• No results found

De toegevoegde waarde van het NIKI voor de ontwikkeling van de Kunstgeschiedenis

7.2 De maatschappelijke waarde van het NIK

In de waardeschijf van het NIKI is onderscheid gemaakt tussen sociale en economische maatschappelijke waarde. Hoewel het NIKI het realiseren van maatschappelijke meer- waarde niet als hoofdtaak, maar als neventaak ziet die voortvloeit uit de wetenschap- pelijke taak, voegde het NIKI die, zij het bescheiden, wel degelijk toe. Dat was zeker het geval in de periode tot 2008 waarin met name onder het directoraat van Bert Meijer regelmatig tentoonstellingen werden gehouden op het NIKI. Deze tentoonstellingen trokken de belangstelling. Er zijn helaas geen onderzoeken gedaan naar de achtergron- den, motieven en beleving van deze bezoekers maar aan de uitnodiging van het NIKI voor de openingen werd telkens goed gevolg gegeven zoals uit de opkomst bleek.179

Die vernissages dienden ook een sociaal doel en voorzagen het NIKI van mogelijkheden contacten te leggen en te onderhouden. Na de opening daalden de bezoekersaantal- len, op enkele kaskrakers na, zodat er bijna altijd na de opening te weinig inkomsten waren om de investeringen te rechtvaardigen. Onder directeur Kwakkelstein zijn de tentoonstellingen afgeschaft.180 Culturele manifestaties bestaan nu uit lezingen en con-

gressen.

Anders dan het NIKI besteedt het KNIR nog wel expliciet aandacht aan de ver- breiding van de Nederlandse cultuur. In hun visie, ambitie en strategieplan 2013 – 2017 worden culturele manifestaties beschreven ”zoals boekpresentaties of concerten, veel- al georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse Ambassade te Rome of andere culturele instanties”.181 In het interview met Marieke van den Doel bleek dat het KNIR

hiermee ook een functie voor de Nederlandse gemeenschap in Rome werd vervuld.182

Is er nog steeds levendige belangstelling voor het NIKI van de zijde van de Ne- derlandse gemeenschap of van cultuurtoeristen? Daarvan is tijdens mijn verblijf op het NIKI weinig gebleken. Ook uit de beschikbare documentatie kwam niet naar voren, dat veel toeristen of in Florence wonende Nederlanders het instituut nog wisten te vinden. Wel werden soms voor een weekexcursie arriverende studenten begeleid door hun

179 Zie hoofdstuk 4 en 5 waarin ook beschreven werd dat de bezoekersaantallen na de opening meestal sterk slonken .

180 Zie p.51.

181 KNIR Campus of excellence: visie, ambitie en strategie 2013 - 2017. ongedateerd 182 Interview Marieke van den Doel (zie bijlage 4).

HOOFDS

TUK 7

ouders die van de gelegenheid gebruik maakten Florence te bezoeken en het NIKI te inspecteren. Verder werd het NIKI tijdens mijn verblijf aangedaan door een aantal de- canen van Nederlandse Universiteiten op werkbezoek in Florence. Zij kregen van de di- rectie een gastvrije ontvangst met inleidingen. Het is de representatieve functie die het NIKI af en toe vervult en waarvoor in voorkomende gevallen een passende vergoeding kan worden gevraagd. Ook bedrijven kunnen gebruik maken van deze representatieve functie bijvoorbeeld door een vergadering in het NIKI te houden en zodoende de zake- lijke agenda te kunnen afwisselen met aandacht voor kunst. Dat realiseert niet alleen afwisseling in hun vergaderlocatie, maar kan ook positief uitwerken op het gewenste maatschappelijk geëngageerde imago van de onderneming. Dergelijke mogelijkheden - zowel voor Nederlandse reizigers als voor de Nederlandse gemeenschap in Florence en voor Nederlandse of Italiaanse bedrijven die naar een vergaderprogramma-invulling of bedrijfsuitje zoeken - appelleren aan culturele identiteit. Op bedrijfs- en individueel niveau profileert men zich immers gaarne als cultuurgeïnteresseerde. Met behulp van kunst en kunstkennis kan men zich immers onderscheiden zoals de Franse socioloog Bourdieu (1930-2002) met klem betoogde.183

Die behoefte aan persoonlijke of bedrijfsmatige onderscheiding door middel van kunst heeft ook een financieel-economische component. Zo is er in de afgelopen decennia een ware “goede doelen” industrie ontstaan die zich ook uitstrekt over kunst en kunstgeschiedenis. Men kan vriend van een museum worden, vriend van instellin- gen als het NIKI, lid van de vereniging Rembrandt of bijdragen aan de restauratie van een schilderij.184 Er zijn complexe juridische en fiscale constructies, gestimuleerd door

de overheid, ontwikkeld om de schenkers, al naar hun persoonlijke voorkeuren, te be- dienen.

