• No results found

Groep 7 slaat terug (2005) door Jacques Vriens

In document Samen sterk in het primair onderwijs? (pagina 68-76)

4. Ouders, kinderen en leerkrachten: een drie-eenheid?

4.6. Groep 7 slaat terug (2005) door Jacques Vriens

Groep 7 is erg onrustig, omdat hun vaste leerkracht ziek is geworden en niet meer kan werken. De zoveelste invaller, meester Tom, probeert orde te scheppen in de groep. De leerlingen uit de groep ergeren zich aan het feit dat elke invaller andere regels heeft en dat geen enkele invaller de regels van hun oude meester hanteert. De directeur van de school, meneer Wouter, helpt meester Tom om het wat rustiger te krijgen in de groep. De leerlingen vinden dit fijn en het wordt langzamerhand weer gezellig in groep 7. Toch maakt een aantal kinderen zich zorgen om het nieuwe meisje Sarah.

Als de leerlingen Dagmar en Youssef merken dat Sarah onder de blauwe plekken zit, krijgen zij argwaan. Sarah kan het niet langer voor zich houden en vertelt Dagmar dat zij thuis wordt geslagen door haar vader. Dagmar deelt dit geheim met Youssef die het al vermoedde. Samen besluiten ze om het meneer Wouter te vertellen en Dagmar vertelt het ook aan haar ouders. De ouders van Sarah worden uitgenodigd voor een gesprek op school met meneer Wouter en meester Tom. De vader van Sarah krijgt in dit gesprek hulp aangeboden, maar weigert hij deze. De kinderen uit groep 7 besluiten om voor het huis van Sarah te protesteren. Deze boodschap lijkt bij de vader van Sarah aangekomen te zijn en hij besluit hulp te zoeken. Dankzij deze demonstratie stopt de mishandeling en Sarah is weer gelukkig op school.

4.6.1. ‘Ik wilde ‘rotzak’ tegen pap roepen, maar ik durfde het niet’

Kindermishandeling is het belangrijkste thema in Groep 7 slaat terug. Dat daar sprake van is, wordt duidelijk in een drietal brieven geschreven door Sarah. Sarah schrijft deze brieven aan haar

69

knuffelkonijn Dorus, die haar vader in een boze bui door het toilet heeft gespoeld. In de eerste brief vertelt ze over deze situatie en geeft ze informatie over de relatie met haar ouders:

Ik ben naar mijn kamer gerend en begon te huilen. Maar pap kwam me achterna, pakte me bij mijn arm en schudde me door elkaar alsof ik een pak hagelslag was. Hij riep: ‘Hou op met dat gejank over dat stomme konijn. Daarna kwam mam gelukkig thuis en ze duwde hem mijn kamer uit. (…) Later kwam mam me troosten en ze zei dat ik eigenlijk veel te groot ben voor een knuffel. (…) Ik vind het stom dat mam probeert goed te praten dat pap ons steeds vaker pijn doet. (…) Ik wilde ‘rotzak’ tegen pap roepen, maar ik durfde het niet. Het kan me niks schelen dat pap me af en toe slaat. Maar dat hij jou voor altijd heeft weggegooid, dat is het allergemeenste wat hij kon doen (2005, pp. 28, 29).

Ik-verteller en focalisator Sarah geeft hier haar visie op zowel haar vader als haar moeder. Ze geeft aan meer moeite te hebben met de psychische dan met de fysieke mishandeling. Ten opzichte van haar moeder heeft ze ambivalente gevoelens: enerzijds is ze blij met haar hulp, anders heeft ze er een hekel aan dat haar moeder niet werkelijk iets aan de situatie doet en vooral van haar dochter verwacht dat zij zich aanpast.

