• No results found

Medische teams: grootte en interdisciplinariteit

4. Strategieën, situaties, ingewikkeldheden

4.8 Medische teams: grootte en interdisciplinariteit

De groepsgrootte wordt vaak genoemd als beperkende en beïnvloedende factor op het gesteund voelen

en de samenwerking tussen familie en patiënt enerzijds en het medische team anderzijds. Tijdens de

visite wordt duidelijk dat een groep van gemiddeld acht personen, al dan niet gehuld in witte jassen,

groot is. Ouders zijn vaak verrast hierdoor: een ouder die zegt ‘zo, wat een groep’, een nieuwe verpleegkundige die reageert ‘zo hé, wat indrukwekkend voor ouders in zo’n kamer, allemaal witte pakken’, en ouders die vertellen ‘de groep is wel groot’. Ouders zijn niet altijd op de hoogte dat er zo’n groep langs komt, zijn hierdoor verrast of voelen zich overvallen, en laten merken dat daardoor inbreng niet altijd makkelijk is.

Verpleegkundige in ziekenhuis NL: Ik denk dat de lopende visite best goed is, ook voor de

kinderen. Maar het moet niet met zoveel [mensen]. Het valt mij tegen met hoeveel ze er

elke keer zijn. Waarom moeten daar bijvoorbeeld alle zaalartsen bij zijn, niet alleen de

Andere verpleegkundige: Ook de 9 maanden oude kinderen, nou, die schrikken echt wel

van zo’n batterij aan mensen in witte jassen. Weet je, daar wordt dan geen aandacht aan besteed. Ik had een keer een moeder, die dacht ze ze gingen vertellen dat haar kind dood

ging, omdat ze allemaal in jassen en mondkapjes naar binnen kwamen. [Gesprek]

In het ziekenhuis VS is het team interdisciplinair. Paramedici en apothekers doen mee aan de visite, en

ook een professional van maatschappelijk werk is soms aanwezig. In ziekenhuis NL is dat niet het

geval, hier bestaat het medische team enkel uit artsen en verpleegkundigen.

Paramedicus in ziekenhuis NL: Als je mij daar naar vraagt, dan is het volgens mij ook

met verschillende disciplines. Met fysiotherapeuten, speltherapeuten, dan heb je hier

nog... rondom dat ene kind. En als je kijkt, dan neemt de arts, en logisch ook, want die

heeft daar een eindverantwoordelijkheid in, maar die andere rollen, die zijn heel, daar zou

nog heel veel in te leren en te winnen zijn denk ik. Van hoe zij met elkaar communiceren

en hoe zij een plek innemen en hoe er geluisterd wordt. Er wordt weinig echt over

gecommuniceerd. Maar daar zou een hele goede uitwisseling kunnen zijn. En als je nu

echt patient- of family-centered zou werken, rondom de patiënt en familie, dan zouden

andere disciplines ook mee moeten doen en ouders een hele prominente rol kunnen

hebben. [Gesprek]

Hoewel zorgprofessionals en families aangeven dat het medische team groot is tijdens de familie-

gerichte visite, zien beide dit ook als een voordeel: iedereen is hierdoor aanwezig geweest bij het

overleg en is op de hoogte. Ook wordt het betrekken van andere betrokken zorgprofessional genoemd

om de afstemming en de zorg te verbeteren. Een (meer) interdisciplinair team betekent dan ook dat er

5. Conclusies

5.1

Conclusie

In het algemeen zijn de reacties van families en zorgprofessionals positief over de familie-gerichte

visite. Families hebben het gevoel betrokken te worden bij de zorg, aan hen wordt gevraagd hoe zij

vinden dat het gaat. Ze geven aan het idee te hebben op de hoogte gehouden te worden en vinden het

prettig te weten dat in de ochtend het medische team langs komt. Zorgprofessionals zien deze

voordelen ook. Daarnaast vertellen zij dat er bij de familie-gerichte visite op één moment afstemming

plaatsvindt met alle betrokkenen.

Dit onderzoek laat daarnaast zien dat bij het samenbrengen van de patiënt, de familie en de

zorgprofessional voor het overleg nieuwe situaties en ingewikkeldheden ontstaan. Families geven aan

betrokken te worden bij de visite, wat zich vooral uit in het vragen naar hoe de familie vindt dat het

gaat. Toch is er weinig aandacht voor de antwoorden op deze vraag en zorg voor de ouders. De zorgen

en vragen van de families komen veel minder aan bod dan het bespreken van de behandeling. Soms

wordt er helemaal niet ingegaan op een zorg die door de familie wordt aangegeven.

