• No results found

Michael Kwakkelstein is sinds 2008 als parttime directeur verbonden aan het NIKI. Eén dag per week heeft hij een aanstelling bij Palazzo Ruccelai. Kwakkelstein voerde bij het Instituut een aantal veranderingen door. Onder meer schafte hij de tentoonstellingen af, concentreerde zich op onderwijs en onderzoek, verbreedde de doelgroep naar bachelor en HBO studenten en probeert door sponsorevents meer eigen inkomsten te verwerven. Hij intensiveert de contacten met andere universiteiten , ook buiten Neder- land en Italië, en richt de blik daarbij vooral op Noord Europese en Noord Amerikaanse universiteiten waarvan hij scholars in residence voor het NIKI tracht te werven.

U hebt een altijd als belangrijk gekwalificeerde NIKI activiteit, de tentoonstelling, afgeschaft. Waarom?

Bij mijn aanstelling werd mij door het Bestuur duidelijk gemaakt dat men de tentoon- stelling al langere tijd niet tot de kernactiviteit vond behoren en dat daaraan een einde moest komen. Daarbij speelde ook een rol dat men bang was dat de vaak kostbare werken onvoldoende konden worden beveiligd. Het NIKI is nu eenmaal ook een gasten- verblijf, studenten lopen in en uit, er zijn geen suppoosten, ‘s nachts is er geen toezicht op de studenten. Men wilde dat risico niet meer lopen. Tenslotte kon de ruimte beter permanent voor de uitbreidende bibliotheek en als studiezaal worden ingezet.

U hebt als directeur te maken met het bestuur van de Nederlandse Wetenschappe- lijke Instituten in het Buitenland (NWIB), met de Universiteit van Utrecht als penvoer- der en de Wetenschappelijke Advies Raad (WAR). Hoe werkt dat ?

Het NWIB bestuur is het koepelbestuur van de deelnemende universiteiten dat de verschillende wetenschappelijke instituten in het buitenland aanstuurt. Het is formeel verantwoordelijk en coördineert op afstand, bijvoorbeeld als het om benoemingen in de staf of de WAR gaat. Elke deelnemende universiteit is penvoerder van een van de instituten. In het geval van het NIKI is dat de Universiteit van Utrecht. De WAR wordt gevormd door vertegenwoordigers uit de verschillende universiteiten in dit geval doorgaans met een kunsthistorische achtergrond. De WAR bespreekt het beleid met de directie, legt jaarverslag en jaarrekening voor aan het NWIB bestuur en adviseert de directie van het NIKI gevraagd en ongevraagd.

Waarom wordt er niet meer samengewerkt of zelfs gefuseerd met het KNIR in Rome om de krachten te bundelen?

We zoeken nu wel degelijk samenwerking met het KNIR onder andere door gezamen- lijke onderwijsprojecten. Het is ook de wens van het interuniversitaire (NWIB) bestuur de krachten meer te bundelen.

In het visiedocument (2009 – 2014) dat u hebt gemaakt somt u een aantal doelen voor het NIKI op. Kunt U aangeven welke prioriteiten daarin aanwezig zijn?

De belangrijkste doelen zijn onderzoek, onderwijs en onderdak, de drie D’s. Onderwijs is de klassieke taak van het NIKI al vanaf het begin. We proberen de bezetting van de accommodatie te maximaliseren en daarmee inkomsten te genereren. Ook voor langer verblijvende onderzoekers is accommodatie aanwezig waaronder een klein apparte- ment voor de scholar in residence. We proberen ook aan conferenties, symposia of lezingen onderdak te bieden. Het tweede zwaartepunt is het onderzoek. De staf en toe- gevoegde onderzoekers, al dan niet op basis van een beurs, verrichten onderzoek dat zo mogelijk ingepast wordt in een van de langer lopende onderzoeksprojecten die tot NIKI publicaties kunnen leiden en de reputatie van het instituut versterken. Ook onder- wijs is een speerpunt. Er komen veel studenten in alle fasen van hun opleiding naar het NIKI. Zij krijgen van rondleidingen en colleges tot individuele begeleiding, bijvoorbeeld bij promotieonderzoek, aan toe. Verder is onderhoud en uitbreiding van de gespeci- aliseerde bibliotheek een belangrijk doel, zijnde de werkplaats van de onderzoeker. Overigens was het visiedocument een verzoek aan mij van de vorige voorzitter van de CvB van de Utrechtse Universiteit, mevrouw van Rooy.

Het beleid is gericht op optimalisering van de dienstverlening, internationalisering en het verkrijgen van extra middelen. Is daar voldoende geld voor of moet er gefaseerd worden?

Er wordt zoveel mogelijk getracht alle drie de beleidspunten te concretiseren en in te vullen. De recente verbouwing heeft de bibliotheek meer ruimte gegeven, er is en mooie Aula gekomen met beamer, de voorzieningen van de gastenverblijven, waaron- der een nieuwe keuken, zijn verbeterd. Verder proberen we met succes relaties aan te gaan met andere instellingen en universiteiten. De jaarverslagen geven ook een evalu- atie van de activiteiten op de verschillende beleidsinitiatieven uit de visienota.

Wat vindt U het NIKI toevoegen aan de kunstgeschiedenis?

Het NIKI speelt een rol in de internationale gemeenschap van Italiëdeskundigen in de kunstgeschiedenis. Door de aanwezigheid van de bibliotheek en de fototheek kunnen wetenschappers over een instrumentarium beschikken, dat hen in staat stelt zich te meten met de collega’s op hetzelfde werkterrein. De voortdurende uitwisseling van bevindingen en de kritische reflectie op en discussie over resultaten scherpen de kriti- sche blik en de ambities van wetenschappers. Dit wetenschappelijke klimaat voorkomt ook provincialisme en bevordert een kosmopolitische blik. Het levert verrijking en verbetering op in het vakgebied van de Italiëstudies. Nederland neemt als klein land een vooraanstaande positie in op dit vakgebied. Dat blijkt ook uit recensie in de vakli- teratuur en de waardering van andere instellingen en universiteiten die graag met ons in gesprek zijn over gezamenlijke projecten en uitwisselingen. Onderzoekers die op het NIKI werkzaam zijn geweest en hebben gepubliceerd zijn doorgestroomd naar buiten- landse universiteiten en musea Doordat per definitie in het Italiaans of Engels wordt gepubliceerd is ook de internationale zichtbaarheid groter, hetgeen prestatiegericht- heid doet groeien. Breder gezien helpt de kunstgeschiedenis en dat geldt dus ook voor de bijdrage daaraan van het NIKI, begrip en waardering voor de eigen en andere cultu- ren te vergroten en overbrugt daardoor. Soms wordt kunstgeschiedenis als luxe gezien die weinig toevoegt aan de welvaart. Dit nog afgezien van economische effecten zoals

een enorm toegenomen toerisme en verlangen naar cultuur die is er ook invloed op het welzijn van mensen. Zonder kunstobjecten zouden we meer moeite hebben onze eigen tijd en het verleden te begrijpen en er daardoor ook minder begrip voor heb- ben. De kunstgeschiedenis interpreteert en herinterpreteert de wereld en brengt haar met ons in gesprek aan de hand van de kunst die ons tastbaar bindt aan ons heden en verleden.

BIJLA

GE 3

INTERVIEW MET PROF. GERT JAN VAN DER SMAN OVER HET NIKI d.d. 28 MEI