• No results found

Bert Meijer werd opgevolgd door Michael Kwakkelstein. Uit het interview met hem kwam naar voren dat bij zijn aanstelling van bestuurszijde duidelijk werd gemaakt dat de tentoonstellingen niet tot de kernactiviteiten van de instelling behoorden en daarom moesten worden afgeschaft.109 Bijkomend ongemak was dat de in bruikleen

ontvangen, vaak kostbare, werken niet afdoende konden worden beveiligd. Dat leefde al langer in bestuurlijke kring, maar Meijer was erin geslaagd die opvatting te negeren. Kwakkelstein honoreert de wensen wel. In 2009 vindt nog een laatste reeds toegezegde en gesponsorde tentoonstelling plaats van het werk van de in Italië wonende Neder- landse kunstenaar Aart Schonk. Daarna wordt bij de verbouwing in 2009 de tentoon- stellingsruimte, de zaal aan de voorzijde van het gebouw waar ooit de bibliotheek gevestigd was, weer in gebruik genomen door de uitdijende boekenverzameling. De afhankelijkheid van particuliere begunstigers neemt toe en leidt tot verdere inten- sivering van fundraisingactiviteiten naast de inbreng van de Vriendenstichting van het NIKI dat de I Cinquecento stichting opvolgde en de vriendschapsfunctie verder profes- sionaliseerde.110 In Florence worden vanaf nu jaarlijks fundraising events georgani-

seerd, in Utrecht financieren begunstigers het inmiddels al 18e NIKI symposium over de

artistieke relaties tussen Italië en Nederland dat ook bedoeld is de aandacht voor het NIKI levend te houden. Op het Instituut wordt de bijeenkomst over “Art and Science in the Renaissance” door sponsors betaald. Ook twee nieuwe onderzoeken, “The corpus of artworks sold in Italy: 1800 – 1914”, en “The first guidebook of Florence of 1510, by Francesco Albertini” kunnen met externe fondsen worden gerealiseerd. De jarenlang

109 Zie bijlage 2.

110 Zie de website van de stichting “Vrienden van het NIKI” die ook via de website van het NIKI zelf te benaderen is.

ingesleten reflex de autonomie te beschermen wordt geherdefinieerd in een nieuw uti- liteitsdenken waarbij niet de verschillen tussen instituut en sponsoren worden uitver- groot maar naar overeenkomsten en wederzijds nut wordt gezocht. Er komen gesprek- ken op gang met het KNIR in Rome om tot grotere samenwerking te komen vooreerst in het onderwijs in de masterfase. Er wordt ook gezocht naar verdere uitwisseling met andere, vooral Angelsaksische universiteiten, waaronder Oxford. Nieuw is dat weten- schappers, zeker ook uit het buitenland, uitgenodigd worden om als scholar in resi- dence enige tijd op het instituut onderzoek te doen. Verdere samenwerking met musea wordt nagestreefd. Deze overbrugging van de klassieke scheiding tussen academisch kunsthistorisch onderzoek en onderzoek, dat voortkomt uit de museale praktijk, zal in het recente onderzoeksrapport Verschilzicht van de KNAW sterk worden aanbevolen.

In 2009 komt op verzoek van de voorzitter van het college van bestuur van de Utrechtse universiteit, mr. Yvonne van Rooij, een visiedocument tot stand.111 Kwakkel-

stein schreef het op basis van een interuniversitaire bijeenkomst op het Instituut die begin 2009 hieraan was gewijd en kreeg bovendien input van de WAR en de decaan van de Utrechtse faculteit Geesteswetenschappen waaronder aldaar kunstgeschiede- nis valt. Het maken van een dergelijk document dwingt tot fundamentele reflectie op het doel en tot afgewogen keuzes voor kernwaarden.112 Het vergemakkelijkt het

sturen en bijsturen door bestuur en directie. Een goede visie zoekt naar een niche in het werkveld en is gebaseerd op de sterke en unieke kanten van de organisatie. NIKI formuleert dat het “het enige Instituut ter wereld is, dat de artistieke relaties tussen de twee (landen) gedurende vele eeuwen, te weten die van Italië en de Nederlanden, niet alleen tot onderzoeksterrein heeft, maar systematisch in kaart brengt”.113 Het NIKI

heeft volgens het visiedocument een speerpuntfunctie omdat het “als enig Nederlands wetenschappelijk instituut in het buitenland een volwaardig en uitgebreid eigen on- derzoeksprogramma” heeft, en samen met de belangrijke bibliotheek en fototheek, voorwaarden in huis heeft voor hoogwaardig onderzoek. Naast onderzoek kiest Kwak- kelstein nadrukkelijk voor onderwijs. Het onderdak bieden aan studenten en onderzoe- kers, de oorspronkelijke taak uit 1958, blijft van belang. Onderzoek en onderwijs moe-

