• No results found

Een verschuiving in de bedoeling bekeken vanuit het BLIM-model

Van zorgen voor naar zorgen dat…

4.1 Een verschuiving in de bedoeling bekeken vanuit het BLIM-model

Als zorgprofessional ben je in eerste instantie gericht op de cliënt, maar meer en meer wordt je gevraagd om vanuit deze professionele rol als zorgverlener naar andere rollen te schakelen, zoals communicator, casemanager, orga-nisator, kwaliteitsbevorderaar of regisseur. Het betekent nogal wat om als zorgverlener ineens te midden van alle andere rollen in het speelveld van de cliënt en zijn zorgsysteem te kunnen schakelen en regie te nemen, zelf te stu-ren, informatie te geven en reflectieve en onderzoekende vragen te stellen aan mantelzorgers, vrijwilligers en anderen in het zorgnetwerk.

Het vraagt een verschuiving van zorgen voor naar zorgen dat… Wat betekent deze verschuiving nu eigenlijk en wat vraagt dit van jou?

Deze verschuiving vraagt allereerst van je om niet alleen met zorgvragen be-zig te zijn, maar ook samen te werken met mensen uit de thuissituatie van de cliënt: mantelzorgers, familieleden, buren, kennissen, vrijwilligers. Samen zorgen jullie dat de cliënt zo lang mogelijk thuis kan blijven in zijn dagelijkse situatie. Dit vraagt iets van jou als professional en dit vraagt iets van de thuis-situatie. Je wordt een soort casemanager van de cliënt, naast zijn naasten.

Naast de zorg voor de cliënt krijg je er belangrijke taken bij: samenwerken, contact maken, overleggen, onderhandelen, samen zoeken. Dat is nogal wat.

Het is van belang voor de cliënt en voor zijn netwerk dat dit netwerk zo goed mogelijk functioneert. Het vraagt van jou als professional dat je snel kunt schakelen in allerlei verschillende situaties.

Daarnaast wordt aan je gevraagd om het gesprek met mantelzorgers aan te gaan. Zorgen ze goed voor zichzelf? Dit vraagt om kennis over mantelzorg-situaties. We gaan daar in bijeenkomst 5 op in. In deze bijeenkomst nemen we je eerst mee in de vraag wat deze verandering van zorgen voor naar

zor-gen dat… betekent voor de organisatie, voor jouw rol als professional en voor jou persoonlijk.

We zullen dit uitleggen aan de hand van het BLIM-model (Gerards en Lub-berding, 1993, De Leeuw, 1999, De Leeuw en Van de Kop, 2012). Dit model kan je helpen inzicht te krijgen in de samenhang tussen de verschillende facto-ren die in elke organisatie een rol spelen.

Figuur 4.1 BLIM­model: de samenhang tussen de vier bestaansvoorwaarden in een organisatie

BLIM staat voor Bestaansrecht, Leefbaarheid, Inrichting en Management (zie figuur 4.1). Deze vier factoren zijn de basis van een organisatie en wor-den gezien als de vier bestaansvoorwaarwor-den van een organisatie. Er bestaat een samenhang tussen deze vier factoren: als er één verandert, veranderen ook de andere drie. We lichten de verschillende factoren een voor een toe.

1 Bestaansrecht

Een zorgorganisatie heeft als bestaansrecht zorg verlenen aan de cliënt. Er wordt zorg (een dienst) verleend in ruil voor een geldbedrag, betaald door gemeenten, zorgverzekeraar of zorgkantoor. Het bestaansrecht van een zorgorganisatie start in de meeste gevallen vanuit deze bedoeling. De bedoe-ling heeft verschillende elementen in zich: een aanleiding in de samenleving of drijfveren vanuit de directie.

Bij een zorgorganisatie is de bedoeling sinds 2018 gericht op het verbeteren of behouden van de gezondheid van de cliënt. Als dat echter niet haalbaar is, verandert die bedoeling in het ondersteunen bij het verlies van gezondheid of begeleiding in de laatste levensfase.

Gemeenten leveren sinds 2015 zorg aan de inwoners, zodat deze hulp en onder steuning krijgen om zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen en deel te kunnen blijven nemen aan de samenleving.

Iedere organisatie heeft een eigen visie op hoe de zorgverlening verleend moet worden en levert deze vervolgens volgens een bepaalde route.

Om het geheel werkbaar en betaalbaar te houden wordt naast deze zorg-verlening steeds vaker ook een beroep gedaan op het thuisnetwerk rondom de cliënt. De bedoeling verandert dus van zorgen voor de cliënt, naar zorgen dat … de cliënt zorg krijgt.

Â

Is jouw organisatie aanbodgericht of vraaggericht?

In de zorgdienstverlening zijn er bijna altijd twee soorten klanten. Ten eer-ste is er degene die de primaire zorg ontvangt, de cliënt die zorg nodig heeft.

