• No results found

4 Methode en technieken 4.1 Tijdstip van bemonsteren

4.3 Laboratorium analyses

Nadat de bodemdiermonsters en sedimentmonster van het strand en de vooroever zijn verzameld zijn ze overgebracht naar het laboratorium.

4.3.1 Bodemdieren

De bodemdiermonsters zijn eerst uitgezocht waarna alle organismen zoveel mogelijk tot op soortsniveau zijn gedetermineerd en tot slot is de biomassa bepaald. Voor het uitzoeken zijn de monsters eerst gekleurd met Bengaals rose waarna de monsters grondig zijn gespoeld om zoveel mogelijk van de fixatievloeistof te verwijderen, waarmee de monsters in het veld waren gefixeerd. Vervolgens zijn de monsters uitgezocht en zijn de organismen samengevoegd naar hogere taxonomisch niveaus.

Het determineren van de organismen is gebeurd met behulp van een binoculaire microscoop en de meest recente determinatieliteratuur. Voor nomenclatuur is de TWN-lijst en indien deze geen uitsluitsel geeft, het World Register of Marine Species (WoRMS) (http://www.marinespecies.org) gevolgd.

De biomassa, in asvrij drooggewicht, is via conversie bepaald. Dit is overeenstemming met de methode gehanteerd voor de MWTL benthosbemonsteringen van Rijkswaterstaat (Templeman & J.T. van der Wal et al. 2009). Afhankelijk van de taxonomische groep wordt een andere methode gebruikt. Voor verschillende organismen zijn de volgende methoden toegepast:

Voor Polychaeta is het natgewicht bepaald door alle polychaeten per soort te wegen. De individuen zijn op absorberend papier voorzichtig gedroogd, tot er geen oppervlaktevocht meer aanwezig was (Worsfold & Hall 2010). De drooggedepte organismen zijn vervolgens voorzichtig in een aluminium kroesje (kleine organismen) of een porseleinen kroesje (grotere organismen) geplaatst en gewogen tot op 0.0001 gram nauwkeurig. Met behulp van bestaande conversiefactoren is het natgewicht omgerekend naar asvrij drooggewicht (Rumohr & Brey et al. 1987, Ricciardi & Bourget 1998).

Voor Bivalvia en Echinodermata is de biomassa bepaald door omrekening van de lengte- gegevens via een vaste conversie op basis van literatuur of bepaald aan de hand van de werkelijke gegevens (Templeman & J.T. van der Wal et al. 2009). Hiervoor is indien mogelijk de lengte en breedte gemeten tot op 0,01 mm nauwkeurig. Bij Ophiura sp. Is de diameter van de discus gemeten tot op 0,01 mm nauwkeurig.

Voor Crustacea is gewerkt met een vaste, soorts specifieke toegekende biomassawaarde (Templeman & J.T. van der Wal et al. 2009).

Voor heremietkreeften is de biomassa berekend aan de hand van de schaarhoogte (Reiss & Neumann et al. 2005)

4.3.2 Sediment

De sedimentmonsters zijn donker en koel bewaard en bij aankomst in het laboratorium ingevroren op -16 °C tot analyse. De sedimentmonsters van het strand zijn niet ingevroren of gekoeld en daarom is hiervoor geen organisch stof bepaling uitgevoerd. In Tabel 4.4 is aangegeven hoeveel monsters er per gebied zijn geanalyseerd.

Tabel 4.4 Overzicht beschikbare monsters voor sedimentanalyse

Datum AW AI AU SR Opmerkingen

Strand

Sept 2010 (t0) - 12 7 8 AW: geen monstername

Juli 2011 (t0) 12 14 14 13

Nov 2011 (t1) 13 14 - 13 AU: geen monstername

Maart 2012 (t2) 21 20 - 19 Geen sediment analyseAU: geen monstername

Juni 2012 (t3) 21 21 - 21 Geen sediment analyseAU: geen monstername

Sept 2012 (t4) 14 14 14 10 Ook organisch stof gehalte bepaald

Vooroever

Sept 2010 (t0) - 19 20 13

Sept 2011 (t1) - 30 29 30

Sept 2012 (t2) - 33 31 7

Voor de analyse van de sedimentmonsters is een vooronderzoek uitgevoerd naar de te volgen methodiek om de continuïteit en vergelijkbaarheid met de t0 studie uit 2010 het beste te kunnen

garanderen (Verduin & Leewis et al. 2012). De sedimentanalyses zijn uitgevoerd door het Laboratorium voor sedimentanalyse van de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen van de Vrije

Universiteit in Amsterdam. Dit laboratorium heeft ook bij de t0 studie van 2010 de sedimentanalyses

uitgevoerd.

