• No results found

Â

Wat vinden jullie?

1.10 Het stelsel van wonen, zorg en welzijn in ons land

Ten slotte gaan we in dit hoofdstuk nog even kort in op het stelsel van wonen, zorg en welzijn. En op de situatie van nu en de nabije toekomst, steunende op drie pijlers:

1. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2. Wet langdurige zorg (Wlz)

3. Zorgverzekeringswet (Zvw)

Welke wetgeving is van toepassing en hoe zijn de onderlinge verhoudingen hier­

tussen?

1 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

De Wet maatschappelijke ondersteuning geeft gemeenten de verantwoorde-lijkheid om hun inwoners zo nodig te ondersteunen bij zelfredzaamheid en participatie. Als ondersteuning nodig is, wordt gekeken naar wat de moge-lijkheden zijn: wat de hulpbehoevende zelf kan, wat het sociale netwerk wil en kan doen en wat vrijwilligers kunnen bijdragen. Voor wie – ook met steun van de omgeving – niet (meer) zelfredzaam kan zijn, is en blijft beroeps-matige ondersteuning of passende zorg op maat beschikbaar.

Daarmee zijn dus de gemeenten ook direct verantwoordelijk voor de onder-steuning van mantelzorgers, het welzijnsveld en indirect medeverantwoor-delijk voor de juiste huisvesting, het wonen. Het gaat om alle mensen die binnen de gemeente een beperking hebben en zelfstandig (willen blijven) wonen. Deze groep is zeer snelgroeiend door de (dubbele) vergrijzing en de (technische) mogelijkheden die het mogelijk maken dat we steeds langer en steeds meer zelfstandig kunnen leven.

2 Wet langdurige zorg (Wlz)

Kan iemand niet langer zelfstandig wonen omdat er meer en complexere zorg nodig is, dan biedt de Wet langdurige zorg (Wlz) uitkomst. Mensen op wie permanent toezicht moet worden gehouden om te voorkomen dat zij in

de problemen komen, of die 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heb-ben, komen in aanmerking voor langdurige zorg. Daarvan is het wonen een belangrijk onderdeel. Dat is geregeld in de Wet langdurige zorg. Langdurige zorg is een algemene beschrijving van diverse vormen van zorg die onder ling sterk verschillen, zowel in aard als in intensiteit. Langdurige zorg kan ook thuis geboden worden, indien de cliënt daarvoor kiest en het zorg kantoor daarmee akkoord gaat.

In de langdurige zorg staat de eigen regie van cliënten voorop. Op hun ver-zoek kunnen ze worden bijgestaan door hun naasten, die een bijdrage aan de zorg en ondersteuning kunnen (blijven) verlenen. Bij het stellen van de indicatie voor langdurige zorg wordt er formeel geen rekening gehouden met mantelzorg. Welke zorg en ondersteuning de cliënt nodig heeft, wordt vast-gelegd in het zorgplan. Als de cliënt of zijn vertegenwoordiger dat wil, wordt ook de mantelzorger bij het overleg betrokken. Het zorgplan hoort opgesteld te worden voor aanvang van de zorgverlening of zo spoedig mogelijk daarna.

Doel van de zorgplanbespreking is de cliënt (en zijn vertegenwoordiger) zeg-genschap te geven over de invulling van de zorg. Wat cliënt en mantelzorger zelf willen/kunnen doen is onderdeel van het gesprek.

3 Zorgverzekeringswet (Zvw)

Voor behandelzorg kennen we de Zorgverzekeringswet (Zvw). Deze wet geeft verzekerden aanspraak op verschillende vormen van zorg die op genezing zijn gericht. De uitvoering daarvan ligt bij de zorgverzekeraars in ons land.

Voorbeelden van aanbieders van deze zorg zijn huisartsen, ziekenhuizen en wijkverpleging. Binnen de Zvw is de zorgprofessional verantwoordelijk voor de indicatiestelling.

Ons gehele stelsel van wonen, zorg en welzijn is gebaseerd op het ‘solidari-teitsprincipe’. Wij betalen allemaal (verplicht) mee aan een pot met geld, die aangevuld wordt door de overheid en waarop we een beroep kunnen doen indien we dat (met indicatie vastgesteld) nodig hebben. Dat is iets geheel an-ders dan een verzekering voor jezelf en je directe omgeving, die niet ver-plicht is en die je zou kunnen omschrijven als een ‘schadelastverzekering’.

Tussen de drie pijlers is uiteraard een direct verband te leggen. Kunnen men-sen nog langer thuis wonen? En wie gaat dat dan betalen? De belangen van gemeenten (Wmo) en de zorgkantoren (Wlz) zijn divers en soms zelfs tegen-strijdig. Ze liggen niet altijd in elkaars verlengde en in ieder geval nog te wei-nig op elkaar afgestemd. Toch was dat wel de bedoeling bij deze relatief nieu-we – allemaal van na het jaar 2000 – nieu-wetgevingen.