Communicatie is (nog vaak) in één richting. Het is voornamelijk de zorgprofessional die iets tegen de

patiënt en de familie zegt. Hierdoor bepalen de families niet wat er besproken wordt tijdens de familie-

gerichte visite, ze agenderen nauwelijks de onderwerpen. De informatie en het advies horen families in

de meeste gevallen aan en accepteren het plan dat hen verteld wordt. Soms zeggen ze iets terug of

vragen ze iets. De patiënt en de familie zijn op de hoogte en ontvangen alle informatie. Voor families

lijkt veel van de informatie en adviezen die gegeven worden minder relevant te zijn, niet alles is

namelijk even informatief voor hen. Het gaat in de meeste gevallen namelijk niet over hun zorgen. Er

gebeuren vanallerlei andere dingen: families zijn er emotioneel niet aan toe, kunnen het helemaal niet

overzien, of vinden dat de dokter toch degene is die de beste beslissing kan nemen. Hoewel families

het niet erg vinden om de discussies tussen zorgprofessionals aan te horen, geven zij wel aan dat het

soms lastig voor ze om deze goed te volgen, hebben ze weinig aan deze informatie en helpt het ze niet

De observaties en gesprekken laten zien dat de patiënt en familie gaan mee-dokteren: zij proberen de

geneeskundige taal over te nemen en praten tijdens de familie-gerichte visite over medische

onderwerpen. Het ideaal van de familie-gerichte visite was misschien juist dat de professionals de

patiënt en de familie beter zouden begrijpen, en minder dat de patiënt en familie zouden

professionaliseren.

Het gesprek tijdens de visite is vrijwel altijd naar de ouders gericht. Ouders doen het woord, hierdoor

worden patiënten weinig gesproken. Verpleegkundigen geven ook aan dat de aandacht voor en het

gesprek met de patiënt er vaak niet is. Daarnaast is er nog een frictie: het kind is aanwezig en hoort

alles wat er gezegd wordt. Deze informatie is niet altijd voor het kind bedoeld. Dit kan schadelijk zijn

of vervelende gevolgen hebben, bijvoorbeeld dat kinderen angstig worden. Het ‘kind’ lijkt vaak

vergeten te worden. Dit lijkt ook in strijd te zijn met de prinicipes van familie-gerichte zorg. De

familie-gerichte visite laat de verschillende rollen en andere behoeftes zien van het kind (of de patiënt)

en de ouders. In familie-gerichte zorgpraktijken zou voor die verschillende rollen en behoeftes ruimte

moeten zijn.

Er is nog onduidelijk wat familie-gerichte zorg inhoudt: niet alleen bij het observeren van de visite,

maar ook in gesprek met betrokkenen over de familie-gerichte visite. Het concept lijkt in de praktijk

invulling te moeten krijgen en gevormd te moeten worden op de afdelingen. De zorgprofessionals

geven aan dat ze iets doen waarvan ze eigenlijk niet goed weten wat het is of betekent. Zij voelen dat

familie-gericht zorgen geen methode of maniertje is, maar een visie op zorg. Op de afdelingen wordt

veel aan de individuele zorgprofessional overgelaten; professionals vertellen zelf ook ‘maar wat te

doen’. Toch zullen de gepresenteerde observaties en gesprekken in deze thesis kunnen helpen bij het inzicht in de situaties die ontstaan tijdens de familie-gerichte visite, welke mogelijkheden deze praktijk

geeft, en welke problemen er zijn.

Mijn observaties en gesprekken met betrokkenen laten zien dat als er tijdens de visite patiënt- of

familie-gerichte zorg verleend wil worden, de patiënt en familie aanwezig laten zijn bij de visite nog

niet voldoende is. Naast een verplaatsing van het proces van de visite zal ook aan de inhoud van deze

5.2

Discussie

Vele verschillende artikelen laten de theoretische en praktische complexiteit en veelzijdigheid van het

concept van patiënt-gerichte zorg zien. Patiënt-gerichte zorg wordt genoemd als ideaal om zorg te

verbeteren en toegepast op verschillende zorgpraktijken, zoals de visite in de twee ziekenhuizen van

dit onderzoek. Ook de theorie (voor ziekenhuis VS uit Muething et al, 2007; ziekenhuis NL een

protocol op de afdeling) en de daadwerkelijke praktijk van de familieg-gerichte visite verschillen van

elkaar: patiënten en families zijn aanwezig bij de visite en voelen zich betrokken, maar toch is er nog

weinig ruimte voor actieve inbreng van de patiënt en familie, en ontvangen de patiënt en familie veel

informatie.

Uit deze thesis blijkt dat voor patiënt- of familie-gerichte zorg de patiënt en de familie aanwezig

laten zijn bij zorgprocessen of zorgpraktijken niet voldoende is. Ik heb laten zien dat er inhoudelijk

ook iets veranderen moet. Als de zorgprofessionals op dezelfde manier blijven praten, wordt er van de

patiënt en familie gevraagd om zich aan te passen om inhoudelijk het te begrijpen. Aandacht voor de

zorgen of kennis die patiënten en families nodig hebben, komt nog weinig naar voren tijdens de visite.