Sarah geeft meerdere keren uiting aan haar angst voor haar vader. Ze wil niet alleen met hem thuis zijn. Wanneer ze na een schooldag thuiskomt en ontdekt dat alleen haar vader er is, gaat ze niet naar binnen: ‘Ik durfde bijna niet naar binnen en heb eerst een tijdje in het schuurtje zitten wachten tot mam thuis zou komen van haar werk. Het duurde erg lang, dus ben ik maar terug naar school gegaan’

(2005, p. 31). Ze voelt zich veiliger op school dan thuis met haar vader. Ook in de tweede brief getuigt Sarah van het geweld dat haar vader gebruikt:

Pap begon tegen de deur te bonzen en riep: ‘Als je niet binnen één minuut uit die badkamer bent, trap ik de deur in.’ Mam kwam naar boven en probeerde hem te kalmeren. Dat had ze beter niet kunnen doen, want dat helpt helemaal niks. (…) Ik trok gauw mijn trui en mijn broek aan en wilde de deur openmaken. Maar het was al te laat. Pap gaf een loeiharde trap tegen de deur. Die knalde open en kwam met de zijkant tegen mijn voorhoofd. Ik had het gevoel dat het bloed uit mijn hoofd spoot (2005, pp. 81, 82).

Hoewel ze hier positiever is over het ingrijpen van haar moeder dan de eerste keer, is het resultaat hetzelfde. Sarahs moeder heeft geen invloed heeft op het gewelddadige gedrag van Sarahs vader.

Opvallend is ook de spijt van haar vader na het ongeluk: ‘‘Pap schrok zich kapot, echt waar, Dorus! Hij greep meteen een handdoek en drukte die tegen mijn hoofd. Hij begon van alles te roepen. ‘Sorry meiske, sorry, dat was niet de bedoeling. Alsjeblieft sorry, ik zal het nooit meer doen’ (2005, p. 82).

Hieruit blijkt dat hij wel degelijk, net als zijn vrouw, om Sarah geeft. Hij heeft een probleem en belooft beterschap. Omdat hij dit al vaker heeft gedaan, heeft hij het vertrouwen van zijn dochter geschaad. Ze vindt haar vader niet geloofwaardig. Geloofwaardigheid is een belangrijke voorwaarde om een band te kunnen opbouwen met iemand (Luijcx, 2013). De relatie tussen Sarah en haar vader is uit balans.

De moeder van Sarah lijkt achter haar man te staan, omdat zij haar kinderen er telkens van probeert te overtuigen dat hun vader een tweede kans verdient: ‘Toen pap weg was, zei mam dat we hem nog een kans moesten geven en dat we er daarom met niemand over mochten parten. En dat er in elk gezin soms verkeerde dingen gebeuren, maar dat niet iedereen dat hoeft te weten’ (2005, p. 84).

Sarahs moeder probeert de ernst van de gebeurtenissen te relativeren door hun thuissituatie te

70

vergelijken met de thuissituatie van andere gezinnen. Ze bekijkt de situatie vooral vanuit het

perspectief van haar partner, en veel minder vanuit dat van haar kinderen. Omwille van haar moeder komt Sarah haar vader tegemoet en doet ze alsof ze hem gelooft als hij zegt dat hij haar niet meer zal slaan. In werkelijkheid vertrouwt ze hem echter niet. Ze cijfert zich weg omwille van de relatie met haar moeder.

Wanneer ze uiteindelijk op school over de thuissituatie vertelt, slaan bij haar vader opnieuw de stoppen door en gebruikt hij weer geweld. Vertrouwensarts Veilig Thuis Agine Bernhard benadrukt dat het gebruik van lichamelijk en verbaal geweld altijd een negatieve invloed heeft op het

welbevinden van een kind, ongeacht de band die het kind en de ouders met elkaar hebben (Bernhard, 2020). Sarahs vader worstelt met zichzelf en heeft geen oog voor de gevoelens van zijn dochter.

Sarah voelt zich wel op haar gemak als zij alleen thuis is met haar moeder: ‘Mam is thuisgebleven van haar werk en was de hele dag lief voor mij. (…) Pap was gelukkig de hele dag bij opa en oma om hun gang te schilderen’ (2005, p. 141). Sarahs moeder heeft liefde en aandacht voor Sarah. Er is op zich dus sprake van een positieve relatie tussen Sarah en haar moeder, maar die wordt vaak

overschaduwd door het geweld van Sarahs vader. Ook vertelt Sarah dat haar moeder leuke dingen met haar en haar broertje doet om te zorgen te vergeten. Voor het probleem van haar man zoekt ze echter geen oplossing. Hierdoor blijft de onveilige thuissituatie bestaan. De slaapkamer beschouwt Sarah als de enige veilige plek in huis.