111 Visiedocument 2009 – 2014 van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut, Florence , 29 mei 2013.

112 Keuning en Eppink. P.370 e.v. 113 Visiedocument 2009 – 2014. p.20.

HOOFDS

ten verder zoveel mogelijk geïnternationaliseerd worden. De contacten met andere universiteiten en Instituten maken daarvan onderdeel uit. Met het KNIR wordt verdere samenwerking gezocht op het gebied van onderwijs en onderzoek. Binnen de concen- tratie op onderzoek en onderwijs zal het NIKI meer naar interdisciplinaire relaties gaan zoeken met aanpalende gebieden als architectuur(geschiedenis), conserverings- en restauratietechnieken en cultural heritage. In de onderzoeksagenda verschuift de ori- entatie bij het onderzoek van inventariseren naar analyseren en interpreteren. Ambities kosten geld en het budget is te klein om ze alle waar te maken. Er moeten derhalve elders aanvullende middelen worden gevonden door fondswerving bij instel- lingen, de Vriendenstichting, privépersonen en het bedrijfsleven alsmede door het ontwikkelen van activiteiten die tegen betaling kunnen worden verricht zoals de nieu- we Summerschool. Om de bekendheid te vergroten is een intensivering van de com- municatie en marketing nodig. Een voorbeeld van te geringe bekendheid van het NIKI vormen de HBO instellingen zoals de Hogeschool voor de Kunsten en kunstacademies die het NIKI, zoals uit een klein onderzoek bleek, niet op de radar hebben staan. Het visiedocument zou gevolgd worden door concretiserende en toetsbare jaarplannen. Deze zijn echter niet aangetroffen.

Een visiedocument kan de beheersbaarheid en doelgerichtheid van het NIKI verhogen maar ook het plannen van onderzoek in het grotere geheel van onderzoeks- projecten, zoals beoogd wordt met de Onderzoeksschool, beter mogelijk maken. Evalu- aties van het visiedocument en eventuele jaarplannen geven inzicht en bieden leermo- menten in de kwaliteit en kwantiteit van onderwijs en onderzoek. Het visiedocument beperkt zich niet alleen tot de financiële en organisatorische vraagstukken, maar be- steedt eveneens en vooral aandacht aan inhoudelijke aspecten zoals aan de toegevoeg- de waarde van het NIKI voor de kunsthistorische wetenschap. Daarbij is het criterium de “bij en dankzij” het NIKI opgebouwde “unieke wetenschappelijke expertise” die zich niet uitsluitend beperkt tot Florence maar zich uitstrekt “tot alle belangrijke steden en gebieden van kunstproducten in Italië”.114 “Die expertise concretiseert zich onder meer

in een onuitputtelijke stroom van publicaties en dissertaties”.115 Daarbij tellen volgens

het visiedocument zeker ook de “indrukwekkende reeks publicaties van internationaal

114 Visiedocument 2009 – 2014. p.21. 115 Visiedocument 2009 – 2014. p.21.

belang over de artistieke Nederland – Italië betrekkingen in een Europese context”.116

Kwakkelstein definieert de toegevoegde waarde voor de kunsthistorische wetenschap als de reputatie van de wetenschappers. Hij somt een indrukwekkende lijst van meer dan twintig Nederlandse onderzoekers op die in de loop van jaren over het onderzoeks- veld hebben gepubliceerd. Niet wordt aangegeven waarom die expertise uniek en de reeks publicaties indrukwekkend en van internationaal belang is. Wel komt naar voren dat “een opvallend stimulerende internationale werksfeer tot (internationale) weten- schappelijke uitwisseling leidt”, die buitenlandse onderzoekers en promovendi aan- trekt, welke later in hun loopbaan bij gerenommeerde kunsthistorische instituten tot bloei komen.117 Ook hier is weer sprake van wisselwerking want deze voormalige gasten

van het NIKI vormen later weer aanspreekpunten via het NIKI voor de Nederlandse historische gemeenschap in het algemeen en de Instituutsstaf in het bijzonder. De uitspraken over de betekenis van de instelling worden in het visiedocument niet verder onderbouwd. Daar is het ook de plaats niet voor. Wellicht had wel een ambitie gefor- muleerd kunnen worden bijvoorbeeld een gewenste score op het gebruikelijke evalu- atie instrumentarium zoals visitatiecommissieverslagen of bepaalde citatie-indexen. Ook peergroup reviews, publicaties in toonaangevende tijdschriften of prijzen daarvoor kunnen aanwijzingen vormen voor kwaliteit. In hoofdstuk 7 zal de toegevoegde waarde voor de kunstgeschiedenis van het NIKI verder onderzocht worden

De Jaarverslagen over 2010 en 2011 zijn de laatste die werden bekeken. De eerste resultaten van het visiedocument 2009 – 2014 en de daaruit voorkomende jaar- plannen voor de jaren 2010 en 2011 mogen in de jaarverslagen worden verwacht. In de inleiding van het jaarverslag over 2010 wordt, zij het summier, een expliciete verwijzing naar het visiedocument gemaakt. “Daar het beleid, zoals uiteengezet in het visiedocu- ment, gericht is op een substantiële en meetbare toename van het aantal gebruikers/ gasten is het onderwijsaanbod op BA/MA niveau verdubbeld, waarbij voor een enkele cursus samenwerking is aangegaan met het KNIR”.118 In het jaarverslag over 2011 komt

deze zinsnede op de zelfde plaats letterlijk nogmaals voor. Verwijzing naar een jaarplan komt in geen van de verslagen naar voren. Dat de samenwerking met het KNIR nog