Daarnaast is er ook degene die de zorg bekostigt: de gemeente, de zorgver-zekeraar en het zorgkantoor. Hierdoor staan organisaties soms voor een dilemma. Degene die bekostigt bepaalt vaak de regels, terwijl degene die de hulp nodig heeft soms andere behoeften heeft. Deze passen niet altijd bij el-kaar. De organisatie moet hiermee dealen. Het vraagt van de organisatie een duidelijke visie. Je hebt als professional de juiste informatie nodig, zodat je weet hoe je je hierin kunt bewegen en hoe je ook de cliënt mee kan nemen als je nee moet aangeven op zijn behoeften, terwijl je zelf graag ja zou willen zeggen.

Â

Is jouw organisatie gericht op de bedoeling van de cliënt en zijn thuissysteem of op de vraag van het zorgkantoor? Of op beide?

2 Leefbaarheid

De leefbaarheid in een organisatie wordt bepaald door mensen. Straal je als professional energie uit? Geef je energie? Ben je gemotiveerd om een goede zorgverlening in te vullen ten behoeve van de cliënt? En ben je gemotiveerd om met elkaar samen te werken ten behoeve van een goede zorgverlening?

Leefbaarheid gaat over uitwisseling: een faire balans tussen nemen en ge-ven. Wat geeft de organisatie en wat neem (ontvang) je als professional? Het geven kan in materiële zaken (geld, goederen) uitgedrukt worden en in im-materiële zaken (contact, waardering). De leefbaarheid geldt voor de gehele organisatie, voor teams, voor de leiding en voor de individuele professional.

Leefbaarheid is een belevingsfactor. We gebruiken liever het woord energie.

Wat geeft energie en wat kost energie? Dit is gemakkelijker waar te nemen en te meten.

Leefbaarheid gaat ook over (het gevoel van) eigenaarschap. Ben je als zorg-professional vooral een uitvoerder van taken, of ben je gericht op de cliënt, de cliëntwensen en -behoeften? Hoeveel ruimte is er, of neem jij, om je per-soonlijke leiderschap in te vullen? Vallen jouw bedoeling en die van de orga-nisatie samen? In hoeverre word je blij van de verandering van zorgen voor naar zorgen dat …? Of maakt het je juist niet blij of zorgelijk ?

3 Inrichting

Om de zorgverlening uit te kunnen voeren, zijn materiële en intellectuele middelen (kennis en competenties) nodig. Daartussen is afstemming nodig met behulp van regels en procedures. Het is belangrijk voor professionals dat ze een duidelijke plek hebben en ergens bij horen. Zonder regels en pro-cedures zou iedere professional zijn eigen gang kunnen gaan en zou er chaos en onrust ontstaan. Duidelijkheid over bevoegdheden en verantwoordelijk-heden maakt dat ieder weet waar hij aan toe is. Zonder materiële middelen kunnen professionals de zorgverlening niet naar behoren uitvoeren. De in-richting is dus een noodzakelijke voorwaarde voor een goede zorgverlening aan de cliënt (bestaansrecht). De basis moet op orde zijn.

Het is wel van belang dat de inrichting volgend is aan het bestaansrecht, de bedoeling en de leefbaarheid en niet leidend wordt gemaakt. Regels en pro-cedures veroorzaken regelmatig spanning, vooral als ze niet ondersteunend zijn aan de bedoeling en de leefbaarheid.

Tevens is er een continue spanning tussen inrichting en leefbaarheid. Dit komt door het gegeven dat mensen een onderdeel zijn van de middelen (func-ties, rollen) binnen de inrichting.

De competenties en kennis die gevraagd worden binnen de functies en rol-len zijn eenduidig aan te geven, maar de manier waarop je hier vervolgens als professional (vanuit eigen denken, voelen, waarden en behoeften) mee omgaat, is verschillend. Dit maakt het binnen de inrichting boeiend en lastig te vatten. Iedere professional is uniek, heeft een eigen manier van denken, dromen en wensen. DE mens is niet in een hokje in te delen! Jij bent uniek! Jij maakt het verschil. Jij hebt invloed op de basis. Zeker nu van je gevraagd wordt om mee te denken en vraaggericht te denken en te handelen, speelt dit meer dan ooit en geeft het ook meer spanning dan ooit. Het vraagt van je als zorg-professional om voortdurend stil te staan bij het waarom van je handelen.

Wat maakt dat je het zo doet en niet anders?

Vanuit welke rol handel je? Vanuit welke rol stem je je af op de cliënt of bur-ger? Vanuit zorgverlener, communicator, reflectieve professional, gezond-heidsbevorderaar, organisator, kwaliteitsbevorderaar, casemanager, regis-seur? Kun je aan collega’s en aan je leiding uitleg geven over het waarom van je handelen? Zelfreflectie is hierin heel belangrijk geworden. Het vraagt om je er voortdurend bewust van te zijn wat je doet, wat je voelt, wat je denkt en

4 Management (sturing) is meer en meer MIJZELF als middelpunt in het