep zeven. Uit de reacties van de kinderen blijkt dat zij erg blij zijn met dit nieuws. Het gebruik van uitroeptekens benadrukt dat er bij de kinderen sprake is van positieve emoties, zoals vreugde en enthousiasme. Dit benadrukt nog eens dat de leerlingen goed overweg kunnen met meester Jaap. Daarna vertelt meester Jaap dat alle kinderen over zijn naar groep zeven, omdat hij ze simpelweg niet kan missen. De sympathie is wederzijds.

De sfeer in de klas van meester Jaap staat centraal in Meester Jaap doet het weer. Hieruit blijkt dat meester Jaap veel waarde hecht aan het sociale aspect binnen zijn onderwijsvisie. Vooral de gesprekken tussen meester Jaap en zijn leerlingen geven een idee van de goede, open sfeer. Zo ook het gesprek op de laatste schooldag. Meester Jaap vraagt aan zijn leerlingen wat zij het stomste vonden aan het afgelopen jaar. Het volgende fragment beschrijft de antwoorden van de leerlingen.

Het blijft even stil, maar dan steekt Marjolijn haar vinger op. ‘Dat jij af en toe zo kwaad kan worden.’ ‘Ja’, roept Vera, ‘dat vond ik ook stom!’ ‘Ik niet,’ zegt Tijs, ‘want meesters moeten af en toe kwaad worden.’ ‘Waarom?’ vraag Steffie. ‘Dat houdt het spannend. Stel je voor dat onze meester altijd maar lief en aardig zou zijn. Dan was hij maar een eitje.’ De meeste kinderen zijn het daarmee eens, maar Joris zegt: ‘Maar soms vind ik onze meester toch wel een béétje een eitje.’ (…) ‘Hoezo?’ vraagt meester Jaap. Joris aarzelt even. (…) ‘Ik vind dat je best vaak met tranen in je ogen zit.’ Meester Jaap knikt. ‘Jij vindt het misschien raar dat grote mensen huilen, maar zo ben ik nou eenmaal.’ ‘Meester!’ roept Johan. ‘Eigenlijk ben je een hardgekookt eitje. Meestal heel zachtaardig, maar soms kun je keihard schreeuwen.’ De hele groep schiet in de lach. ‘Helemaal mee eens,’ zegt meester Jaap (1997, pp. 90, 91, 92).

Meester Jaap stelt zich hier kwetsbaar op door zijn leerlingen feedback te laten geven. Hiermee laat meester Jaap zien dat hij zijn leerlingen serieus neemt. Dit heeft een positief effect op het klimaat in de klas. De bevestiging van meester Jaap aan het eind van het fragment, laat zien dat hij het eens is met zijn leerlingen en dat hij de antwoorden waardeert. Ook laat dit fragment zien dat de kinderen onderling open durven te zijn.

60

De gesprekken tussen meester Jaap en zijn leerlingen vinden op school plaats, in het klaslokaal van groep 6. De school en het klaslokaal van meester Jaap worden niet expliciet beschreven. Er is sprake van diffuse ruimte (Van Boven & Dorleijn, 2015). De setting fungeert als decor en om de handelingen in gang te zetten.

De conversaties die meester Jaap heeft met zijn leerlingen gaan enerzijds over aan schoolse onderwerpen, zoals laatjes opruimen, rekenen met breuken en spelling. Anderzijds bespreekt meester Jaap ook persoonlijke dingen met zijn leerlingen. Hij heeft het vaak over zijn vrouw Eline en hun pasgeboren dochtertje Femke. Hieruit blijkt dat meester Jaap zich op zijn gemak voelt bij zijn leerlingen. De kinderen leren meester Jaap via deze wijze ook op persoonlijk vlak beter kennen.