116 Visiedocument 2009 – 2014. p.21. 117 Visiedocument 2009 – 2014. p.22. 118 Jaarverslag 2010. p.3.

HOOFDS

bescheiden is, heeft mogelijk te maken met de andere keuze die het KNIR maakt in zijn studentselectie. Waar het NIKI ervoor kiest zoveel mogelijk betalende gasten naar Flo- rence te halen, ook studenten in de BA fase of van HBO instellingen, kiest het KNIR er juist voor meer de elite onder de studenten aan te trekken op minimaal masterscriptie- niveau omdat de KNIR leiding de wetenschappelijke staf voor onderwijs aan studenten in een eerdere fase van hun opleiding overgekwalificeerd vindt.119 Aan de in het visie-

document voorgenomen intensivering van de communicatie wordt in de jaarverslagen aandacht besteed door er een apart hoofdstuk, promotie en voorlichting, aan te wij- den. De tekst is in beide jaren gelijkluidend en meldt dat er geen afwijkingen zijn t.o.v. het activiteitenplan.120 Dit plan is door mij niet aangetroffen. Wie, waarom en wanneer

bereikt moeten worden is mij niet gebleken. De recente verbouwing van de bibliotheek met vergaderruimte en de inrichting van een goed geoutilleerde aula wordt aangebo- den om extra inkomsten te genereren, een wens van de directie. Tijdens mijn verblijf werden de ruimten evenwel weinig commercieel verhuurd in relatie tot de investering.

Grote verschillen met de voorgaande jaren zijn er niet, “al wordt in toenemende mate aandacht besteed aan promotie en voorlichting via de NIKI-website, de Nieuws- brief van de Vriendenstichting, door het benaderen van studenten per e-mail en de frequente bezoeken aan Nederland van de wetenschappelijke staf”.121 In een bijlage

zijn de lijsten van lezingen, presentaties en symposia opgenomen die voor beide jaren uiteraard wél verschillen en een krachtige intensivering van activiteiten op het gebied van promotie en maatschappelijk draagvlak vooral buiten het NIKI te zien geven. In 2010 worden op het NIKI zeven lezingen of presentaties gehouden door bursalen en gastsprekers. Buiten het NIKI zijn vooral de directieleden actief met 19, respectievelijk 26 activiteiten: lezingen, presentaties, interviews, deelname aan promotiecommis- sies of opluistering van officiële gelegenheden waaronder de ingebruikneming van het opnieuw verbouwde Instituut dat ondermeer een nieuwe aula en uitbreiding van de bi- bliotheek kreeg. Vooral het aantal interviews met de media en opluistering van officiële gelegenheden is toegenomen of explicieter vermeld. De internationale conferentie op het NIKI, het NIKI symposium in Utrecht en een ledenmiddag voor de Vrienden bleven

119 Interview Dr. M. van den Doel (zie bijlage 4). 120 Jaarplan 2010. p.9 en Jaarplan 2011. p.8. 121 Jaarplan 2010. p.9.

ook deze jaren op het programma staan. Dertien publicaties zagen het licht in 2010 naast een aantal voltooide Bachelor scripties, waarmee het voornemen ook deze groep studenten te trekken wordt ingevuld. Ook worden de banden met andere niet Neder- landse universiteiten aangehaald en worden contacten gelegd met een aantal scholars in residence. In 2011 wordt het beleid langs deze lijn gecontinueerd. De concept jaarcij- fers geven een indruk van de omvang van het Instituut. Er worden dat jaar aan inkom- sten 991.000 euro gerealiseerd. Uit eigen activiteiten wordt 65.000 euro gegenereerd, van sponsoren komt 34.000 euro. Voor 90% blijft het NIKI dus vooralsnog afhankelijk van de subsidies van het ministerie van OCW en, voor een aanzienlijk kleiner deel, de deelnemende universiteiten. Tijdens mijn aanwezigheid op het NIKI in 2013 waren er buiten de vaste bezetting, bestaande uit Kwakkelstein, Van der Sman, assistent biblio- thecaresse mevrouw I. Masi en secretaresse Tjarda Vermeijden, aanwezig, aangevuld met een scholars in residence en enkele onderzoekers, waaronder een Engelsman en een Italiaanse in het kader van hun masterscriptie, promotie of voorbereiding op een artikel. De bezettingsgraad van de studentenhuisvesting was hoog, met name als stu- dentengroepen van de universiteiten op excursie kwamen.

HOOFDS

HOOFDSTUK 7

De toegevoegde waarde van het NIKI voor de ontwikkeling van de