Ook de collegereeksen voor niet-studenten, hoger onderwijs voor ouderen, cultuurreizen en private views in musea vloeien voort uit de behoefte aan en demon- stratie van cultureel zelfbewustzijn en genereren inkomsten voor de organisatoren. De economische impact is niet gering. Alleen al de van oorsprong enigszins elitaire Ver- eniging Rembrandt heeft inmiddels meer dan 11.000 leden, een vermogen van meer dan 30 miljoen euro en een jaarlijks budget voor kunstaankopen van bijna 2 miljoen

183 Zie Bourdieu. p.291. 184 Amsterdams Museum 2012.

(2011).185 Ook ondernemingen en loterijen herkennen deze behoefte aan demonstratie

van cultureel zelfbewustzijn en sponsoren culturele instellingen. Het is daarom begrij- pelijk dat de NIKI directie deze geldstroom ook voor het NIKI tracht aan te boren.186

Dat vergt evenwel een specifiek beleid dat nog niet geheel is ontplooid. Overigens past deze zoektocht naar eigen inkomsten bij het streven van de overheid naar meer onder- nemerschap en grotere nadruk op publieksbereik bij culturele instellingen, zodat deze minder afhankelijk worden van overheidssubsidie.187

De overheid is zich ook bewust van het belang van cultuur voor de Nederlandse samenleving. Meer dan 80% van de Nederlanders vindt kunst en cultuur belangrijk voor de Nederlandse identiteit.188 “In het politiek-maatschappelijk debat in het afgelo-

pen decennium over identiteit, nationaal bewustzijn en sociale cohesie van de samen- leving speelde cultureel erfgoed een belangrijke rol”. In het bijzondere geval van het NIKI kan gewezen worden op de culturele verbondenheid tussen Nederland en Italië. Een verbondenheid die ooit ontstaan is door de vele Nederlandse schilders die met name in de 17e eeuw naar Rome trokken. Door of binnen het NIKI zijn deze artistieke

relaties langdurig bestudeerd. De liefde voor Italië en de culturele verbondenheid tus- sen Nederland en Italië heeft ook een hedendaagse economische dimensie. Voor Ne- derlanders is Italië een belangrijk reisdoel, het staat op de vijfde plaats van populairste vakantiebestemmingen, waaraan bijvoorbeeld in 2011 door bijna een miljoen toeristen 770 miljoen euro werd uitgegeven, een bedrag dat uiteraard vooral in de Italiaanse economie vloeide.189 Maar ook het Italiaanse toerisme naar Nederland groeit. In 2011

kwamen er 430.000 Italianen naar Nederland waarvan er 410.000 van hotels gebruik- maakten en in totaal 350 miljoen euro uitgaven (9% van het totaal aan toeristeninkom- sten van buitenlanders).190191 Italianen komen voor cultuur, met name museumbezoek,

en verblijven overwegend in de hoofdstad.192 De belangstelling voor museumbezoek

in Nederland stijgt nog steeds licht. Zo ontvingen de musea in 2012 achttien miljoen

185 Jaarverslag Vereniging Rembrandt 2011. p.19. 186 Visiedocument 2009-2014 NIKI. p.4 en 6.

187 Ministerie van OCW. Cultuur in beeld 2012. p.21 en p.59. 188 Ministerie van OCW. Cultuur in beeld 2012. p.89. 189 Toerisme en recreatie CBS cijfers 2012.

190 Toerisme en recreatie CBS cijfers 2012. 191 Ministerie OCW. Cultuur in beeld 2012. p.52 . 192 Ministerie OCW. Cultuur in beeld.p.52.

HOOFDS

TUK 7

bezoekers met een museumkaart.193 Dit zijn geïnteresseerden die potentieel ook be-

langstelling hebben, zij het in meer recreatieve sfeer, voor de kunstzinnige relaties met Italië en, gestimuleerd door een kunsthistorisch goed gedocumenteerde en gepresen- teerde tentoonstelling of reis, bereid zijn hun reisbudget in die richting aan te wenden. Dat geldt in omgekeerde richting eveneens voor Italianen.

De Nederlandse overheid realiseert zich heel wel het economisch belang van de culturele sector als geheel. De totale cultuursector, dus inclusief podiumkunsten en muziek, draagt 13 miljard, 2,4%, bij aan het Bruto Binnenlands Product.194 De Creatieve

Industrie heeft zij zelfs tot een van de topsectoren bestempeld ten gevolge waarvan op die sector ondanks de crisis, nauwelijks bezuinigd wordt.195 In hoofdstuk 8 over het

KNAW rapport Verschilzicht zal op de kansen en bedreigingen van dit overheidsbeleid voor de kunstgeschiedenis worden teruggekomen.