Monstervoorbereiding

Voorafgaand aan de sedimentanalyses wordt gecontroleerd of er grove delen (> 2 mm) in het monster aanwezig zijn. Wanneer dit het geval is, moet ook de schelpfractie van het monster bepaald worden. Op twee momenten kan er tijdens de monstervoorbereiding worden besloten tot een dergelijke analyse.

1 Tijdens de voorbehandeling voor de korrelgrootte bepaling, wordt het monster over een 2 mm zeef gespoeld. Wanneer er materiaal achterblijft op de zeef is het van belang om deze fractie ten opzichte van het gehele monster te bepalen. Dit wordt bepaald met niet-voorbehandeld monstermateriaal.

2 Een tweede controlestap wordt gedaan bij de bepaling van het organisch stof. Wanneer er, voorafgaand aan het malen van de monsters tot een maximale korrelgrootte van ca. 1 mm, grof materiaal (> 2 mm) wordt aangetroffen, wordt de analyse van de schelpfractie (> 2 mm) ingezet.

Wanneer er geen grof materiaal aanwezig is, kan direct worden aangevangen met de monstervoorbereiding voor de bepaling van de korrelgrootteverdeling en het organinsch stof gehalte. Deze behandelingen worden hieronder uitgelegd.

Korrelgrootteverdeling

Ter voorbehandeling van deze analyse zijn het organisch materiaal en de carbonaten verwijderd. De monsters zijn voorbehandeld met 15% H2O2 en 0,5% HCl. Na het uitwassen van de opgeloste ionen

worden de monsters gesuspendeerd in Na4P2O7 ×10 H2O 1%. De korrelgrootteverdeling is bepaald

met behulp van laserdiffractie. Het gemeten bereik van de Laser Diffractie Analyzer (Helos KR van Sympatec) is 0,1 m tot 2000 m, met een drie lenzensysteem met ieder 31 sensoren. Uit 93 meetpunten wordt de korrelgrootteverdeling berekend volgens de onderstaande Wentworth- verdeling.

Tabel 4.5 Wentworth verdeling

klasse Afmeting [µm]

Klei < 8

Silt 8 - 63

Zand 63 – 2000

Zeer fijn zand 63 – 125 Fijn zand 125 – 250 Medium zand 250 – 500 Grof zand 500 – 1000 Zeer grof zand 1000 – 2000

Grind / Schelp > 2000

Wanneer er bij de monstervoorbereiding grof materiaal (> 2 mm) is waargenomen, is een analyse van de (schelpen)fractie noodzakelijk. Voor deze analyse worden monsters gedurende 24 uur gedroogd bij 70 °C en gewogen. De totale fractie is bepaald door middel van natzeven over een gecertificeerde zeef van 2,0 mm. Na drogen wordt de grove fractie gewogen en wordt de fractie >2 mm als percentage over het totale monster berekend.

Organisch stof

Als voorbehandeling zijn de monsters voorgedroogd bij 60°C en daarna met de hand gemalen tot een maximale korrelgrootte van ca. 1 mm. De analyse van het organisch stof gehalte is uitgevoerd met behulp van Thermo Gravimetrische Analyse (TGA). Voor deze analyse is 1 tot 2 gram van het monster

gedroogd en gemalen. Voor de analyse is de TGA 701 van Leco gebruikt. Dit apparaat is programmeerbaar in maximaal 6 stappen van 25°C tot 1000°C. Uit de gloeiverliescurve is het percentage droogstof organisch gehalte uit het traject van 105-550°C berekend.

4.4 Databewerkingen