• No results found

4. Resultaten

4.1 Kwantitatieve resultaten

Oorspronkelijk participeerden er 93 leerlingen, 48 meisjes en 45 jongens, in dit onderzoek. Echter bleken er in totaal over de drie meetmomenten 24 vragenlijsten (SDQ + PBS-vragenlijst) onjuist of niet te zijn ingevuld. Hierbij ging het om leerlingen die bijvoorbeeld een van de meetmoment hadden gemist. In totaal ging het om 11 jongens en 13 meisjes waarvan de vragenlijsten van de drie meetmomenten niet compleet waren. De gegevens van deze leerlingen werden niet meegenomen in de verdere dataverwerking. In de methodesectie zijn daarom ook alleen de gegevens vermeld van de deelnemers die wel gebruikt zijn in de verdere dataverwerking.

4.1.1 Strengths and Difficulties Questionnaire.

Voor alle meetmomenten werden de gemiddelde scores op iedere schaal van de SDQ en de bijbehorende standaardafwijking berekend, zie Tabel 5. Allereerst is gekeken naar de hoogte van de gemiddelde scores en daaruit blijkt dat alle scores binnen de normale range. Dat betekent dat deze scores niet als problematisch gezien hoeven te worden, gezien het feit

36 dat dit volgens verwachting is voor kinderen van deze leeftijd. De leerlingen scoren hoog op prosociaal gedrag, dus ze gedragen zich op een positieve manier naar elkaar. Op de schaal gedragsproblemen wordt er door de leerlingen laag gescoord. Er is dus geen sprake van gedragsproblematiek die heftig en ongewoon is voor kinderen van deze leeftijd. De scores op de schalen emotionele problemen, hyperactiviteit en problemen met leeftijdsgenoten vallen in het midden van de normale range. Daarmee zijn deze scores dus te verwachten voor deze leeftijdsgroep.

Tabel 5

Gemiddelde scores op de schalen van de SDQ en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) op de verschillende meetmomenten voor (M1) en tijdens (M2 en M3) de toepassing van PBS door de Admiraal de Ruyterschool

Schaal M1 M2 M3 Effect M2 Effect M3

Prosociaal gedrag 8,6 (1,5) 8,5 (1,7) 8,4 (1,7) - 0,1 - 0,2 Gedragsproblemen 1,5 (1,7) 1,6 (1,9) 1,6 (2,0) + 0,1 + 0,1 Hyperactiviteit 3,7 (2,6) 4,1 (2,7) 3,7 (2,7) + 0,4* 0,0 Problemen met leeftijdsgenoten

Emotionele problemen 2,6 (1,9) 2,7 (2,3) 2,6 (2,1) 2,2 (2,0) 2,3 (1,9) 2,3 (2,2) 0,0 - 0,5* - 0,3 - 0,4 SDQ-totaalscore 10,4(5,7) 10,5(6,2) 9,9 (6,5) + 0,1 - 0,5

Noot. M1 = meetmoment 1, Effect M2 = M2 – M1, Effect M3 = M3 – M1.

Een Paired Samples T-test is uitgevoerd om de gemiddeldes van de schalen op meetmoment 2 (M2) en meetmoment 3 (M3) te vergelijken met het gemiddelde op de bijbehorende schaal op meetmoment 1 (M1). Oftewel: met behulp van de statistische analyse werd nagegaan of er verschillen waren tussen de gemiddelde scores op de subschalen op de verschillende meetmomenten en of deze verschillen berusten op toeval of door PBS veroorzaakt worden. Er werd een significant verschil (effect) gevonden op de schaal

37 hyperactiviteit tussen meetmoment 1 (M = 3,7, SD = 2,6) en meetmoment 2 (M = 4,1, SD = 2,7); t(68) = -1,87, p < 0,100. Dit betekent dat de leerlingen, ondanks dat de score binnen de normale range valt, meer hyperactief gedrag vertoonden op meetmoment 2 dan op meetmoment 1. Er werd ook een significant verschil (effect) gevonden op de schaal emotionele problemen tussen meetmoment 1 (M = 2,7, SD = 2,3) en meetmoment 2 (M = 2,2, SD = 2,0); t(68) = 1,87, p < 0,100. Dit houdt in dat er meer emotionele problemen waren bij leerlingen op meetmoment 2 dan op meetmoment 1, maar hierbij vallen de scores op beide meetmomenten dus nog binnen de range van een normale score voor kinderen van deze leeftijd. Op de andere schalen werd geen significant verschil gevonden, dus er heeft geen verandering plaatsgevonden op die punten sinds de invoering van PBS. Ook werd op de schalen hyperactiviteit en emotionele problemen geen significant verschil gevonden tussen meetmoment 1 en 3. Opvallend is dat er dus ook geen significante verschillen werden gevonden op de schaal prosociaal gedrag tussen meetmoment 1 en 2; t(68) = 0,69, p = 0,490 en ook niet tussen meetmoment 1 en 3; t(65) = 0,67, p = 0,506. Dit betekent dat de toepassing van PBS geen significant effect had op het prosociale gedrag van de leerlingen.

