• No results found

MAANDELIJKSCHE REVUE VAN BROCHURES EN VAN TIJDSCHRIFT- EN DAGBLADARTIKELEN

In document -vy A*n*Wi m (pagina 60-87)

DEN HAAG, 15 December 1924.

I N H O U D .

Het communisme in de koloniën. — Overheid tegenover communisme. — De positie der Christen-Javanen temidden van hun volk. — Felle bestrijding.

— De regeering over den toestand in Mekka. — De geweigerde Nieuw-Guinea concessie. — Een verzoekschrift van Bendor. — Zeer onjuiste opgaven en inlichtingen in den ßegeeringsalmanak. — Antecedenten. — Verhooging van padiproductie.

Het communisme in de koloniën. De Indische courant ( W . J a v a -editie) vroeg den 30 October afzonderlijke a a n d a c h t voor hetgeen in den Volksraad, bij de algemeene beschouwingen, over het c o m m u n i s m e te berde werd gebracht.

Veel nieuws is er over het onderwerp niet t e n gehoore gebracht, schrijft het blad; in hoofdzaak werd gewerkt m e t de langzamerhand geijkte t e r m e n , die voor dit onderwerp zijn uitgevonden. De onder-mijning van het wettig gezag, vergiftiging van den volksgeest, uit-was van vreemden bodem, de benijdenswaardige evenwichtigheid der bevolking, krachtige maatregelen gewenscht, — het waren de oude woorden, niet eens op nieuwe wijs !

H e t is voor den Volksraad jn dit geval dan ook een zeer moeilijke positie. Aan den e e n e n - k a n t wordt h e t college beheerscht door den wensch om toch vooral den schijn te vermijden, dat het voor de m a a t -schappelijke rust hier te lande een acuut, ernstig gevaar vreest. D e zoo gemakkelijk door bravourstukjes geïmponeerde m a s s a zou daar-uit al te zeer de overtuiging k u n n e n p u t t e n , dat de communistische beweging inderdaad als een zeer gevreesde, dus machtige tegenstand-ster van de overheid beschouwd wordt, waardoor zij er nog eerder toe zou komen om aan die zijde h a a r heil te zoeken, wanneer zij denkt, dat er redenen tot ontevredenheid bestaan. D u s moet de be-teekenis dier révolutionnaire propaganda vooral niet opgeblazen worden.

M a a r aan de andere zijde voelen de meeste leden van den Volks-raad innerlijk heel scherp, dat er inderdaad wèl gevaar bestaat, zij het al niet voor een spoedige uitbarsting, dan toch wel voor een buitengewonen groei van den aanhang der verzets-predikers m e t duizendtallen, die niet communistisch denken, doch alleen

ontvreden-heid voelen. Om dit l a a t s t te voorkomen, moet de holle propaganda m e t h a a r waanzininge lokbeloften krachtig onderdrukt worden, en toch de schijn bewaard blijven, dat ze feitelijk onbeduidend wordt geacht.

Tusschen deze twee uitersten slingerden de redevoeringen — een feit, dat de vaagheid en onzekerheid der meeste tot uiting gekomen meeningen verklaarbaar m a a k t .

D a t bestrijding van h e t zoogenaamde c o m m u n i s m e noodzakelijk is, vormde de basis van vrijwel alle speeches. H e t höe ? en höe sterk ? bracht verschil van meening en teekening in het debat. Repressief en preventief kan de contra-actie der regeering zijn. Repressief door de mogelijkheid tot het propageeren van communistische opvattingen tegen te gaan, — preventief door den volksgeest voor die propaganda minder v a t b a a r te m a k e n , waartoe in de eerste plaats de economische oorzaken der volksontevredenheid moeten worden weggenomen.

I n dit opzicht waren de overigens zoo „ s c h a b l o n e n h a f t e " redevoe-ringen m e e r n a a r eigen inzicht bijgewerkt.