Op macro niveau is hierboven beschrijvend in beeld gebracht wat de maat- schappelijke waarde is van kunst en cultuur voor het individu en de samenleving als ge- heel. We hebben gezien hoe de overheid zich van deze waarde ook bewust is. Moeilij- ker is vast te stellen wat de economische waarde, dus in euro’s, van kunst en cultuur is. Het onderzoek daarnaar staat nog in de kinderschoenen maar wordt maatschappelijk wel belangrijker en is inmiddels ook institutioneel ter hand genomen. Het KNAW doet er onderzoek naar. Er verschijnen ook casestudies, zoals onlangs naar de economische gevolgen van de heropening van het Rijksmuseum.196

De vraag die tenslotte moet worden gesteld is wat de specifieke maatschap- pelijke bijdrage is van het NIKI in culturele en economische zin. Die directe bijdrage is bescheiden. Het belangrijkste is wellicht dat het NIKI het belang van de artistieke re- laties tussen Italië en Nederland op de kaart heeft gezet, daarbij voortbouwend op en uitbreidend wat in Rome voor en vlak na de Tweede Wereldoorlog bij het toenmalige NIR al was ontwikkeld. We zien die erkenning ondermeer terug in de keuze voor de Ita- lië studies als onderzoeksveld in de onderzoeksschool en tevens in het recente KNAW

193 OCW. Cultuur in Beeld. p.37. 194 OCW. Cultuur in Beeld. p.51. 195 OCW. Cultuur in Beeld. p.44.

196 Een studie in opdracht van het Rijksmuseum door Booz and company (2013) tont aan dat de economische impact van het museum 235 miljoen per jaar bedraagt waarvan 80% uit “visitor expendi- ture”.

rapport Verschilzicht. Op zichzelf overigens een grote prestatie. De vraag kan ook andersom worden gesteld. Wat zou de maatschappelijke schade zijn als het NIKI niet zou bestaan of opgeheven zou worden? Op het eerste gezicht lijken er geen onover- komelijke consequenties te zijn. Veel contacten buiten het wetenschappelijk domein zijn er niet. Daarvoor zijn er te weinig culturele activiteiten, zeker na het economisch te rechtvaardigen opheffen van de tentoonstellingen. Opleidingen voor kunsthistorisch geïnteresseerden worden niet vaak georganiseerd.197 Wel zou er een verlies aan relaties

op het gebied van kunst en cultuur in het publieke en private domein te verwachten zijn. Relaties die normaliter door andere partijen zoals reisorganisaties, plaatselijke toe- ristenbureaus en de ambassades worden bediend. De inhoudelijke kwaliteit van de bij- dragen daaraan, wie moet je waarvoor hebben en hoe benader je die partijen met suc- ces, liggen bij het NIKI in het algemeen op een hoger niveau dan de andere organisaties kunnen realiseren, zeker gelet op de professionele bezetting. Een zeker kwaliteitsverlies in het aangaan en onderhouden met wetenschappelijke en culturele organisaties zoals musea zou derhalve het gevolg zijn.

Er kan natuurlijk ook gekeken worden naar mogelijkheden de niet geheel ont- plooide maatschappelijke functie van het NIKI te versterken. Daartoe moet in navolging van het gewenste overheidsbeleid nagedacht worden over een zinvolle aansluiting bij de creatieve sector en over benutting van kansen in het uitdijende cultuurtoerisme. Dat vraagt cultureel ondernemerschap, een kwaliteit die de overheid graag tot ontwik- keling ziet komen en ook wil ondersteunen. Dat vergt ook een cultuuromslag die veel vraagt van de directie, van de WAR, van de NWIB en van de universiteiten, hier in het bijzonder de universiteit van Utrecht. Het vergt een gedeelde visie, doorzettingsver- mogen, geld en tijd. In de uit de missie voortvloeiende structurele taken is wel reeds ruimte geschapen voor meer zogenaamde valorisatie. “Het instituut organiseert naast lezingen en congressen, culturele activiteiten met Italiaanse, Nederlandse en andere partners die de publieksgerichte kant vormen van de onderzoeksactiviteiten en daar- van significante resultaten presenteren of anderszins kunst aan de orde stellen voor collega’s en een breed publiek”.198

197 Zie de website van het NIKI waar op 6 januari 2014 vier cursussen worden aangeboden in 2014. Neemt men het academisch jaar als uitgangspunt dan zijn er zes cursuusen inclusief de Summer- en Winterschool. Alleen de Summerschool, die een wereldwijd publiek bereikt, kent geen toelatingseisen. 198 NIKI website onder missie en daaruit voorvloeiende structurele taken nummer 5.

HOOFDSTUK 8

De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en het