Scheiden van wonen en zorg

De overheid heeft in dezen al jaren geleden een nieuw beleid ingevoerd: de scheiding tussen wonen en zorg. Het vanuit de Wlz gefinancierde verblijf in een instelling, zoals een verpleeghuis, kan alleen nog op basis van een indi-catie gebaseerd op een grotere zorgbehoefte en 24 uurs aanwezigheid van zorg. Als dat het geval is worden de zorg (met behandelkosten) en de woon-lasten betaald vanuit de Wlz. In alle andere situaties is er sprake van zorg-kosten en woonlasten. De Wlz en Zvw betalen de zorgzorg-kosten en de mensen zelf betalen, zoals altijd al, hun eigen woonlasten.

Dan komt de vraag op: wanneer zijn wonen en zorg zodanig met elkaar ver-bonden dat zij onlosmakelijk zijn? Het antwoord daarop schuift een beetje in onze samenleving, maar al snel kom je tot de conclusie dat dat slechts in weinig situaties het geval is.

Â

Wat is het antwoord op deze vraag voor jullie?

In alle andere situaties hebben we het dan eigenlijk over thuiszorg: mensen met een beperking hebben een eigen voordeur, ze zijn zelf verantwoordelijk voor hun woonlasten en ze hebben geen 24 uurs bewaking en aanwezigheid van zorg nodig. De noodzakelijke zorg wordt aan huis gebracht in de vorm van thuiszorg. De noodzakelijke dienstverlening, zoals schoonmaak en hulp bij vervoer, boodschappen en voeding wordt op een andere manier georgani-seerd door en vanuit gemeenten en andere lokale (vrijwilligers)organisaties.

Waar hebben oudere mensen dan wel behoefte aan? Waarom is de roep naar de verzorgingshuizen nu zo sterk hoorbaar? Voor het antwoord op die vraag benaderen we de vraagstelling van de andere kant: waar hebben oudere mensen behoefte aan?

ƒ een veilige omgeving;

ƒ een gezellige omgeving, waarin het mogelijk is andere mensen te ontmoe-ten;

ƒ de beschikbaarheid van zorg op afroep;

ƒ diensten beschikbaar: onder andere voeding, postverzorging;

ƒ een betaalbare woning of appartement afgestemd op de eigen financiële mogelijkheden.

Zo zijn er nog wel meer belangrijke keuzefactoren te bedenken. Daar komen de woningcorporaties in het spel. Zij zouden eigenlijk de wooncomponent moeten bouwen en onderhouden. Daarbij zijn bovenstaande zaken erg be-langrijk, maar ook factoren als de diversiteit aan type woningen, eigenschap-pen als groot/klein, hoog/laag, duur en goedkoop, koop- en huurwoningen

mogen niet worden vergeten. Uiteindelijk heeft iedereen een eigen voordeur en de beschikbare zorg is dus feitelijk thuiszorg.

Daarbij dient zich de volgende vraag aan: moeten we dat soort woonvoorzie-ningen dan alleen bouwen voor oudere mensen? Of juist voor een gemengd soort bewoners, oud en jong door elkaar, waarbij de jongere mensen (denk aan studenten) een huurkorting zouden kunnen krijgen indien zij aantoon-baar diensten voor de bewoners met een beperking uitvoeren. Dit bestaat al.

Â

Wat vind jij?

1.11 De druk op zorg in de samenleving wordt steeds groter

In de zorg kenmerkt de huidige tijd zich door twee belangrijke ontwikke-lingen:

ƒ We hebben niet genoeg ‘handen’ om de zorg te kunnen blijven uitvoeren;

ƒ We hebben niet voldoende geld om de huidige systematiek van wonen, zorg en welzijn te kunnen continueren.

De druk wordt dus steeds groter en dat brengt het gevaar met zich mee dat er te snel een beroep gedaan wordt op zorgvrijwilligers.

Van de andere kant zou je kunnen stellen dat (lang) niet altijd gebruik gemaakt wordt van onbenutte zorgkracht, die er in de samenleving aan wezig is.

De gehele informele zorg is toe aan een emancipatieproces, waarmee ze een vernieuwend krachtig compartiment wordt, liggend tussen de zelfzorg en de inzet van professionals.

Stelling: een voor de hand liggende manier, maar maatschappelijk ook een wenselijke manier om antwoord te kunnen geven aan de toenemende druk in ons stelsel van wonen, zorg en welzijn, is de massale versterking van het informele compartiment in wonen, zorg en welzijn. Het biedt meer ‘handen’

om de noodzakelijke zorg te kunnen blijven aanbieden, het levert niet direct kostenverhoging op en het is gericht op samenwerking om met elkaar goede zorg te krijgen.

- Meer vanuit de behoefte

- Meer maatwerk en minder bureaucratie

Hoofdstuk 2

Stilstaan bij de motieven en