• No results found

leeren gaan, en gespeent werden. I

DE tyd wanneer men de Kinderen behoorde harder spyse te geven, hebben wy reeds gesegt; men dient die dan een weinig klein

te kauwen, op dat ons speeksel, dat een goede gest en ferment is, om die spyse tot een behoorlyke gyl te brengen; want indien we de spys ten eersten in haar mondjes stak, souden sy die niet weten te kauwen, en zouden lichtelyk met door te slikken, komen te stikken: de Spys dan te voren gekauwt zijnde, konnen zy die gemakkelyker met haar tong omhelsen, en doorswelgen: Wanneer nu dit speeksel daar onder is gemengt, heeft het voor eerst zijn gest by sig, om daar mede te fermenteren; en ten tweeden komt daar noch de gest by van het Kind zelve, so dat dit noodsakelyk een goede gyl moet maken. Evenwel moet men onderwylen de Pap-pot niet vergeten: want ik heb elders getoont dat de Melk het beste en gesondste voedsel is: Ja dat'er geen spys is die ons voeden kan, ten zy die in onse maag en gedarmten eerst tot een goede melk gemaakt werde: soo dat men te gelyk met de Melk ook vaster spyse moet geven; op dat de Kinderen daar allenxkens toe gewennen, en niet te schielyk overrompelt werden: want dan komt die spyse te bederven, en verscheide qualen konnen daar uit ontstaan.

II.

Alle spysen die wat swaar te verteren vallen, als pekel-vleis, rook-vleis, bokking, spek, ham en diergelyke moet men de Kinderen niet geven, als ook geen Vrugten, voornamelyk al

wat suur is en sout: wat schade het suur en sout komt uit te werken, heb ik in myn Institutie genoegsaam getoont; namelyk dat onse sappen daar door verdikken en vergooren, en by gevolg verstoppingen veroorsaken, 't welk een Fondament is van alle siekten. Voornamelyk moetense van suur onthouden werden, als zy melk gesogen of gegeten hebben, want die komt te schiften en te verkasen.

III.

Wanneer de Kindertjes nu so groot beginnen te werden, dat het handen en voeten begint tot zijn wil te krygen, en aan de Leibant leeren gaan, moet men het niet te veel in de kak-stoel laten sitten, want dan werden zy pap-sakken van kinderen, maar men moetse soo veel doen gaan en loopen als het mogelyk is, want se werden dan sterk en robust, dewijlse geduirig als in een arbeid zijn, en van jongs af, gelijk als leeren werken.

IV.

Ten is mede niet raadsaam de Kinderen al te vroeg te leeren gaan, my dunkt, datse wel een jaar behoorden oud te zijn, ten waar se seer sterk en mannelyk waren, want het eene Kind komt eerder aan als het andere, daarom kan men dat so nauw niet bepaalen: maar al te jong is niet goed, want de beentjes groeyen te ligt krom, dewijlse swakker zijn, dan datse het lighaamtjen, dat

dikwijls seer vet en swaar is, konnen draagen. Darom is't mede een quade gewoonte dat men de kinderen soo lange en heel vroeg in een rol-wagen laat staan.

V.

Als de Kinderen mede so oud werden, moet mense niet van jonge meiden en groote Kinderen laten dragen, want die konnen de kinderen seer ligt doen agter over swikken, waar doorse al haar leven moeten mank gaan, het welke nauwlijk te helpen is, want de veselen van de banden, der Wervel-beenen in stukken breken, die niet weder te herstellen zyn. Ook konnen zy lichtelyk met de kindertjes komen te vallen, en daar mede een groot ongeluk krygen.

VI.

Wanneer ook de Kinderen gebakert werden, hebben sommige de gewoonte van de lueren, 't welk aan't eind der voeten over schiet, tussen de beenen in te slaan, het welk veroorsaakt dat de kinderen kromme beenen krygen, en uitwaars groeyen. Men moet ook in't bakeren observeren, voornamelyk in de eerst geborene, dat de beenen of voeten der Kinderen sodanig met de linne lueren bewonden werden, datse malkanderen niet en genaken, want anders vryvense door het geduirig spattelen het vel van de beenen.

VII.

Als het Kindjen in de Kak-stoel sit, moet men

het verscheide speel-tuig geven, voor eerst sodanige, waar mede het sig niet beledigen kan, geeft het een rateltjen, fluytjen, rinkels en diergelyke dat niet scherp is, of niet in de keel kan krygen: Want de kinderen moeten niet sonder exercitie gelaten werden. Als het nu van selver begint te gaan, sal men het een Val-hoed op setten, op dat als het Kind kome te vallen, sig niet en beledige, maar de val tegens de Val-hoed afstuyte. Als men de Kinderen iets in de handen geeft, moet men het haar altyd in de regterhand geven, niet om dat sulx eenige reden mede brengt, maar om dat het de manier en Welhebbelykheid van ons land is: Want anders gewennen de kinderen gemeenlyk linx te wesen: en soo se het alwederom in de linker hand vatten, moet men de linker hand vast binden, op datse ganschelijk tot de rechter hand gewennen.

VIII.

Men moet de Kinderen van de borst niet gewennen oft spenen, ten zy datse alle haare tanden hebben, voornamelyk de voorste tanden, want anders kennen zy niet al te wel de vaste en harde spyse kauwen: en het haar geduirig voor te kauwen is niet oorbaar, en ongemakkelyk. En, dewijl d'eene vroeger tanden krygt als d'ander, soo is de tyd van spenen mede niet altyd de selfde. Swakke Kinderen mag men ook wel wat langer aan de borsten houden, als die grof en vet zijn: 't Is best datse tot anderhalf jaar

gen, en dan eerst gespeent werden. Wanneer de Suigster oft Moeders seer onpasselyk zijn is't best het Kind te spenen, ten zy het iets wat by komt. Item als de Vrouwen swanger zijn, moeten zy mede niet suigen, of de reeds ontfange vrugt, soude te veel verswakken, waar door of een misval soude konnen uit ontstaan, of dat de vrugt seer tenger bleef, 't is anders, myns agtens beter de Kinderen wat te lang te laten suigen, als te vroeg te spenen.