4.1.2 PBS-vragenlijst

Voor alle meetmomenten werden de gemiddelde scores op ieder item van de PBS- vragenlijst en de bijbehorende standaardafwijking berekend, zie Tabel 6. De scores van de leerlingen vallen allemaal tussen de waardering ‘een beetje waar’ en ‘waar’. Stellingen waar de leerlingen een positief oordeel (tussen 1,5 en 2, waarbij 2 staat voor waar) over geven zijn: stelling 3, 4, 5 en 6. Deze stellingen gaan over omgang, elkaar helpen, erbij horen en de sfeer op school. De leerlingen beoordelen de andere stellingen iets minder hoog (tussen 1 en 1,5, waarbij 1 staat voor een beetje waar). Hierbij gaat het om de volgende punten: afspraken,

38 respect, uitlachen, ruzie en pesten. Hoe lager de beoordeling bij stelling 8, 9 en 10, hoe positiever de leerlingen daarover zijn. Bij de andere stellingen is het andersom.

Tabel 6

Gemiddelde scores op de items en de totaalscore van de PBS-vragenlijst en Standaarddeviaties

(tussen Haakjes) op de verschillende meetmomenten voor (M1) en tijdens (M2 en M3) de toepassing van PBS door de Admiraal de Ruyterschool

Item M1 M2 M3 Effect M2 Effect M3

1. In de klas zijn duidelijke afspraken

gemaakt, zodat ik goed kan werken. 1,4 (0,7) 1,5 (0,7) 1,4 (0,7) + 0,1 0,0 2. De kinderen in deze klas houden

zich aan de afspraken.

1,2 (0,5) 1,1 (0,5) 1,1 (0,4) - 0,1* - 0,1*

3. In deze klas praten we over hoe je

met elkaar om moet gaan. 1,6 (0,6) 1,7 (0,6) 1,6 (0,6) + 0,1 0,0 4. Kinderen in onze klas helpen elkaar

vaak. 1,6 (0,6) 1,6 (0,5) 1,6 (0,5) 0,0 0,0 5. Ik voel dat ik bij deze groep hoor (ik

heb veel vrienden en vriendinnen).

1,7 (0,5) 1,7 (0,6) 1,8 (0,6) 0,0 + 0,1

6. De sfeer tussen de leerlingen is prettig.

1,5 (0,6) 1,6 (0,6) 1,6 (0,5) + 0,1 +0,1

7. In deze klas gaan kinderen respectvol met elkaar om.

1,4 (0,7) 1,3 (0,5) 1,4 (0,6) - 0,1 0,0

8. In deze klas word je uitgelachen als je een verkeerde vraag stelt of antwoord geeft.

1,4 (0,7) 1,3 (0,6) 1,3 (0,6) - 0,1 - 0,1

9. De kinderen in onze klas maken

veel ruzie met elkaar. 1,1 (0,7) 1,2 (0,7) 1,3 (0,7) +0,1 +0,2 10. In deze klas worden kinderen

gepest. 1,5 (0,7) 1,5 (0,6) 1,5 (0,7) 0,0 0,0

Totaalscore PBS-sfeerbeleving 14,4(3,4) 14,5(2,9) 14,5(3,1) + 0,1 + 0,1

Een Paired Samples T-test is uitgevoerd om de gemiddeldes van de items op meetmoment 2 (M2) en meetmoment 3 (M3) te vergelijken met het gemiddelde op het bijbehorende item op meetmoment 1 (M1). Met andere woorden: met behulp van de statistische analyse werd nagegaan of er verschillen waren tussen de gemiddelde scores op de verschillende meetmomenten en of deze verschillen berusten op toeval of niet. Er werd een

39 significant verschil (effect) gevonden bij item 2 ‘De kinderen in deze klas houden zich aan de

afspraken.’ tussen meetmoment 1 (M = 1,2, SD = 0,5) en meetmoment 2 (M = 1,1, SD = 0,5);

t(68) = 1,69, p < 0,100. Er werd ook een significant verschil gevonden bij item 2 (zie boven) tussen meetmoment 1 (M = 1,2, SD = 0,5) en meetmoment 3 (M = 1,1, SD = 0,4); t(68 = 1,73, p < 0,100. Dit betekent dat de leerlingen zowel op meetmoment 2 als op meetmoment 3 vinden dat hun klasgenoten zich minder goed aan de afspraken houden dan op meetmoment 1, alhoewel dit verschil heel klein is. Dit is een opvallend effect, omdat er juist hard aan die afspraken gewerkt werd op school. Op de andere schalen werden geen significant verschillen gevonden, dus er heeft geen verandering plaatsgevonden op die punten sinds de invoering van PBS. Opvallend is dat er ook geen significante verschillen worden gevonden op de schaal PBS-sfeerbeleving (totaalscore) tussen meetmoment 1 en 2; t(68) = -0,37, p = 0,716 en ook niet tussen meetmoment 1 en 3; t(65) = -0,36, p = 0,724. Dit betekent dat de toepassing van PBS geen significant effect had op de beleving van de schoolsfeer door de leerlingen.