4.4.2. ‘Ouders vergeten soms dat jullie in groep zes zitten’

Meester Jaap heeft naast de conversaties met zijn leerlingen, ook contact met enkele ouders van leerlingen, maar hoe dat verloopt krijgt verder geen aandacht. Duidelijk is wel dat dit contact alleen plaatsvindt op school. Nergens blijkt dat hij ouders ook buiten schooltijd spreekt. Het volgende fragment illustreert het contact dat meester Jaap heeft met de moeder van Bert: ’Groep zes zit al in de kring. Meester Jaap staat nog te praten bij de deur met de moeder van Bert. (…) De moeder van Bert vertrekt en meester Jaap komt ook in de kring zitten’ (1997, p. 13). De auctoriële verteller geeft hier verder geen informatie over de inhoud van het gesprek. Zodra de moeder van Bert is vertrokken en meester Jaap de klas inloopt, reageren enkele kinderen op het gesprek: ‘‘Moet Bertje een schone luier aan van zijn mammie?’ vraagt Joris. De hele klas lacht. Behalve Bert, want die kijkt beschaamd naar de grond. Meester Jaap wordt heel boos. ‘Dit vind ik een rotopmerking, Joris!’ dondert hij’

(1997, p. 13). De opmerking van Joris doet vermoeden dat Bert waarschijnlijk een bezorgde moeder heeft en dat zijn medeleerlingen het kinderachtig vinden dat ze de meester bij zijn klaslokaal opzoekt. Meester Jaap reageert duidelijk afkeurend op deze opmerking. Later in dit hoofdstuk blijkt echter dat meester Jaap begrijpt waarom Joris de opmerking maakte en hij legt dat ook uit aan zijn leerlingen: ‘(…) Bert heeft een moeder die zich soms te veel zorgen maakt. Maar daar kan Bert niks aan doen. Ouders vergeten soms dat jullie in groep zes zitten. Dan ben je al groot’ ‘’ (1997, pp. 15, 16). Naar aanleiding van de moeder van Bert toont hij zich kritisch over de bezorgdheid van ouders over hoe het hun kind op school vergaat. Ouderbezorgdheid is prima in de eerste groepen, maar in groep zes zijn de kinderen groot genoeg om voor zichzelf te zorgen. Hij spreekt dat overigens niet expliciet naar de ouders zelf uit. De bezorgdheid van de moeder van Bert over de ontwikkeling van haar kind wordt door meester Jaap ervaren als een ondermijning van Berts eigen autonomie en werkt in dit geval negatief op de ontwikkeling van Bert. Om deze reden wordt er binnen de onderwijssociologie niet gesproken van ouderbetrokkenheid, aangezien onderwijssociologen ouderbetrokkenheid positief interpreteren.

Het gesprek tussen de moeder van Bert en meester Jaap vindt plaats net buiten het klaslokaal van meester Jaap. In dit verhaal zijn verder geen aanwijzingen te vinden voor de verhouding tussen thuis en school, meer specifiek de relatie tussen leerkracht en ouder(s). De ouders zelf komen geen enkele keer expliciet aan het woord. De moeder van Bert is de enige die op school komt en haar

bezorgdheid uit over haar zoon. School en thuis zijn werelden die ogenschijnlijk los van elkaar staan.

4.4.3. ‘Je moeder zorgt toch voor je?’

De moeder van Bert is de enige ouder die daadwerkelijk de school binnenkomt. Verder komt de thuissituatie in de klas alleen aan bod via situaties in de klas wanneer daar een directe aanleiding

61

voor is zoals Moederdag of laatjescontrole. Op de meeste scholen is het traditie dat de kinderen iets knutselen voor hun moeder of, bij Vaderdag, voor hun vader. Zo ook in de klas van meester Jaap, maar niet alle leerlingen zijn het hier mee eens:

‘Zullen we iets voor Moederdag maken,’ stelt meester Jaap voor, ‘een tekening of een gedicht.’ De meeste kinderen hebben er wel zin in. Alleen Tijs ziet het niet zitten. ‘Waarom is er eigenlijk een Moederdag?’ vraag hij. ‘Nou,’ roept Vera, ‘wat een rare vraag. Je moeder zorgt toch voor je?’ ‘En je komt uit haar buik,’ zegt Halil. Tijs haalt zijn schouders op. ‘Daar weet ik niks meer van’ (1997, p. 76).