Na over de redevoeringen van de h h . Kies, K e r k k a m p , Meijer R a n -neft en W i r a n a t a Koesoema gesproken te hebben, waarbij, uit die van de twee laatst vermelden, de opmerking werd gereleveerd, dat in Indië verbeterende economische positie de ontevredenheid niet heeft doen verminderen, zoodat daar grootere welvaart en commu-nisme niet als tegenstrijdige invloeden moeten worden aangemerkt, k o m t het artikel in D . I. Ct. t o t deze overweging:

„Wij m e e n e n , dat een gereede verklaring voor die schijnbare tegen-strijdigheid gevonden wordt in h e t feit, dat de meeste Inlandsche aanhangers niet h e t minste begrip hebben v a n de eigenlijke bedoelingen van het gepredikte c o m m u n i s m e , terwijl ook de door de R u s -sische leiders geïnstrueerde inschikkelijkheid voor

nationalistisch-religieuze tendenzen, zoolang de beweging nog zieltjes moet winnen onder een niet-begrijpende massa, de aansluiting van dergelijke in-Jan dsche kapitalisten bij een beweging, welke in h a a r aard tegen hen is gericht, begrijpelijk m a a k t . Ook. door te spelen op het i n s t r u m e n t van nationalisme en religieus fanatisme lokt de revolutionna,ir, wijl ook daar een diepe verbittering tegen de bestaande orde van zaken uit voortvloeit. E n dat is en blijft de voedingsbodem voor dergelijke propaganda: de ontevredenheid over het bestaande — hóe ook op-gewekt — en daardoor het grijpen n a a r het nieuwe, onbegrepene. "

H e t k o m t ons, in verband m e t de hier t e n beste gegeven ziens-wijzen, interessant voor ook aanhaling te doen uit een artikel van Pierre Mille, onder den t i t e l : L a colonisation, obstacle au socialisme, geplaatst in La Dépêche Coloniale van 27 November '24, waarin de kwestie nog van een anderen k a n t bekeken wordt. H e t g e e n hij schrijft k o m t hierop neer:

ôi

„ M e n moet niet gelooven dat het c o m m u n i s m e beproeft om de inlandsche volken te socialiseer en. H e t weet m a a r al te goed dat het hierin nooit zou slagen. E r bestaat een niet te verzoenen tegenstel-ling tusschen de beginselen w a a r v a n het zelf uitgaat en den , politie-leen-, socialen-, gezins- en godsdienstigen grondslag waarop de

islami-tische of oostersche volken s t a a n .

M e n vergisse zich hierin dus n i e t : het c o m m u n i s m e wil ze alleen m a a r in opstand brengen. Hoewel vijandig t e n opzichte van elk natio-nalisme, werkt het toch m e e om een nationale beweging aan te moe-digen. Van zuiver Marxistisch oogpunt beschouwd, zal het zoodoende niets winnen, er wordt geen enkelen c o m m u n i s t m e e r door gemaakt.

M a a r de westersche s t a t e n zouden er h u n koloniën door k u n n e n ver-liezen. Vóórdat het zoover is, zullen zij een deel van h u n k r a c h t e n aan de verdediging van die koloniën m o e t e n wijden. Hierdoor zullen zij niet minder verzwakken dan wanneer zij een aanval in E u r o p a zelf zouden hebben te weerstaan. Prachtige zaak ! E n , als zij ze ver-liezen, dan zou Moskou zich niet meer te bekommeren hebben om dien voor het socialisme niet te overwinnen hinderpaal, die de geleidelijke, meerendeels persoonlijke, ja, wil m e n , kapitalistische aanpassing van nieuwe volksgebieden aan de zeden en de economische opvattingen van onze beschaving i s . "

* * *

Overheid tegenover communisme. De AT. R. Cl. van 14 Dec. bracht een pleidooi voor een m e e r bewuste „ W e l v a a r t s p o l i t i e k " . Voor h a a r förmuleering moet de inlandsche maatschappij worden gadegeslagen en moeten de s t e m m e n worden aangehoord, waarvan m e n de bedoe-lingen, hoe verscheiden en verward ook, niet k a n misverstaan.

I n dit verband wordt d a n . a a n d a c h t gegeven aan de communistische actie in Indië en de tegen haar, door de regeering, genomen maatregel.

,,De genoemde handelingen van de overheid vormen de n a t u u r -lijke afweer van elke regeering tegen aanvallen op haar bestaan, welk verweer te scherper zal zijn n a a r m a t e de actie gericht is niet tegen incidenteele bestuurders doch tegen beginsel en inrichting van de maatschappij zelve.