Een eerder ethnografisch onderzoek naar de familie-gerichte visite in de Verenigde Staten (Subramony

et al, 2013) onderzocht of en hoe de principes van familie-gerichte zorg vertaald werden naar de

praktijk van de visite. De principes waren het delen van informatie, respect, participatie en

samenwerking. Zij vonden dat verschillende factoren goede implementatie van deze principes in de

praktijk van de familie-gerichte visite nog in de weg stonden. Zij identificeerden fysieke factoren,

zoals kleine patiëntenkamers en de onmogelijkheid voor het medische team om te gaan zitten bij de

patiënt; organisatorische factoren, bijvoorbeeld dat de familie nog sliep of werd afgeleid door

telefoontjes tijdens de visite; en culturele factoren, namelijk het gebruik van medisch jargon wat

verwarring en afstand creërde tussen de familie en het medische team.

De principes, die in verschillende artikelen worden beschreven (naast in Subramony et al, 2014, ook in

e.g. Jolley en Schields, 2009; Miles en Mezzich, 2011; Kuo et al, 2012) en die aan patiënt- of

familie-gerichte zorg ten grondslag liggen, zag ik wisselend terug in mijn observaties van de familie-

gerichte visite. Communicatie, interactie en luisteren naar de patiënt en familie zijn belangrijke

gehoord te worden en aandacht te ontvangen. Er wordt aan hen gevraagd hoe zij vinden dat het gaat,

wat voor de families de betrokkenheid bij het zorgproces versterkt. Toch observeerde ik dat het niet

makkelijk is om in de praktijk de principes van patiënt- en familie-gerichte zorg toe te passen of na te

streven. Ik zag dat het delen van informatie vooral vanuit de zorgprofessional richting de patiënt en

familie plaatsvindt, en vrijwel niet andersom. Zorgprofessionals vragen de families hoe het gaat en

lijken te luisteren naar de antwoorden die de patiënten en families geven. Op de zorgen, die de families

aangeven, wordt niet altijd gereageerd. Ook het bespreken van de wensen en de omstandigheden van

de patiënt en de familie, belangrijke idealen van familie-gerichte zorg, komen nog weinig aan bod in

het overleg. Ook actieve participatie van en besluitvorming door de patiënt en families wordt in de

praktijk heel wisselend geobserveerd. Ik benoemde ook al dat dit voor families lastig kan zijn: zij zijn

geen expert op medisch terrein, maar zij voelen verantwoordelijkheid te moeten nemen of

toestemming te moeten geven voor beslissingen. De zorgprofessionals geven aan dat de afstemming

en samenwerking door de familie-gerichte visite gemakkelijker gaat en ook de meeste families vinden

het prettig dat zij op één moment alle betrokken zorgprofessionals zien. Een in de literatuur veel

genoemd voordeel van de familie-gerichte visite is de mogelijkheid tot educatie (aan studenten en

families) aan bed. Onderwijs aan bed, bijvoorbeeld uitleg over een ziektebeeld of demonstratie van

een lichamelijk onderzoek, heb ik in de praktijk zelden geobserveerd. De observaties in de praktijk van

de visite van deze principes komen grotendeels overeen met de voor- en nadelen van de familie-

gerichte visite (e.g. Muething et al, 2007; Sisterhen et al, 2007) die ik eerder beschreef.

Patiënten worden steeds meer betrokken bij zorg, onderzoek, onderwijs en beleid van de

gezondheidszorg. Patiënten nemen zitting in adviescommissies van gezondheidszorginstellingen,

patiënten zitten in beoordelingscommisies van onderzoeksbeursaanvragen, patiënten kunnen hun

elektronische zorgdossier inzien en patiënten denken mee bij het maken van richtlijnen. Een

actieve rol voor de patiënt is weggelegd om meer betrokken te zijn bij de zorg en zo de kwaliteit

van gezondheidszorg te verbeteren. Dit participeren of betrekken van patiënten in en bij

zorgpraktijken gebeurt ook op andere plekken en niveaus. Andere studies hebben ook onderzocht wat

dit betekent voor de zorgpraktijk en de positie van de patiënt. Ook hier wordt gezien dat ‘de patiënt

zorg, spanning oplevert of ambiguïteit geeft.