In dit fragment geeft de auctoriële verteller impliciet informatie over de verhouding tussen Vera en haar moeder en Tijs en zijn moeder. Vera praat positief over haar moeder; ze stelt vast dat

Moederdag er is, omdat je moeder voor je zorgt. Tijs toont zich veel onverschilliger. Hij zegt dat hij zich niks kan herinneren van zijn geboorte en reageert niet op de eerdere opmerking van Vera. Ook trekt hij zijn schouders op. Het gebaar suggereert een gebrek aan interesse. Deze leerlingen hebben duidelijk een andere kijk op hun moeder: Vera waardeert Moederdag, terwijl het van Tijs eigenlijk niet hoeft. De emotionele reactie van Steffie op de aankondiging van het Moederdagcadeau dat ik eerder besprak, laat zien dat zij haar moeder heel erg mist. In het verdere verhaal wordt geen informatie meer gegeven over de leerling-ouder relatie.

Op een ander moment in het verhaal houdt meester Jaap een laatjescontrole om te zien of alle kinderen hun laatje wel netjes houden.

Na een week houdt hij ineens weer een controle. ‘O jee,’ roept Joris, ‘meester Jaap doet het weer!’ (…) Hij tilt de tafel van Johan op en schudt het hele kastje leeg op de grond. Het is niet te geloven wat er allemaal uit komt. Boeken, schriften, proppen papier; stukken touw, een zak drop en brieven die hij mee naar huis had moeten nemen. Meester Jaap moppert: ‘’Nou snap ik waarom jouw ouders nooit weten wat er op school te doen is.’ Johan staat erbij met een rood hoofd’’ (1997, pp. 68, 69).

Dit fragment laat een paar dingen zien voor wat betreft de relatie ouder en leerling en tegelijkertijd ook over de verhouding tussen leerkracht en ouder. Meester Jaap legt een grote

verantwoordelijkheid bij de leerlingen neer als het gaat om het informeren van de ouders over wat er op school gebeurt. Hij verwacht dat de leerlingen hun ouders op de hoogte brengen. Wanneer ouders niet weten wat er op school gebeurt, dan moet het kind dat zich aanrekenen. Hij vindt blijkbaar niet dat ouders daarin ook zelf een verantwoordelijkheid hebben. Volgens de kinderen weten de ouders overigens wel wat meester Jaap voor een man is. Dit blijkt wanneer de klas van meester Jaap een schoolfoto moeten maken. Meester Jaap komt met het idee om allemaal verkleed op de foto te gaan. Zoiets heeft de fotografe nog nooit gezien. Ze maakt zich zorgen of de ouders deze rare foto’s wel zullen kopen.

Ibrahim loopt naar de mevrouw en zegt: ‘Onze meester is een beetje gek. Dat weten de ouders allang.’ ‘En wij zijn ook een beetje gek,’ zegt Steffie. ‘Dat word je vanzelf,’ roept Tijs,

‘als je maar lang genoeg bij Jaap in de klas zit’. (…) Een week later krijgen de kinderen het resultaat te zien en ze zijn heel tevreden. En ook de ouders vinden het leuk. Sommige bestellen er zelfs een paar extra, want zo’n gekke klassenfoto hebben ze nog nooit gezien (1997, pp. 88, 89).

62

Impliciet blijkt hier dat de ouders van de kinderen meester Jaap kennen, persoonlijk of uit

gesprekken met hun kinderen. Ze kunnen zijn bijzondere aanpak wel waarderen. Dat blijkt wanneer enkele ouders meer dan één klassenfoto bestellen. In tegenstelling tot de meester in Op je kop in de prullenbak houdt meester Jaap vast aan een onorthodoxe foto, omdat hij en de leerlingen

vermoeden dat de ouders dat wel kunnen waarderen.

4.4.4. Is de verhouding tussen Meester Jaap, zijn leerlingen en de ouders in balans?

Meester Jaap doet het weer gaat over wat meester Jaap op school met zijn leerlingen meemaakt.

Omdat meester Jaap meestal de focalisator is, krijgen lezers vooral inzicht in zijn kijk op de relatie tussen hem en zijn leerlingen. De verhouding tussen meester Jaap en zijn leerlingen is in evenwicht.

Meester Jaap praat met lof over zijn kinderen en handelt op een manier die toont dat hij het

Meester Jaap praat met lof over zijn kinderen en handelt op een manier die toont dat hij het

In document Samen sterk in het primair onderwijs? (pagina 57-62)