Naast de verhouding tussen Sarah en haar ouders, komen ook andere ouder-kindrelaties aan bod in Groep 7 slaat terug. Sommige relaties zijn harmonieus en stabiel, maar andere thuissituaties zijn net als die van Sarah niet goed. Enig kind Dagmar krijgt thuis alle aandacht en zorg. Haar ouders tonen interesse in wat ze meemaakt en troosten haar wanneer ze dat nodig heeft. Dagmar weet dat ze haar ouders in vertrouwen kan nemen en besluit om de thuissituatie van Sarah met hen te bespreken:

‘Dagmar ploft tussen haar ouders in. ‘Ik moet iets vertellen.’ Haar vader en moeder

schrikken, want het klinkt nogal ernstig. En als hun dochter daarna in tranen uitbarst, maken ze zich helemaal zorgen (…) Haar vader slaat een arm om haar heen. ‘Vertel wat je dwarszit, Dagmar. We luisteren.’ Dagmar snottert nog even door, snuit haar neus, zucht eens diep en denkt: ik heb gave ouders’ (2005, p. 116).

Het luisterend oor en de oprechte belangstelling en troost brengen Dagmar tot de expliciete

conclusie dat ze boft met haar ouders. Rutger-Jan heeft net als Sarah een slechte verhouding met zijn vader. Ze hebben meningsverschillen en Rutger-Jan schaamt zich voor hem, een aanwijzing dat de relatie uit balans is.

4.6.2. ‘Die heeft het veel te druk om onze groep een beetje koest te houden’

Naast de verhouding tussen leerlingen en ouders, komt ook de verhouding tussen leerlingen en de leerkracht aan bod. De leerlingen in Groep 7 slaat terug zitten in groep zeven bij meester Tom. In het begin van het schooljaar was meester Rademakers de leerkracht in groep zeven, maar door

hartklachten kon hij even geen les meer geven. De leerlingen hadden positieve ervaringen met deze meester: ‘Hun eigen meester is harstikke aardig, ook al is hij in sommige dingen een beetje

ouderwets. (…) Het was wennen geweest, maar na een maand voelde iedereen zich bij hem thuis (2005, p. 9). Uit dit fragment blijkt dat de verhouding tussen de leerlingen en meester Rademakers in balans was. Na zijn vertrekken komen er tal van invallers, onder wie meester Tom. De auctoriële

71

verteller introduceert hem door de ogen van zijn leerlingen: ‘Hij is streng, geeft geen weektaak maar zegt van minuut tot minuut precies wat ze moeten doen en vooral wat ze niét moeten doen. Voor het minste of geringste krijg je straf of zet hij je op de gang. Veel helpt het niet. Het blijft rommelig in groep zeven’ (2005, p. 11). Meester Tom gedraagt zich autoritair en straft veel, maar heeft geen overwicht. Hij legt de nadruk op wat niet mag en zwijgt over wat wel mag. Daarin verschilt hij duidelijk van meester Rademaker. Mede hierdoor kunnen de leerlingen het niet goed vinden met meester Tom. Youssef noemt hem ‘meester Stom’ (p.8) en zegt expliciet dat hij een hekel aan hem heeft. Meester Tom op zijn beurt lijkt zich niet in zijn leerlingen te kunnen verplaatsen en hij gaat niet het gesprek met hen aan.

Wanneer directeur Wouter lucht krijgt van de sfeer in groep zeven, bespreekt hij de situatie met meester Tom en de kinderen om te zien wat er nodig is om de groep weer normaal te laten functioneren. Volgens de kinderen moet meester Tom meer regels van hun oude meester

overnemen, zoals de invoering van het taakuur. Nu gaat meester Tom met de leerlingen in gesprek om dit te realiseren. Hij laat op deze manier zien dat hij bereid is om rekening te houden met de leerlingen en naar hen te luisteren. Dit resulteert in een positief gesprek: ‘En voor het eerst heeft meester Tom een echt gesprek met groep zeven. Dagmar luistert en kijkt verbaasd naar hem. Zijn stem kinkt anders en zijn ogen staan wat rustiger. Hij ziet er in elk geval niet meer uit als een

opgejaagd konijn’ (2005, p. 25). Focalisator Dagmar merkt een verschil in het gedrag van de meester:

hij straalt meer kalmte uit en lijkt minder gespannen. Het feit dat meester Tom in staat is om een echt gesprek met de leerlingen te voeren, heeft een positieve invloed op de verhouding tussen hem en zijn leerlingen. Directeur Wouter komt na een aantal dagen polshoogte nemen en merkt op dat het beter gaat in groep zeven: ‘Tevreden knikkend hoort hij dat de kinderen en de meester hebben afgesproken dat ze het echt samen gaan proberen’ (2005, p. 27). Doordat meester Tom en de leerlingen samen een afspraak hebben gemaakt, wordt de betrokkenheid en de

verantwoordelijkheid van leerlingen groter, waardoor ze meer aangepast gedrag zullen vertonen (Kerpel, 2014). Dit zorgt ervoor dat er een fijne sfeer in de klas kan ontstaan en dat de verhouding tussen meester Tom en zijn leerlingen in positieve zin verandert.

Naarmate meester Tom voor een langere periode de meester van groep zeven is, leren de kinderen hem steeds beter kennen. Meester Tom hecht bijvoorbeeld veel waarde aan timemanagement in de klas. De auctoriële verteller vertelt wat de leerlingen hiervan vinden: ‘Tom zeurt vaker over uren en minuten. ‘Ik wil graag alles op uur en tijd,’ zegt hij dan. De kinderen merken meteen wanneer iets te lang duurt, want dan begint Tom onrustig aan zijn gelkuifje te plukken. ‘Alsof we met de trein mee moeten,’ moppert Kelly. Maar hij deed vanmorgen in elk geval zijn best,’ zegt Gijs. Dagmar knikt. ‘Net als wij’ (2005, pp. 43, 44). De leerlingen beginnen de typische karaktertrekjes van meester Tom te herkennen en proberen hier positief op in te spelen. Ze zijn het misschien niet altijd met meester Tom eens, maar blijken toch hun best te doen om het voor beide partijen soepel te laten verlopen.

De aandacht binnen de groep verschuift van de leerkracht-leerling rol, naar de mens achter deze rol.

In het hoofdstuk ‘Cola en chips’ vindt er een verandering van focalisator plaats. In bovenstaande fragmenten fungeren één of meerdere leerlingen als focalisator, maar in dit hoofdstuk is meester Tom de focalisator. Hierdoor krijgt de lezer ook een beeld van de verhouding tussen meester Tom en zijn leerlingen vanuit het perspectief van meester Tom. Uit de eerdere fragmenten blijkt dat meester Tom een stroeve start heeft gehad met zijn leerlingen. Dit beaamt hij zelf ook: ‘Inmiddels kent Tom wel de namen van de lastposten of de kinderen die duidelijk aanwezig zijn. (…) Maar er blijven nog

72

altijd drieëntwintig kinderen over van wie hij niet onmiddellijk weet hoe ze heten. Dit fragment toont dat meester Tom voornamelijk gefocust was op de druktemakers uit de klas en weinig aandacht schonk aan de rest van de kinderen. Hierdoor kan hij de meeste leerlingen in de klas niet persoonlijk aanspreken. Dit heeft een negatieve invloed op de verhouding tussen meester Tom en zijn leerlingen.

Het persoonlijk kunnen aanspreken van iedere leerling is zoals eerder gezegd een voorwaarde voor het opbouwen van een goede band met leerlingen (Lucassen, 2017). Gaandeweg toont meester Tom meer interesse in het welbevinden van al zijn leerlingen. Wanneer hij Sarah ook ’s avonds op school ziet, vermoedt hij dat er iets aan de hand is en besluit hij om haar beter in de gaten te houden.

De leerlingen zijn echter nog niet overtuigd van de goede bedoelingen van meester Tom. Leerlingen Dagmar en Youssef nemen hem bijvoorbeeld nog niet in vertrouwen. Zij besluiten de thuissituatie van Sarah te vertellen aan directeur Wouter en niet aan meester Tom. De reactie die directeur Wouter geeft is echter ook niet de reactie die de leerlingen hadden gehoopt: ‘Wat jullie verteld hebben, is heel ernstig,’ gaat Wouter door. ‘Maar ik vraag me alleen af of jullie, hoe zal ik dit zeggen, het niet veel erger maken dan het in werkelijkheid is. Ik bedoel: ik heb hier nog niets over gehoord van meester Tom. Youssef maakt een minachtend gebaar. ‘Die heeft het veel te druk om onze groep een beetje koest te houden. Tom heeft nog niet de helft in de gaten van wat er gebeurt’ (2005, p.