Deze rechtvaardiging sta voorop. D a n echter volge de erkenning, dat alle opgesomde maatregelen slechts tegen de uiting, niet tegen de oorzaak van het verschijnsel zijn gericht. Men heeft zich nu m e t kracht gezet tot handhaving van het gezag; dezelfde kracht zij ge-wijd aan het doel, dat dit gezag niet langer aantasting behoeft te vreezen. De oorzaken der actie te onderkennen is daartoe noodig en de besprekingen in den Volksraad waren juist tot dat doel n u t t i g . "

„ N a a r m a t e de sociale nooden, hetzij door bestaande toestanden, hetzij door tijdelijke omstandigheden, scherper worden gevoeld, zal

de drang tot eenigerlei actie groote worden; n a a r m a t e m e n de niet-gewenschte toestanden belichaamd ziet in de niet-inheemsche be-s t u u r d e r be-s zullen vage nationale abe-spiratiebe-s den vorm krijgen van vijan-digheid jegens het huidig gezag; en n a a r m a t e de gelegenheid tot het uitoefenen v a n invloed langs den weg van volksvertegenwoordiging ontbreekt zal m e n m e e r geneigd zijn radicale middelen te kiezen.

Toetst m e n n u deze formule aan de Indische realiteit, dan vindt men, voor belangrijke lagen der Inlandsche bevolking, dat het door-werken v a n de malaise den oeconomischen toestand verslechtte ter-wijl de belastingdruk aanzienlijk t o e n a m . N a a s t een groeiend meer algemeen besef daarvan ontstond dus locaal en incidenteel een ver-scherping van h e t sociaal bewustzijn. Voorts vindt m e n dat juist aan de menigte de middelen om „langs constitutioneelen w e g " wenschen in vervulling te doen gaan, langs de wegen namelijk die in andere landen door democratische instellingen voeren, zoo al niet tot souve-reiniteit des volks dan toch tot zijn m e d e b e s t u u r , ontbreken. De groote meerderheid m i s t elke bevoegdheid tot mederegeeren zelfs in de eigen landstreek, terwijl zij over eenig orgaan om wenschen en verlangens openlijk uit te spreken niet beschikt.

Deze beschouwing van de werkelijkheid doet de oorzaken en het o n t s t a a n dezer volksbeweging begrijpen. B e d e n k t m e n dan nog hoe aarzelend en onzeker zulk een beweging zijn moet bij een weinig onderwezen volk, als van een kind dat loopen leert en het geheel zich-zelf m o e t leeren, dan begrijpt m e n ook de uitingen, hoe eigenaardig, pathetisch en onbeholpen die soms mogen schijnen.

Dit goed begrip van het meestbeteekenend verschijnsel in Indië is volstrekt noodig. H e t is onmisbaar bij het beoordeelen der Indische begrooting voor 19Ê5, onontbeerlijk bij het beschouwen van de aanbe-volen wijzigingen daarin ; en dit begrip behoort het richtsnoer te zijn voor het koloniaal bewind. Ook daarbij alweer waren de Volksraads-besprekingen van de afgeloopen m a a n d n u t t i g ; zij brachten het nader hoe verschillend ook de zienswijzen er m o c h t e n z i j n . "

„ D a a r m e d e is ook de taak van de overheid aangegeven: verschaf-fing dier noodzakelijke organen en bevordering van een gezonden oeconomischen toestand. De belofte voor beide hebben wij nu. D e eerste belofte is al oud — het is die der bestuurshervorming. D e tweede is nieuw — de welvaartspolitiek. Beide zijn belangrijk ; beide k u n n e n , m i t s goed uitgevoerd, groote, zegenrijke verbeteringen b r e n g e n . "

«

De positie der Christen-Javanen temidden van hun volk. Den 12en Augustus hield dr. H . Kraemer een voordracht voor de Conferentie

^'an Javaansch-sprekende zendelingen te Djokja. Naar aanleiding

daar-56

van ontspon zich een discussie, vooral over h e t p u n t of m e n op zijn voorstel zou ingaan om een Commissie t e benoemen, die geregeld de voor alle Christen-Javanen geldende problemen bestudeert en m e t de resultaten daarvan van voorlichting dient. De vergadering a c h t t e het beter nog eens concreet voor zich t e krijgen welke belangrijke pro-blemen dat al zoo zijn, opdat m e n dan daarna helderder k a n oordeelen over de urgentie van zulk een Commjissie. M e n noodigde den heer K r a e m e r daarom uit een aantal dezer vragen te behandelen in een reeks artikelen in De Opwekker en verzocht ook nog D r . F . L . B a k k e r daarin m e t h e m s a m e n te werken. Deze uitnoodiging accepteerden zij. Tengevolge d a a r v a n verscheen in het October-nummer van h e t zendingstijdschrift De Opwekker, de voormelde voordracht.