IX.

De tyd van't jaar nemen sommige in agt, maar ik sie niet dat daar zo veel aan gelegen is, en indien men nog een tyd souw willen beramen, is de Lente en het afgaan van de Somer alderbest; Want in de heete Somer, zyn de Kinderen minst te payen, vermids het heete weder; van gelyken ook de Winter, wanneer het seer streng koud is, komt het dikwyls de Ouders niet wel gelegen, om daarom juist van huis te gaan, of de Kinders in de Winter dat ongemak aan te doen: Ook zyn de Kinderen dan door de koude ongemakkelyk: so dat de gematigste tyd daar toe de beste is.

X.

So het nu gebeurt dat de Kinderen te seer op de mam versot zyn, en men haar daar niet kan van af houden, behoeft men aan de tepel maar een weinig mostert, of een weinig Aloë te smeeren,

so sullen zy, die bitterheid gewaar werdende, wel haast en geern de Pram vergeten.

XI.

In plaats dan van te suigen, moet men haar een pypkan geven, met soet Bier, en latense daar aan lurken, voor den dorst, hier zijnse ook des nagts mede te stillen. Men moetse ook terstond niet allerlei spijse geven, maar alleen die welke goed voedsel geven, want de Kinderen verliesen niet alleen veel door de doorwaseminge van haar lighaam, gelyk oude luiden, maar zy moeten ook groeyen en grooter werden. Het veel vasten konnen zy niet verdragen, voornamelyk die van goed verstand zijn: Men moetse ook niet te veel opproppen, gelijk sommige hare Kinderen doen, want dan werden zy menigmaals van een bot en plomp verstand.

XII.

De Kinderen moeten mede niet veel gequollen werden nog gesart, nog met dese of gene dreigementen, vervaart gemaakt werden, want dat bederft de Kinderen grootelyks, en zijn altyd voor dit of dat vervaart, en hebben altyd een voor-oordeel alse alleen zijn, van eenige kabouter-mannetjes of spookjes: En indien mense veel sart, werden zy quaad en toornig. De Ouders selfs moeten de Kinderen niet te hard vallen, in dit of dat, gelyk ik weet, dat veele de gewoonte hebben; Want de Kinderen is het quaad van

jongs aan genoegsaam ingeboren, so dat men het daar niet hoeft in te dragen.

XIII.

Men moet de Kinderen ook niet al te suinig nog te strak opbrengen, haar alles byna onthoudende, watse andere kinderen sien hebben, waar door aanleidinge tot stelen gegeven werd, want indiense genereus zijn, willen zy mede doen als een ander, so maaken zy het te krygen, daarse het kennen krygen. En indien haar die gelegentheid afgesneden werd, en op schuifjes by andere niet geern loopen, zo blyven zy t'huis, en houden sig alleen, welke gewoonte sodanig inkruipt, dat als zy groot geworden zijn, zy met geen menschen weten om te gaan.

XIV.

Men moet ook de Kinderen niet al te pompeus nog te rykelyk opbrengen, en haar willetjes in alles toelaten, geensins, want dat werden menigmaals Persoonen van geen goed leven, liever in de Kroeg zittende als in de Kerk, of in eenige andere Gods-dienstige oefeningen daar God te vinden is. Men moet dan hare wil wat inbinden, niet juist met te slaan of te smyten, want dat maakt de Kinderen hard-nekkig, maar met een soete vermaninge, leidende hare gedagten tot iets hoogers en beters, 't zy tot studien, koopmanschappen, oft ambagten: en indien het luiden van staat zijn, haar de Historien van de Landen vertellen, en inboesemen 't gene

daar toe behoort: En dit kan de Kinderen van jongs aan ingeprent werden, so dat hare gedagten ernstig werden, en, oud geworden zijnde, gauwer om hare dingen te verrigten, vermids zy van jongs aan haar gedagten en oordeel daar toe vormen.

XV.

Ter presentie van de Kinderen moet men niet spreken, van eenige dingen die tussen een Man en Vrouw passeren, want de jonkheid wil altyd daar toe uitgelaten zijn, en die dingen leerense wel ter bequamer tyd. Ook is het best de Kinderen geen spreukjes, en fabeltjes te vertellen, maar liever eenige ware Geschiedenissen; Ook moet mense van alle voor-oordeelen van jongs aan redden; Want het is gemakkelyker de Waarheid te begrypen van een saak, als een onware saak, met voor-oordelen besoetelt, te onthouden.

XVI.

Alse nu wat verder van jaren werden, en in't Lesen, Schrijven en Cyferen wel gevordert hebben, moetmen sien waarse best toe bequaam zijn, want alle hout is geen timmer-hout.

Non de quovis ligno fit Mercurius.

Want als ymand al studeert, of hy werd opgevoed tot een Magistraats-persoon, so hy vorders geen Verstands genoeg heeft, sekerlijk so is hy een 0 in't cyfer, en niet meer dan een Amensegger. Dit zy dan nu genoeg van d'Opvoedinge der Kinderen gesegt, men soude daar meer van konnen op't Toneel brengen, maar alles behoort niet tot dese Kraam.

Verhandelinge van de Kinder-ziekten. Tweede