107). Directeur Wouter lijkt de leerlingen niet te geloven. De reactie van Youssef geeft ook aan dat hij geen vertrouwen heeft in meester Tom. In een volgend fragment vertelt de auctoriële verteller dat Dagmar dezelfde mening deelt als Youssef: ‘‘’Tom heeft nooit iets in de gaten,’ zegt Dagmar. ‘Alleen als je zit te klieren. Dat heb je nou eenmaal met invallers’ (2005, p. 118). Uit de reacties van beide leerlingen wordt duidelijk dat meester Tom op pedagogisch vlak onder de maat presteert: hij is te druk bezig met het corrigeren van leerlingen, waardoor hij weinig oog heeft voor hoe het met zijn leerlingen gaat.

Het blijft onrustig in groep zeven. Meester Tom valt uit naar de leerlingen en verontschuldigt zich kort hierna voor zijn gedrag: ‘Ik geeft toe dat mijn reactie nogal overdreven was’ (2005, p. 128).

Meester Tom stelt zich hier kwetsbaar op naar de kinderen toe; hij geeft zijn fouten toe en biedt zijn excuses aan. Deze kwetsbare houding versterkt de band tussen meester Tom en zijn leerlingen en heeft ook een positief effect op de leerlingen. Dit blijkt uit de reactie van leerling Gijs: ‘We hebben vanmorgen veel lol gehad en gelachen, maar het werd op het laatst echt vervelend. Ik vind het goed dat Tom zo eerlijk is’ (2005, p. 128). Gijs vat de situatie samen en complimenteert meester Tom voor zijn eerlijkheid. Eerlijkheid is een cruciaal onderdeel voor het opbouwen van een leerkracht-leerling relatie. In Groep 7 slaat terug draagt het bij aan een betere relatie tussen leerkracht en leerlingen, maar is nog steeds niet optimaal. Bij het plannen van de actie tegen Sarahs vader nemen de

leerlingen meester Tom niet in vertrouwen, maar hij krijgt wel een vermoeden doordat hij een briefje vindt met een yell erop. Hij reageert daarop kalm, complimenteert hen met de yell en wint daarmee opnieuw aan sympathie: ‘Volgens mij heeft hij allang door wat we van plan zijn. Als dat echt zo is, vind ik het toch een goeie jongen’ [zegt Kelly; SvdL) (2005, p. 158). Leerling Kelly stelt het zeer op prijs dat meester Tom het plan van de leerlingen indirect goedkeurt. Deze reactie toont aan dat Kelly meester Tom in een positiever daglicht ziet dan voorheen.

Wanneer de politie eraan te pas komt bij de actie, verdedigt meester Tom zijn leerlingen en daarmee zitten meester Tom en zijn leerlingen definitief op een lijn. De verhouding tussen beide partijen blijkt tegen het eind van het verhaal in evenwicht. De schommelingen in deze verhouding worden

gevormd door het socialisatieproces van meester Tom. In paragraaf 2.5. staat beschreven dat in de

73

klassieke schoolverhalen met name de socialisatie van kinderen in de schoolgemeenschap centraal stond, maar dat dit in de huidige schoolverhalen niet altijd het geval is (Roep, 1998). Huidige schoolverhalen richten zich vaak juist op de socialisatie van de leerkracht. Groep 7 slaat terug is een representatief voorbeeld van de socialisatie van de leerkracht: het is meester Tom die moet

uitvinden hoe hij het beste met zijn leerlingen kan omgaan.

De sfeer tussen de leerlingen onderling in de klas van meester Tom is erg positief. De leerlingen blijken veel te geven om elkaar en nemen elkaar dikwijls in vertrouwen. Zo vertelt Sarah over haar eigen thuissituatie aan Dagmar. Dagmar kan het nauwelijks geloven, omdat haar vader dit nooit zou

De sfeer tussen de leerlingen onderling in de klas van meester Tom is erg positief. De leerlingen blijken veel te geven om elkaar en nemen elkaar dikwijls in vertrouwen. Zo vertelt Sarah over haar eigen thuissituatie aan Dagmar. Dagmar kan het nauwelijks geloven, omdat haar vader dit nooit zou

In document Samen sterk in het primair onderwijs? (pagina 68-76)