N a de vragen gesteld en besproken te h e b b e n : H o e voelen zich de inlandsche christenen t e midden van h u n eigen volk ? H o e worden zij door h u n eigen volk gewaardeerd? deed Spr. in zijn betoog h e t nieuwe in de situatie uitkomen, ontstaan door h e t opkomend natio-nalisme en de weder-ontwaking van het Oosten, om dan tot de vol-gende uiteenzetting van zijn bedoeling te komen.

„Mijn bedoeling is dat wij het Zendingswerk van een nieuwen k a n t zullen bezien. H e t doel der Zending is, zooals herhaaldelijk gezegd worflt, om een uit eigen geloof en aard levende Kerk t e stichten. W e zouden ook k u n n e n zeggen : de Christen gemeenschap m o e t een sterke geestelijke gemeenschap worden, die door h a a r persoonlijk en publiek leven een getuigenis voor Christus is, een richtende en bezielende m a c h t in het volksleven wordt. D a a r o m is het dringend noodig dat wij ons grondig verdiepen in de s t e m m i n g e n en overleggingen der Christenen zelf, in h u n positie en mogelijkheden. H e t heden eischt dit en nog sterker de toekomst. M e t voorbedachten rade heb ik telkens andere Zendingsvelden aangehaald. W c hebben gezien dat daar een zeer gewichtige crisis zich voltrekt, de crisis, die de doorgang is tot de mondigheid. Die crisis wordt tot nu toe veel te veel geplaatst in het licht van de begeerte n a a r zelfstandigheid, n a a r baas zijn over eigen zaken, n a a r ontslag van bevoogding. D a t is ongetwijfeld één der be-langrijkste zijden. Toch gaat, zooals U ongetwijfeld duidelijk is gewor-den, h e t probleem nog veel dieper. M e n wil niet slechts het leven en de organisatie der Christengemeenschappen voortzetten en verder ont-wikkelen in de n u bestaande vormen, m a a r dan m e t de teugels in eigen handen inplaats v a n in vreemde h a n d e n ; het gaat verder. M e n verzet zich ertegen een Oostersche weerspiegeling te zijn van h e t mozaïek dat ons Westersch Christendom vertoont en wil de centrale grootheden van het Christendom geheel m e t eigen oogen zien en m e t eigen tong en h a r t formuleeren. Zij willen niet beschouwd worden als pupillen der Zending, m a a r als een onderdeel der Algemeene Kerk.

Hierin schuilt wel m e e r aspiratie en program dan werkelijkheid, m a a r

als symptoom is het karakteristiek. H e t is h e t ware kenteeken v a n dengene, die tot het bewustzijn van eigen zelfstandigheid en

individu-aliteit is ontwaakt.

M e n kan hier tegen opwerpen dat het slechts een tijdelijk verschijn-sel is, het gevolg van h e t overprikkeld nationalistisch sentiment, het-geen bij een volk hetzelfde is als bij een enkeling het overdreven individualiteitsbesef. I m m e r s als alle sterke s e n t i m e n t e n heeft het nationalisme de aard, dat het behalve de ontdekking v a n één diepe waarheid, overigens haastig, hartstochtelijk en oppervlakkig in zijn oor-deel is, tot waarheidsvervalsching toe. W e hebben daar heden ten dage de voorbeelden voor het grijpen voor. I n het godsdienstige even-goed ais in het cultureele. M a a r we mogen vooral den anderen k a n t niet vergeten, die te eerder op den voorgrond k o m t n a a r m a t e er dieper ernst en beter leiding bij is. H e t kan n.1. oneindig verdiepend werken, door dat het ons en de Oostersche Christenen telkens terugleidt t o t de vraag van het wezen v a n h e t oorspronkelijk Evangelie.

W a n n e e r we van Britsch-Indië en China onze oogen afwenden en ons oor t e luisteren leggen op J a v a , hooren we hier nog slechts een zeer zwakke echo van w a t daar door den m o n d van bekwame woord-voerders wordt verkondigd. H e t heeft hier nog den toon van een eenigs-zins hulpelooze kracht, o m d a t de verhoudingen hier kleiner zijn en de groote figuren ontbreken. D a a r o m is evenwel h e t gevoel er niet minder reëel om en dat moet ons tot nadenken en stilstaan brengen. B n wanneer dat nog niet t o t ons vermag te spreken dan moet de ont-wikkeling op de andere Zendingsgebieden het doen.

D e gemeenschap der Christen-Javanen mist als geheel zelfvertrou-wen en de lokkende inspireerende visie van een t a a k in h e t volksgeheel.