Van de Bovenkamp en Trappenburg (2009) onderzochten patiënt participatie in de ontwikkeling van

richtlijnen. Patiënt participatie wordt aanbevolen om richtlijnen meer patiënt-gericht te maken. Dit is

een voorbeeld van patiëntparticipatie op het collectieve level (bijvoorbeeld ontwikkeling van

richtlijnen, beleid, kwaliteitszorg), waar ook nog het individuele niveau (bijvoorbeeld de visite, zoals

in deze thesis) bestaat. Patiënten worden dus wel gevraagd te participeren, maar kunnen het proces niet

echt beïnvloeden met hun ‘ervaringskennis’. Om wel bij te kunnen dragen, is het nodig om te

professionaliseren (bijvoorbeeld medische taal en kennis te leren eigen te maken), waardoor de

bijdrage als patiënt, waarvoor patiënten initieel gevraagd werden, door de professionalisering minder

gerepresenteerd wordt. Zij vragen zich sterk af of het wel wenselijk is dat patiënten op deze manier

worden betrokken en of actieve participatie patiënt-gericht is.

Net als bij collectieve participatie van patiënten in bijvoorbeeld richtlijnen, werd in mijn studie gezien

dat patiënten ook tijdens de visite zich moeten aanpassen aan de taal en cultuur van de medische

wereld en daarmee professionaliseren. Ook Schermer (2009) zag dat professionaliseren van de patiënt

nodig is. Zij onderzocht verschillende niveaus van zelfmanagement in telecare (ookwel zorg op

afstand). Schermer stelt dat er drie verschillende soorten niveaus van zelfmanagement zijn bij het

gebruik van zorg op afstand. De niveaus geven de mate van actieve participatie aan. Bij het eerste

niveau neemt de patiënt een aantal taken van de professional over, maar dit vergroot de autonomie van

de patiënt niet. In het tweede niveau wordt de patiënt een proto-professional, de ziekte of aandoening

wordt op professionele wijze gemanaged. Echter, de behoeftes en wensen van de patiënt krijgen geen

aandacht. Het derde niveau is de patiënt die over de kennis en vaardigheden beschikt om keuzes te

maken, die misschien vanuit medisch oogpunt niet de beste zijn, maar wel het beste aansluiten bij de

omstandigheden van de patiënt. Dit vraagt om een actieve houding van de patiënt en bepaalde

cognitieve vaardigheden voor zelfmanagement.

Het doel van de familie-gerichte visite is niet zozeer het zelfmanagen van de ziekte, hoewel

professionals vertellen dat familie-gerichte zorg in de grotere beweging past dat de patiënt meer regie

en controle wil over het zorgproces. Patiënt-gerichte zorg en zelfmanagement bij telecare hebben

enige cognitieve vaardigheiden beschikken. In de familie-gerichte visite waren de eerste twee niveaus

herkenbaar als het gaat om interactie met de zorgprofessional over de ziekte: de familie die iets

signaleert of iets vertelt aan het medische team of de familie die professionaliseert; zorg voor de

familie komt niet terug in de visite.

Gerrits (2014) beschrijft dat patiënt-gerichte zorg op een fertiliteitspolikliniek zowel bedoelde als niet-

bedoelde effecten heeft. In haar artikel gaat het voornamelijk om de besluitvorming omtrent IVF (in

vitro fertilisatie). Patiënten stelden het op prijs dat er veel informatie werd gegeven en dat voor- en

nadelen werden uitgelegd. Dit hielp bij de betrokkenheid en patiënten voelden zich gesteund en beter

in staat tot het maken van keuzes. Toch zaten hier ook, waarschijnlijk ongewilde, effecten van

medicalisatie (patiënten neigen tot meer behandeling) en normalisatie (de belasting van de IVF

procedure) aan. Ook in de visite werd dit geobserveerd: families waren positief over de betrokkenheid

en dat zij op de hoogte werden gehouden. Hoewel tijdens mijn observaties niet zozeer medicalisatie en

normalisatie werden gezien, kende de familie-gerichte visite ook onbedoelde of ongewilde effecten.

Dit onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat het kind bij de visite aanwezig is en vrijwel alles begrijpt wat

er besproken wordt, wat schadelijke gevolgen kan geven. Ook laat het zien dat de patiënt

professionaliseert, en dat er weinig aandacht is voor zorg voor de familie en patiënt.

Belangrijk is om te stellen dat in het algemeen betrokkenen positief reageren op de familie-gerichte

visite. Deze thesis geeft aanknopingspunten om te kijken hoe de visite (nog meer) familie-gericht kan

worden. De familie-gerichte visite in deze vorm blijft het behandeloverleg zoals deze er eerder was,

maar nu met de patiënt en familie erbij. Hoewel het belangrijk is dat er tussen medici wordt overlegd,

is het de vraag of dit in aanwezigheid van de familie moet gebeuren. Daarnaast geven patiënten,

families en ook sommige zorgprofessionals de behoefte aan om ruimte en aandacht voor zorg voor de

familie te maken. Dit alles laat zien dat als we patiënt- of familie-gerichte zorg willen geven, en zoals

de Institute of Medicine het schrijft, de kloof van kwaliteit willen verkleinen, niet alleen het proces,