Zij heeft geen plaats in het volksleven, s t a a t er bijna geheel buiten en heeft ook geen moed erin te gaan s t a a n , o m d a t m e n den weg niet weet. Zij is ingekapseld in, m a a r niet vergroeid en in levend contact van stoot en wederstoot m e t de omgeving.

I n den tegenwoordigen tijd hangt het vooral van de J a v a n e n zelf af, w a t ze in de toekomst wezen zullen. H o e krachtiger, levender volk, hoe krachtiger, vitaler Christendom. I n een uitgebluscht en vegetee-rend volk k a n m e n niet verwachten een krachtig Christendom te zien tieren. D a a r i n zit. voor de Zending een groot deel van de beteekenis der ongetwijfeld nog hulpelooze ontwakings-< en emancipatiesymp-t o m e n . De Chrisemancipatiesymp-ten-Javanen moeemancipatiesymp-ten ook daarin h u n emancipatiesymp-t a a k vervullen en h u n volk toonen dat ze daarin van h a r t e meeleven en een moreele kracht van groote beteekenis zijn. Ik ben mij bewust dat we hiermede moeilijke wegen betreden, moeilijk voor ons en voor de J a v a a n s c h e Christenen, m a a r ik geloof dat we het aan hen en het J a v a a n s c h e volk verplicht zijn.

58

W a n n e e r m e n mij vraagt wat daartoe m.i. de wegen zijn, dan is mijn antwoord a l d u s :

I n de eerste plaats moeten de Christen-Javanen (ik bedoel in dit verband natuurlijk altijd de meerontwikkelden) steeds een geduldig en open oor bij ons vinden voor al wat hen beweegt. Ze m o e t e n m e e r leeren zich als mede-Christen te voelen en niet als ondergeschikte of afhankelijke. I n het algemeen zal daartoe een sterker en persoonlijker geestelijk verkeer m e t ze noodig zijn. I n de tweede plaats is m.i. noo-dig ze door middel van de pers en van onderricht op een hooger peil van ontwikkeling te brengen, godsdienstige en moreele, zoowel als verstandelijke. E e n groot deel der Christenen behoort tot de onontwik-kelden en de economisch zwakken. D a t is een gevaar, dat wij terdege onder de oogen moeten zien. E e n in vergelijking met h e t geheel ge-ringe minoriteit der Christenen moet m e t het oog op h a a r toekomst sterk zijn door geestelijk streven en ontwikkeling, zij moet zedelijk respect afdwingen. W a t de economische, zwakte betreft zou ik hier nog geen voorstellen willen doen, m a a r er wel m e t kracht op willen wijzen dat we dit probleem ernstig in oogenschouw m o e t e n n e m e n . H e t is trouwens opvallend dat J a v a ook weer niet alleen s t a a t in de behoefte der Christenen aan ontwikkeling. I n het artikel v a n Garfield Williams over Indië wordt „ e d u c a t i o n " als de grootste gift der Zen-ding aan de Indische Christenen gekenschetst. E e v . Cheng weidt lang-durig uit over den lagen ontwikkelingsstandaard der Chineesche Chris-tenen. Hij voelt het als één der grootste hinderpalen dat de Inlandsche Christenen intellectueel niet geprepareerd zijn voor de zelfstandigheid.

De J a v a a n s c h e Christenen moeten m e e r aangevuurd worden elkaar t e helpen en ook i n volksbelangen te helpen. H o o r d e n zij b.v. niet zelf t e bestrijden wat er aan analfabetisme bestaat in h u n eigen kring, m a a r vooral ook behoorden zij niet mede te doen aan een poging om d a t onder h u n volk te bestrijden. H e t zou een schoone taak zijn om m e t de besten onder hen samen te zoeken n a a r de wegen om h u n volk t e dienen.

I n de derde plaats is het voor de Christen-Javanen n a a r mijn over-tuiging dringend noodig dat wij ze meer zien als een eenheid en niet als onderscheiden n a a r de verschillende Zendingsvelden. H u n eenheid m o e t niet slechts op het gebied der gedachte liggen, m a a r zooveel mogelijk in praktijk omgezet worden. Ik verwijs hier b.v. n a a r een artikel in de Pengadjaran Christen van April 1.1., waar in verband m e t de Goeroevereeniging en den strijd, die daarover is, nadrukkelijk de be-hoefte aan eenheid wordt uitgesproken, m a a r even nadrukkelijk wordt geconstateerd dat h e t verschil der Zendingen dit bemoeilijkt.

Dit leidt mij tot het laatste en voor ons hoogstwaarschijnlijk ge-wichtigste p u n t van mijn voordracht n.1. zullen wij de gemeenschap der J a v a a n s c h e Christenen meer als een eenheid zien en behandelen,

dun zullen wij ook zelf m e e r een werk-eenheid m o e t e n zijn. Mij d u n k t dit voor ons Europeesche arbeiders in de Zending één der gewichtigste en dringendste vraagstukken. De situatie is i m m e r s op h e t oogenblik zoo dat de Europeesche Zendingsarbeiders de m a c h t in h a n d e n hebben,

m a a r dat t e v e n s de eerste aarzelende schreden n a a r zelfstandigmaking worden gezet. Bewijs daarvan zijn de twee andere onderwerpen op deze Conferentie: De zelfstandigheid der J a v a a n s c h e Kerk, e n : Open vragen in de ontwikkeling der J a v a a n s c h e Zendingsgemeenten t o t J a v a a n s c h e K e r k ( e n ) . H e t is n u de welaangename tijd om ons te be-zinnen op de zedelijke noodzaak van samenwerking, w a n t wij s t a a n n u aan het begin. Ik wil eenige a r g u m e n t e n , die daartoe dringen, noe-m e n . I n de eerste, noe-m a a r niet de voornaanoe-mste p l a a t s : de groote ver-deeldheid der Christenen, ook op het Zendingsveld, behalve dat zij, zooals wij gezien hebben, de nadenkende Christenen verwart, doet zij ons tegenover de J a v a n e n en sepciaal tegenover de M o h a m m e d a n e n die niets van die verdeeldheid begrijpen groote moreele schade. Niet h e t voornaamste a r g u m e n t , zeg ik, w a n t het zou k u n n e n zijn dat we om gegronde redenen m e e n d e n dien b l a a m te m o e t e n dragen. H e t ge-wichtigste a r g u m e n t is d u n k t mij dat we h e t verplicht zijn aan de J a v a a n s c h e Christenen, aan h u n kracht en h u n toekomst, o m d a t we niet gekomen zijn om onze vormen en theologieën te brengen, m a a r h e t Evangelie. H i e r ligt een t a a k v a n groote zelfverloochening voor ons. Om m a a r één groot voorbeeld te n o e m e n : N u we aan den aan-vang van nieuwe ontwikkelingen staan, is het een vraag v a n bijzonder groot belang of we gezamenlijk zullen a a n s t u r e n op een J a v a a n s c h e Kerk of besloten binnen eigen grenzen ieder afzonderlijk n a a r J a v a a n -sche Kerken.

Voor het eerste is overleg noodig en voortdurende uitwisseling van gedachten. E n zoo zijn er meer belangrijke zaken te n o e m e n : de hou-ding der Christen-Javanen tegenover de bewegingen onder h u n volk, tegenover allerlei volksgebruiken en erfelijk cultuurbezit. N a a r mijn overtuiging is t e n opzichte van al deze dingen w a t ik zou willen noe-m e n een internoe-missionaire politiek gewenscht. H e t is weer veelzeggend dat de drang der gebeurtenissen in Britsch-Indië de Zending in die lijn gebracht heeft. D a a r heeft m e n gevoeld dat h e t voor de ont-wikkeling der Hindoesche Christengemeenschappen uiterst hinderlijk was dat h u n zoo overeenkomende problemen behandeld werden n a a r de inzichten van tallooze comité's m e t élk een eigen traditie. Uit de zgn. Provincial Councils is n u een National Council samengesteld, die naar vermogen t r a c h t bij behoud v a n ieders zelfstandigheid gezamen-lijk en geregeld n a a r oplossingen te zoeken, die m e t de Hindoesche Christenen als een geheel principieel rekening houdt. J a p a n en China k e n n e n deze nationale Zendingsraden ook.

W a n n e e r ik U t e n slotte een voorstel ter overweging m a g

aan-60

bieden, zou ik willen wijzen op den N. I . Zendingsbond als een lichaam dat van tweejaarlijksch zendehngen-rendez-vous een lichaam zou kun-nen worden, waaruit althans voor J a v a een vast comité wordt

bieden, zou ik willen wijzen op den N. I . Zendingsbond als een lichaam dat van tweejaarlijksch zendehngen-rendez-vous een lichaam zou kun-nen worden, waaruit althans voor J a v a een vast comité wordt

In document -vy A*n*Wi m (pagina 60-87)